"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: Hij komt terug

Vrijdag, 19 april, 2024

Geschreven door: Frederik Hautain
Artikel door: Jan Stoel

Frederik Hautain: “Als je kan loslaten komt er altijd iets nieuws”

Tijdens het lezen van Hij komt terug, de debuutroman van de Vlaamse auteur Frederik Hautain verwonderde ik me steeds meer. Er moest veel meer achter dit spannende verhaal zitten. Het begint al op de vierde regel. Daar wordt het hoofdpersonage Oskar Metsiers geïntroduceerd. Meteen schiet me dan de debuutroman van Hugo Claus uit 1950, De Metsiers, te binnen. Is er een link? En vanaf die vierde regel blijf ik alert en word ik geboeid door wat Hautain in zijn verhaal verweeft. Wat is de rol van het gedicht The Birds van William Blake? Dan is er nog de vorm van het boek, een driedeling met de woorden ‘verwoesting’, ‘leegte’ en ‘oplossing’. Het heeft alles te maken met het loslaten van het verleden en het zoeken naar een nieuw begin. Kun je dat verleden echt loslaten? Is dit een roman waar loutering een rol speelt, en niet alleen bij het hoofdpersonage maar ook bij het tweede belangrijke personage Iwan, de man die op Vlieland al dertig jaar meeuwen opzet? Meeuwen – The Birds: een connectie? Het moge duidelijk zijn: Hautain heeft mijn verbeelding aan het werk gezet. En dan ga ik nadenken, opzoeken, interpreteren, mezelf vragen stellen, twijfelen. Ik legde hem een reeks vragen voor die u wellicht prikkelen om zijn werk te lezen. Dompel u onder in de wereld van Frederik Hautain.

Over de schrijver: Frederik Hautain (1983) is schrijver, dichter en scenarist. Hij is wars van hokjes en graag op diverse fronten actief. Van zijn hand verschenen eerder de graphic novels De Walvis in 2019 (met tekenwerk van Hanne Dewachter) en in 2023 Meisjes van Medusa (met tekenwerk van Lode Peeters), en de dichtbundel Sterrenwacht. Hij komt terug is zijn romandebuut. Hij studeerde Germaanse Talen aan de KU Leuven.
Inhoud Hij komt terug: De jonge statisticus Oskar Metsiers wil van de wereld verdwijnen. Meer zelfs: hij moet. Het noodlot heeft hem immers vaak genoeg getroffen. Alleen als hij alles achter zich laat, kan hij uit de klauwen van de dood blijven.
Oskar trekt naar Vlieland, een plaats los van alles, in een ander land, waar weinig mensen wonen, maar waar hij de taal nog steeds machtig is. Daar vindt hij onderdak bij Iwan, een taxidermist die gespecialiseerd is in het opzetten van meeuwen, en bouwt in de luwte een nieuw, bescheiden bestaan uit. Tien jaar lang gaat alles beter, totdat Oskar op een dag gevonden wordt door het thuisfront en de vraag krijgt terug te keren. Oskar beschouwt de uitnodiging als een kans om de banden met het verleden voorgoed door te knippen en gaat erop in. Dat had hij beter niet gedaan.
Hij komt terug is een schurende en toch ontroerende roman over onmacht, traumasporen en de onmogelijkheid om je bestaan uit te wissen. Een verhaal dat nog lang blijft nazinderen.

Je bent scenarist en auteur van graphic novels, maar hebt ook gedichten geschreven. Vanwaar de drang om een roman te gaan schrijven? En hebben de andere disciplines hun nut hierbij bewezen?

“Het idee voor de roman was er al heel wat jaren voor ik met strips en graphic novels begon, het heeft gewoon heel lang geduurd voor ik er wat mee heb gedaan. Laat ons zeggen dat het geloof dat ik een verhaal kon schrijven (grafisch of proza) wel even op zich liet wachten. Toen ik mijn eerste graphic novel, De Walvis, uit had, heb ik teruggegrepen naar het basisidee voor wat dan later Hij komt terug is geworden. Die andere disciplines hebben zeker hun nut bewezen en mijn ‘beeldend denken’ en poëtisch taalgebruik aangescherpt.”

