"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview thriller: De Ripper connectie

Zaterdag, 10 februari, 2024

Geschreven door: Gerrit Barendrecht
Artikel door: Roelant de By

Roelant de By in gesprek met thrillerauteur Gerrit Barendrecht

Gerrit Barendrecht: “Ik kan niet genoeg benadrukken hoe fantastisch de 19de eeuw is om te bestuderen en om daar je verhaal in te situeren.”

Gerrit Barendrecht is de auteur die afgelopen jaar maar liefst twee belangrijke thriller prijzen in ontvangst mocht nemen voor zijn laatste boek, De Ripper Connectie: de Hebban thrillerprijs en de Hermes thriller prijs. De Ripper Connectie is het derde deel van een serie boeken die zich afspelen in Amsterdam in het jaar 1889, met als vaste hoofdpersonages de politieman Julius Katz en de journaliste Ida de Morsain. Toen ik De Ripper Connectie had gelezen, was ik daar zó enthousiast over dat ik daarna meteen de andere twee delen ben gaan lezen (De Parijse Connectie en De Russische Connectie). Alle drie zijn het bijzonder goede boeken waar, na het lezen ervan, het bijna onmogelijk is om niet een beetje verliefd op de hoofdpersonages te worden.

We spreken elkaar in restaurant De Witte Bergen in Eemnes, op een steenworp afstand van de dagelijkse werkplek van de auteur.

Gerrit, je werkt hier vlak bij, in de Talpa studio’s waar De Gouden Kooi en Koffietijd op zijn genomen. Waar kom je vandaan en hoe kwam je in de Televisie wereld terecht?

Het Weer Magazine

“Ik ben geboren in de bollenstreek uit een doorsnee jaren ’70 gezin, als oudste van drie, één broer, één zus. Ik heb de Kunstacademie gedaan in Den Haag. Ik ben toen videokunstenaar geworden. Dat ging best redelijk. Nog een mooie prijs gewonnen daarmee.  Maar je bent drie kwart van de tijd bezig om aanvragen voor subsidie te doen, terwijl je leeft op de armoedegrens. Dat was het toch niet helemaal. Op een gegeven moment kreeg ik een aanbod om een dagje mee te lopen bij de televisie, bij John de Mol. Dat ging goed en ik mocht terugkomen. Dat is zo’n 25 jaar geleden en ik zit er nog steeds. De laatste 10 jaar bij Talpa. Ik maak nu Lang leve de Liefde.”

Wanneer ben je begonnen met schrijven?

“Dat is ook zo’n tien jaar geleden. Mijn eerste boek was een klassieke avonturenroman, De Reis van de Gazelle. Dat was ook leuk, maar ik had heel veel zin om in die vorige eeuw te duiken. Dat had nog niemand gedaan! Dat wou ik gaan doen.  Er worden elk jaar zoveel boeken uitgebracht. Het is heel moeilijk om daaruit boven te komen drijven. Ik heb het geluk gehad dat ik in de smaak viel bij de boekenrecensent van het Parool. Die redacteur gaf onmiddellijk toe dat hij mijn boek uit de enorme stapel op zijn bureau gepakt had omdat het zich in Amsterdam afspeelde en het Parool een Amsterdamse krant is. Toen hij het gelezen had, schreef hij daar heel positief over. Je hebt af en toe gewoon geluk nodig. Alleen een goed boek schrijven, is niet genoeg.”

Met jouw boeken ben je inderdaad een bepaalde niche binnen gedoken. Een politieroman die zich afspeelt in 1889. Een prachtig tijdsbeeld zet je neer met als rode draad een misdaadverhaal. Heel erg boeiend.

“Met name het tijdsgewricht, eind 19e eeuw, vind ik heel spannend. En bovendien, er bestond nog geen politieroman die zich in die tijd afspeelde. Wel literatuur natuurlijk, maar geen politie. Ik vond dat wel interessant. Wie weet nou hoe dat in die tijd in elkaar stak? Er veranderde ontzettend veel aan het eind van de 19e eeuw. Het wordt ook wel de geboorte van de moderne tijd genoemd.

De industriële revolutie.

“Zeker, en die bereikte Nederland ook. Maar eigenlijk alles stond op losse schroeven. Breder gezien werd het geloof in de Heer ingeruild voor het geloof in de techniek, in de maakbaarheid. De mensen hadden zoveel vertrouwen in de techniek dat ze daar ook heel veel van verwachtten. Alles zou beter en mooier worden. Totaal niet hoe we tegenwoordig naar techniek kijken. Neem AI [artificiële intelligentie/rdb] bijvoorbeeld. Dat wordt eerder met wantrouwen bekeken dan toegejuichd. Maar goed, halverwege de 19e eeuw veranderde ook de politieorganisatie. De veldwachters, koddebeiers en lantaarndovers maakten plaats voor een politieapparaat naar Engels voorbeeld.”

Wat me zo opvalt in jouw boeken in het weinige ontzag dat de bevolking voor de politiemensen heeft.