Heaven

Een roman schrijven lijkt me namelijk veel ingewikkelder. Nadenken over de structuur, de verhaallijnen die moeten kloppen, de opbouw van de personages, het plot, een redacteur die je aan het toevoegen en schrappen zet. Maar toch de stap gewaagd? Waar ben je tegen aan gelopen?

“Dat klopt. Een scenario is sneller klaar, een gedicht nog sneller. En bij een graphic novel of strip is het toch de tekenaar die de grootste berg van het werk verzet – een scène tekenen duurt langer dan ze schrijven. Bij een roman komt alles op de schouders van de schrijver terecht en je moet doorzetten, dat is zeker waar. Eens ik in de flow van het verhaal zat, ging dat doorzetten wel goed. Uit het schrijfproces heb ik vooral geleerd: je schrijft nooit het boek dat je initieel voor ogen had, je schrijft het boek dat het verhaal wil dat je vertelt. Dat klinkt misschien gek, maar al schrijvende gaan er bepaalde deuren open en gaan er ook andere dicht, waardoor je ergens anders uitkomt dan je initieel misschien gepland had. En ook: less is more. Het manuscript was aanvankelijk nog zo’n 50 pagina’s dikker, maar ik heb echt leren schrappen en scherpstellen. Dat vond ik achteraf bekeken ook wel fijn om te doen. Meer woorden maken een verhaal niet beter, wel de juiste. Waar ik vooral ben tegenaan gelopen: de frustrerende zoektocht naar een uitgever. Tussen de tijd dat de eerste versie van het manuscript klaar was en ik het mondelinge akkoord van Vrijdag had, zat een kleine twee jaar. Dat is lang wachten.”

Waarom duurde het zolang voor je een uitgever had?

“Toen ik de eerste versie af had, had ik onderdak bij een grote Nederlandse agent. Het was toen volop coronacrisis, een naar verluidt moeilijke periode waarin uitgevers weinig risico’s namen, zeker wat debutanten betrof. De agent ving overal bot, de samenwerking liep af, en daar stond ik, vrezend dat ik het boek voor niets geschreven had. Een jaar later nam ik deel aan een kortverhalenwedstrijd en als uitloper daarvan kwam ik in contact met Uitgeverij Vrijdag. Na het lezen van het manuscript gaven ze onmiddellijk groen licht… en toen ze mijn verhaal hoorden, waren ze zeer verbaasd dat niemand van al die andere uitgeverijen het had opgepikt.”

Waar ligt de oorsprong van je verhaal, je inspiratie?

“De eerste kiem ontsproot uit de persoonlijke worsteling om het overlijden van mijn grootmoeder een plaats te geven. Ik voelde dat ik daar iets rond kon schrijven, over een personage bij wie de dood komt aankloppen in het familiesysteem en die daardoor compleet uit het lood geslagen wordt.”

Hoe ben je te werk gegaan bij de compositie van de roman? Mij vielen de driedelige vorm op en het mooie ritme tussen hoofdstukken die zich afwisselend in het ‘heden’ en het ‘verleden’ afspelen. Maar een driedeling die ook past in drie fases in het leven van Oskar Metsiers, die “zekerheden nodig heeft en bijzonderheid in kleinigheden zoekt”.

“Dat ik wilde afwisselen tussen verschillende tijdzones (voornamelijk de jonge en de oudere Oskar) wist ik al snel. Soms was dat ook handig tijdens het schrijven: wanneer ik bij de ene wat vast zat, kon ik altijd teruggrijpen naar de andere. Naarmate de roman dan verder vorm kreeg, bleek ik de structuur nog meer op punt te kunnen stellen door ook te spelen met de locatie (Oskar in Vlieland, Oskar in Vlaanderen). Het leek me ook een mooie manier om de lezer geboeid te houden. Dat is alvast toch de feedback die ik krijg: je wilt telkens weten hoe het verder gaat met de verschillende verhaallijnen, en dat nodigt uit tot verder lezen.”

In de inleiding schreef ik al dat de naam Metsiers me opviel. Een connectie met de gelijknamige roman van Hugo Claus?

“Ja, al was dat niet het plan. Oskar had eerst een andere familienaam, gelieerd aan iets uit mijn kindertijd, tot ik vaststelde dat die wel heel hard leek op die van een bestaand Nederlands auteur. Dat wilde ik niet, dus moest ik opnieuw gaan nadenken. Opeens schoot ‘Metsiers’ me te binnen, toevallig de naam van de debuutroman van Claus, en ik had vrij snel ook een mooie vondst: de familie heet Metsiers omdat ze heel goed zijn in een muur rond hun verdriet te metselen, wat Oskars grootvader hem ook ergens zegt in het boek. Toen was de zaak beklonken.”

Oskar is statisticus, gek van getallen. “Cijfers en getallen geven structuur. Standvastigheid. Uitsluitsel ook.” Hij werkt bij Statbel, het Belgische statistiekbureau (het Nederlands equivalent is het CBS, Centraal Bureau voor Statistiek) dat allerlei cijfers verzamelt, produceert en verspreidt over de Belgische economie, de samenleving en het land. Hij lijdt aan aritmomanie of teldwang, heeft een dwangmatige behoefte om te tellen. “Als getallen op een rond getal uitkomen geeft hem dat rust.” Hij draagt ook een speciale Breitling om de tijd nauwkeurig bij te houden. Je geeft dat tellen dat op allerlei plekken terugkomt niet voor niets zo’n grote rol. Welke bedoeling heb je ermee?

“Achter dat tellen zitten verschillende dingen: één, ik wilde een personage scheppen dat in minstens een aspect heel sterk contrasteerde met mezelf, omdat dat fijn is om in te duiken en jezelf uit te dagen. Ik heb zelf niets met cijfers, maar wel met taal. Bij Oskar is dat omgekeerd. Twee getallen worden op een heel geruisloze wijze Oskars manier om controle te krijgen over een wereld die plots helemaal op zijn kop wordt gezet. Zoals sommige mensen bijvoorbeeld een eetstoornis ontwikkelen ten gevolge van een traumatische gebeurtenis, slaat hij aan het tellen. Wat het voor hem extra moeilijk maakt, is dat hij aan die cijfers en getallen ook nog eens betekenis probeert toe te dichten. Dat contrasteert dan weer met de banaliteit waarop de dood in het familiesysteem huishoudt – en dan krijg je een interessant existentieel spel: hoe kan iets zo ingrijpends zo toevallig en betekenisloos zijn? Of zit er meer achter?”

Ik heb gedacht dat het grote thema van je roman loutering is. Een proces dat volgens drie fasen, de drie delen van je roman, verloopt: verwoesting (van het verleden), leegte (tot rust komen) en ontsnapping (loslaten en opnieuw beginnen). Ik zie dat proces bij zowel Oskar als Iwan. Klopt dat?

“De roman draait om de moeite die het ons allemaal kost om de dingen die we meemaken en die ons overkomen een plaats te geven en toch de draad van onze levens op te pikken. Wat voor de ene persoon beter lukt dan de andere. Sommige traumatische ervaringen laten hele diepe sporen na. Het is niet voor iedereen makkelijk om het verleden zomaar lost te laten, een plaats te geven, etc. hoe hard we dat ook proberen. Loutering speelt zeker een rol in het proces dat zowel Iwan als Oskar doormaken, maar ook niet helemaal. Maar daarvoor moet je het boek lezen.” [Lacht]

Iwan zegt op Vlieland tegen Oskar: “Wat jij voelt is niet de leegte, Oskar, maar het gewicht van het gemis. Dat moet eruit voor je verder kan. Je hebt de dingen alleen maar achter gelaten. Je bent gevlucht. Dat is helemaal iets anders dan dingen loslaten. Als je kan loslaten komt er altijd iets nieuws.” Een kernzin in je roman en een brug naar de ontknoping?

“Een belangrijk moment inderdaad, want het is dan dat Oskar zich realiseert dat hij moet stoppen met vechten en vluchten. Het is door te accepteren dat de dingen zijn zoals ze zijn dat hij in Vlieland rust kan vinden en een nieuw leven kan opbouwen. Weliswaar binnen de contouren van zijn eerder genomen beslissingen en het opgelopen trauma.”

Er zijn zo van die details die me bij het lezen opvielen. Zo vindt er een uitwisseling van stropdassen met een Tom & Jerry-print plaats. Een verwijzing naar jou graphic novel-werk? Zitten er nog meer van die details in die naar jou zelf verwijzen?

“Ik keek als kind wel graag naar Tom & Jerry tekenfilmpjes, dus toen ik iets vrolijks zocht om op die eerste das te zetten, die Oskar cadeau krijgt wanneer hij bij Statbel start, schoot Jerry me te binnen. En dat is dan een stukje dat zichzelf schrijft, want dan wordt het mooi dat hij later zelf aan zijn naaste collega zo’n das terug kan geven als bedankje. Letterlijke verwijzingen zitten er niet in. Al ben ik zelf wel opgegroeid in de jaren negentig en zijn er een aantal televisieprogramma’s die toen op de buis waren mij uiteraard heel bekend. En uiteraard denkt je brein wanneer je het huis van de grootouders moet beschrijven automatisch eerst aan hoe het huis van je eigen grootouders eruit zag. Maar daar ben ik toch zoveel mogelijk van proberen wegblijven. In hun straat stonden bijvoorbeeld helemaal geen lindebomen, noch zoveel huizen.
Ik ben wel met periodes sterk met existentialisme bezig, wat toch een belangrijke onderstroom in de roman is. Als er iets persoonlijks is waar ik mee aan de slag gegaan ben, dan is het dat.”

Kun je iets meer over dat existentialisme in je roman vertellen?

“Er zijn momenten waarop de grotere betekenis van het leven bevraagd wordt, er zijn haakjes naar de rol van religie in het leven van mensen, de banaliteit van het leven bij momenten, de rol van toeval. Dat zijn allemaal dingen waar mensen vaak – elk op hun manier – een antwoord op proberen te formuleren. En mee worstelen, want dat antwoord is nooit een sluitende waarheid.”

De cover viel me op. Een groot hert dat als een soort van fantoom verschijnt boven de zee. De ouders van Oskar komen om het leven bij een verkeersongeluk als Oskar twaalf jaar is. Ze botsen op een hert. Dat zorgt voor een trauma bij Oskar. Dat hert verschijnt op momenten dat er iets emotioneels gebeurt. Kun je daar iets over vertellen? En is het hert niet een symbool voor transformatie in je verhaal?
“Het hert doemt inderdaad bij momenten weer op wanneer Oskar iets diepgaands meemaakt. Voor mij is het geen symbool voor transformatie, maar een belichaming van zijn trauma.”

Je geeft het gedicht The Birds van William Blake een prominente plek in je roman. Waarom heb je dat gedaan?

“Dat is heel natuurlijk gekomen. Tijdens mijn research kwam Blake naar voren als een persoon die zijn eigen invulling gaf aan religie. Dat vond ik mooi aansluiten bij de leefwereld en de persoonlijke geschiedenis van Iwan. Op dat moment hadden de meeuwen al hun plek in het verhaal, dus toen ik ontdekte dat Blake een gedicht met die titel geschreven had, was dat te mooi en toevallig om niets mee te doen.”

O thou summer’s harmony
I have liv’d and mourn’d for thee
Each day I mourn along the wood,
And night hath heard my sorrows loud
(fragment uit The Birds van William Blake)

Je noemt het woord research. Ik snap dat alles wat met Vlieland te maken heeft bron van onderzoek was. Wat heb je zoal onderzocht voor je roman?

“Hoofdzakelijk Vlieland en de vogelsoorten die op het eiland voorkomen. Daar heb ik toch wel wat werk in gestoken. Ik heb ook een taxidermist ingeschakeld, die me door het hele prepareerproces van een vogel geloodst heeft, stap voor stap, om zo dat facet van Iwans wereld zo getrouw mogelijk te kunnen weergeven.”

Het motto is ontleend aan het nummer Runaway van The National. Heeft dat een speciale reden?
“Ik ben zelf een aardige fan van The National. Oskar loopt weg, vlucht, dus dat paste mooi bij de titel. En de strofe die ik eruit gepikt heb, verwijst, als je het boek leest, naar de vloedgolven waarmee het leven een mens kan overspoelen. En hoe daar dan mee om te gaan.”

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Foto’s: Bart Van der Moeren