“Helemaal niet, dat was een enorm probleem. Dat kwam ook door hun voorgangers. Dat waren meestal alcoholisten. [lachend] Ik wil ze niet allemaal zo neerzetten, maar het waren geen professionele politiemensen. De vijver waaruit de nieuwe politiemensen gerekruteerd werden, was het leger. Je zocht mensen die getraind waren en die enigszins gedisciplineerd waren en zich aan hun afspraken hielden, in plaats van die veldwachter die af en toe eens kwam opdagen. Dat had ook zijn nadelen, want je bracht ook de slechte dingen van het leger op die manier binnen. Zoals machtsvertoon en alweer alcoholisme.”

De politie in jouw boek heeft geen wapens.

“Klopt, maar je kón je als politieman wel bewapenen als je geld had. Dan kon je handboeien kopen of een wapenstok. Eventueel een mes of zelfs een pistool, maar dat was heel erg duur. Dus het bestond wel, maar als politieman moest je dat zelf kopen. Aan de andere kant werden er innovaties gedaan, als foto’s maken van het lijk, ook van bovenaf. Maar je moet wel beseffen dat moorden in die tijd zeldzaam waren. In Amsterdam werden er tussen de één en drie moorden per jaar gepleegd. Een schijntje vergeleken met de huidige tijd. Maar het was wel ruiger op straat. Er gebeurde van alles, met name prostitutie. Hele buurten waar dat welig tierde en de politie zich nauwelijks durfde te vertonen. Zoals ik in mijn boek schrijf dat wanneer je van de Prinsengracht de achterbuurt inloopt het voelt alsof je door de stad heen zakt. Er zat niks tussen. Maar in ieder geval, de nieuwe politieorganisatie werd iets beter betaald en men ging rangen en standen invoeren, zoals brigadier, inspecteur, hoofdinspecteur enzovoorts. Heel interessant om te zien hoe dat in elkaar stak. Omdat het de rest van het land achterliep met deze ontwikkeling heb ik Amsterdam als locatie van mijn boeken genomen.”

Als Amsterdammer vind ik het enig dat de locaties die je noemt mij bekend voorkomen.

“Dat is ook een voordeel. Amsterdam is natuurlijk zó bekend dat de meeste mensen wel iets weten of herkennen. [lachend] Ik spreek veel Amsterdammers die dat leuk vinden en herkennen: ‘Ja, daar woon ik’ enzovoorts. Vooral in de Jordaan wat in die tijd totale armoede was. Onvoorstelbare armoede waar nu de yuppen wonen.”

Je praat met heel veel compassie over die arme mensen die in krotten proberen te overleven. Geld dat aan een arme sloeber gegeven wordt om te besteden aan een dokter om naar zijn zieke kind te kijken, wordt direct omgezet in drank. Mensen verraden elkaar om een paar stuivers. Maar jouw hoofdpersoon bekijkt dat alles met een milde blik.

“Julius Katz is een man met veel compassie. Hij was actief geweest in de Atjeh-oorlog in Nederlands-Indië. Daar kwam hij gewond en vooral mentaal nogal aangedaan van terug. Tegenwoordig zouden we dat PTSS noemen. De verschrikkingen die hij daar meegemaakt heeft, hebben hem milder gemaakt naar mensen in de verdrukking. Mensen die nauwelijks hun gezin kunnen onderhouden, die met moeite hun hoofd boven water houden en dan nog steeds het weinige dat ze hebben delen met anderen. En als die mensen uit wanhoop de zaak verraden voor wat geld, kan hij dat begrijpen. Er waren heel veel arme mensen in die tijd die nog niet of nauwelijks van de veranderingen in die tijd konden profiteren. Want heel veel grote innovaties zijn rond die tijd begonnen. Kennis van celbiologie, het herkennen van infectieziekten. Het feit dat je je handen moest wassen als je aan kraamzorg doet. Dat klinkt niet revolutionair, maar dat was het wel. Het heeft heel veel vrouwen het leven gered.”

Sowieso is de grootste sprong van de gemiddelde levensverwachting de hygiëne geweest.

“Ja, en dat begon toen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe fantastisch die tijd is om te bestuderen en om daar je verhaal in te situeren. Ook de specifieke misdaadstromingen kwamen in die tijd op. Zoals de vrouwenhandel, waar De Parijse Connectie over gaat, met de bijhorende loverboys die de paspoorten afpakken van de vrouwen. Dat ontstond toen en is (helaas) nog steeds actueel. Het terrorisme of anarchisme door armoede ontstaan verzet wat het eigenlijk was, is ook toen ontstaan. Dat beschrijf ik in mijn boek De Russische Connectie. En nog steeds als je de actualiteit volgt over de Russen… Ze vergeten nooit iets, ever.”

Je beschrijft dat ze toen al moorden pleegden met gif. Echt de Russische manier van vermoorden.

“Ja, dat geeft een boodschap af. Ze kunnen makkelijk iemand van een afstand doodschieten, maar gif laat zien: don’t fuck with us. Het is gewoon een signaal en een stukje theater natuurlijk. Maar als het jou overkomt is dat een stuk minder. Dat gif in de punt van een paraplu is gebaseerd op iets dat echt gebeurd is. Ik zoek altijd iets dat toen trending was en wat nu nog steeds aansprekend is. In De Ripper Connectie is dat de TBS, wat doen we met geestelijk gestoorde criminelen, maar dat is geen politiek correcte term meer geloof ik.”

Niet toerekeningsvatbare criminelen.

“Ja, precies. En dat probleem hadden ze toen al. Daar is de TBS geïntroduceerd. Verandering in de geestelijke gezondheidszorg. Van opsluiten en aan een ketting gooien naar moderne inzichten en medicatie.”

Was Freud toen al in de picture?

“Ten tijde van De Ripper Connectie had hij nog maar één artikel gepubliceerd en dat ging over het medisch gebruik van cocaïne. [lachend] Daar was hij behoorlijk positief over. Maar hij moest nog echt bekend worden. De psychoanalyse bestond nog niet.”

In jouw boek laat je het een beetje in het midden of het nu echt Jack de Ripper was of niet.

“Maar hij is het wél, toch? In het begin twijfelen ze eraan of het niet een copycat is. Maar later wordt toch duidelijk dat het hem is, of niet? [lachend] Roelant, ik maak de identiteit van Jack de Ripper daar bekend. De criminologische heilige graal heb ik ontcijferd.”

[lachend] Is hij überhaupt ooit in Nederland geweest?

[aarzelend] “Die kans is vrij klein. Er is een boek dat heet The Ripper Suspects. Dat zijn alle verdachten bij elkaar gebracht. Alle mensen van wie aannemelijk zou kunnen zijn dat het Jack de Ripper zou geweest kunnen zijn. Dat zijn er 333. Best veel, waaronder Vincent van Gogh. Er is zelfs een boek over geschreven, van Gogh als moordenaar, waarin de auteur betoogt dat je in één van zijn iris’ schilderijen het gezicht kunt zien van één van zijn slachtoffers. Van Gogh is wel in London geweest maar aantoonbaar niet in de tijd dat de Ripper moorden gepleegd zijn. Ik heb heel veel gelezen over de Ripper. Er is zoveel over geschreven. Je hebt hele hordes van gepensioneerde politie-inspecteurs die alles uitpluizen over de Ripper. Die in Australië achter sporen aangaan, noem maar op. Het is een figuur die nog steeds de gemoederen in Engeland bezighoudt. Het is best een uitdaging om in een boek met een eigen kandidaat te komen. Maar ik vind het aannemelijk dat hij het is. En ik denk dat hij zo had kunnen zijn zoals hij in mijn boek is.”

Ziek, mismaakt door de syfilis.

“Geestelijk ziek en aangetast door die geslachtsziekte. Hij heeft zijn slachtoffers gruwelijk toegetakeld. In een recensie stond dat ze de verwondingen die ik beschrijf zo gruwelijk vonden, maar die heb ik letterlijk overgenomen uit het originele autopsierapport van die tijd. Ik heb niets aangedikt. Jack de Ripper is gewoon een mythe geworden. In Hilversum zit een kapper die Jack de Knipper heet. [we lachen beide hartelijk] Ik wilde graag aantonen en laten zien dat het helemaal niet zo grappig was, dat het een afgrijselijke moordenaar was. Hem werden bovennatuurlijke krachten toebedeeld. Zo groot was Whitechapel, het gebied waar hij steeds toesloeg, niet. Het was enorm druk bevolkt. Zo’n 100.000 mensen op een klein stukje. Er is met 6000 agenten naar hem gezocht en hij is niet gevonden. Terwijl hij echt zijn tijd nam om midden op straat zijn slachtoffers uit te benen. En in één geval zelfs twee op één avond, slachtoffers drie en vier. En niet gepakt. De angst van de bevolking daar was enorm groot. Er is onlangs nog een boek verschenen dat over zijn slachtoffers ging. Dat die vrouwen geen beroeps prostituees waren. De armoede was zó groot dat heel veel vrouwen zich af en toe prostitueerden om in leven te blijven.”

Jouw andere hoofdpersoon, de journaliste Ida de Morsain, heb je als een sterke vrouw neergezet, als een vrouw van deze tijd.

“Dat is een beetje een statement. Het is een sterke vrouw met een ontzettend doorzettingsvermogen. Dat ze journaliste bij een krant is geworden, kon alleen omdat ze rijk was. Ik vond dat leuk omdat ik daar meteen het standsverschil tussen de rijke erfgename en de arme politieman mee kon neerzetten. De botsingen en complicaties die dat met zich meebracht, maakten hun opbloeiende liefde niet gemakkelijk.”

Maar wel heel boeiend. Ik heb ze in mijn hart gesloten en kijk uit naar deel 4. 

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow