"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: Mimosa

Dinsdag, 23 januari, 2024

Geschreven door: Mette Maria van Dijk
Artikel door: Roelant de By

Roelant de By in gesprek met… Mette Maria van Dijk

Mette Maria van Dijk: “Ik word heel erg aangetrokken door de duistere kant van de samenleving.”

Een boek dat na verschijning in september vorig jaar behoorlijk wat opzien baarde, was het debuut van de 23-jarige Mette Maria van Dijk, Mimosa. Het verhaal is grotendeels op haar eigen leven gebaseerd, maar het is geen dagboek. Het beschrijft de zielenroerselen van een jong volwassen vrouw, een zoektocht naar hoe ze haar leven wil vormgeven. Toen ik het las moest ik denken aan het debuut van de destijds 18-jarige Francoise Sagan, Bonjour Tristesse. Dat gaat ook over een jonge vrouw, die zich gevangen voelt in een toestand, in een leven dat ze eigenlijk niet wil. Ze wil het anders, maar hoe dan? Mette’s boek is zowel geprezen als verguisd, en dit laatste waarschijnlijk vanwege de expliciete seksuele inhoud of een vermeende racistische ondertoon (die ik zelf als half-Surinamer, totaal niet heb gevoeld trouwens). Kortom, spannend om een gesprek met haar te hebben. Zou ik iets kunnen doorgronden van haar beweegreden? We spreken af in een lunchroom in Amsterdam-oost. Ze is veel langer dan ik gedacht had, praat makkelijk en is heel open. Omdat ze in haar boek een boeket gele rozen met paarse bloemen van haar moeder krijgt, besluit ik om dit keer geen fles wijn mee te nemen, maar een bos gele rozen.

Die bloemen, dat kwam door jouw boek
“Wat leuk! Ik krijg nooit bloemen. Ik geef ze wel veel aan anderen of koop ze voor mijzelf, want ik ben dol op bloemen.”

In jouw boek beschrijf je dat je van je moeder bloemen krijgt
“Die moest ik toen wel zélf gaan halen. Ik hou heel erg van contrasterende kleuren. Ook in mijn schilderen kies ik daar vaak voor. Complementaire kleuren, zoals geel en paars vind ik mooi. Dat is eigenlijk ontstaan omdat ik vroeger met mijn moeder mee ging wanneer ze bloemen ging kopen en dan mocht ik de kleuren kiezen en zelf mengen.”

Schrijven Magazine

Je moeder speelt een heel belangrijke rol in jouw leven
[lachend] “Ja.”

Veel meer dan jouw vader. Over hem heb je het nauwelijks in je boek.
[aarzelend] “Ja… Dat is ook een beetje uit zelfbescherming. Omdat ik er nog niet helemaal uit was hóe ik mijn vader zou willen beschrijven. Het  ging gewoon heel erg over mijn moeder, omdat ik met haar ook heel erg die zakelijke relatie heb, over geld en huizen. Dat soort dingen bespreek ik allemaal met mijn moeder. Als kind ben ik veel met mijn vader samen geweest, want mijn moeder was heel vaak weg. Dan bracht mijn vader me naar school en kookte elke dag. Mijn vader is een beetje een nerd, daar hou ik van. Ik was een slim kind. Dan zat ik bij hem achterop bijvoorbeeld en dan ging hij me rekensommen geven. Hij wist ook alles van de Nederlandse geschiedenis. Dan ging ik hem vragen stellen en hij wist op alles een antwoord. Ik zag hem als een soort genie, een soort onuitputtelijke bron van informatie. Als kind was ik dol op mijn vader. Maar op een gegeven moment werd hij depressief en is hij weggegaan. Toen is dat een beetje stuk gegaan. Maar het gaat nu gelukkig weer heel erg goed. Hij heeft eindelijk mijn boek gelezen.”

Zijn ze uit elkaar, je ouders?
“Nee. Mijn moeder is heel sterk en heeft mijn vader min of meer gedwongen om te blijven. Want toen hij wilde scheiden, zei mijn moeder doodleuk: “Nee, dat gaan we niet doen. Je hebt drie kinderen.” Toen heeft ze eerst een huis bij ons in de buurt voor hem gekocht. Een tijdje later is hij gewoon weer thuis komen wonen. En ze hebben nu een goed huwelijk en zijn nog steeds bij elkaar [lachend] ook al woont er niemand van de kinderen meer thuis. Het gaat nu ook weer goed tussen mij en mijn vader, maar een tijdje was dat ongemakkelijk zeg maar. Maar ik denk dat de belangrijkste reden dat ik het voornamelijk over mijn moeder heb is omdat ik haar gewoon hilarisch vind. Een grappig, beetje gek mens dat voortdurend in het middelpunt staat in vreemde situaties met jonge mensen en kunstenaars. Er gebeurt altijd heel veel rondom haar.”

Je bent opgegroeid in Utrecht en bent op je zeventiende begonnen met de studie filosofie. Maar dat vond je maar suffe mensen, zeg je.
“Nou, mijn beste vriendin heb ik wel daar ontmoet. Dus niet alleen suffe mensen. Maar het is meer een soort grachtengordelelite die daar rondloopt. Kijk, mensen vinden mij heel elitair, maar dát is echt een ander niveau van elitair zijn. Dat zijn mensen die tegen elkaar praten alsof ze in de 17e eeuw leven. Als een soort fetisj. Ze zien zich als intelligentsia zoals de Russische verloederde adel. Ze hebben geen geld, maar hun ouders wel. Ze dragen versleten kleren en dragen linkse ideeën over de wereld uit, maar ondertussen denken ze niet na en begrijpen niks van de wereld.”

Dat klinkt als een toneelstuk van Tsjechov.
“Omdat ze filosofie studeren en hele gesprekken hebben over filosofen en doen alsof ze diep geroerd zijn door die gedachten, maar het tegelijkertijd nooit op zichzelf betrekken. Heel erg in abstracte termen over de wereld praten. Dat is iets wat ik niet kan. Ik betrek alles op mijzelf. Alles is persoonlijk voor mij. Ik paste daar gewoon niet tussen. Hoewel ze mij best lief vinden en ook slim, moeten ze mij niet. Ik hoor er niet bij.”

Dat spreekt ook heel erg uit je boek. Maria, jouw hoofdpersoon, hoort nergens bij.
“Nee, ze is best wel alleen.”

Ik heb geturfd hoe vaak ze aangeeft dat ze zich alleen voelt. Ik citeer:
“Ik loop voortdurend aan haar [Maria’s moeder] toe te geven dat ik eenzaam ben”;
“I simply don’t want to be alone”;
“Ik kan niet meer alleen zijn”;
“Weet je mam, ik ben best alleen”;
“Ik vervloek mijzelf om mijn passieve verlangen naar romantiek”.

“Ik ga gewoon op straat hangen als ik niks te doen heb. Ik word heel erg aangetrokken door de duistere kant van de samenleving.”

Toen het boek uitkwam, ben je zelfs bedreigd. Wat zei de politie tegen je toen je daar melding van maakte?
“Dat ik daar niet zo benauwd over hoefde te zijn. Dat zoiets makkelijk opgeschreven is, maar zelden gedaan wordt. En daar hebben ze wel gelijk in. Ik ben ook niet bang. Als ze me in elkaar willen slaan, sla ik gewoon terug. Ik heb jaren boks training gevolgd. [lachend] Dat staat ook in het boek. Na die bewuste boksschool ben ik nog naar diverse andere boksscholen gegaan. Toen er op een keer een enge man aan mijn deur stond, wat echt zo gebeurd is als ik in het boek beschrijf, heb ik actie ondernomen. Ik heb een tijdje een grote hond in huis genomen en ik heb een camera bij de buitendeur opgehangen. Dat hielp. Maar achteraf denk ik dat die enge man aan mijn deur gewoon een verwarde man was, die iemand heeft gekend die vroeger in mijn huis gewoond had. Dat had dus niets met mij te maken, maar omdat ik zo heftig bezig was met mijn promiscuïteit en midden in dat boek zat, dacht ik dat in eerste instantie wel. Toen ik dit boek eenmaal af had, was dat voor mij ook een soort van teken. Oké, dit is niet mijn leven. Dit is niet hoe ik ga leven. Ik ben daar ook helemaal niet voor gemaakt. Eigenlijk al die relaties die in het boek voorkomen, worden heel serieus voor mij.”

Maar niet voor die mannen. [we lachen beiden] Jij was heus niet de enige voor die mannen.
“Nee, zij waren ook niet de enige voor mij. Maar dat betekent niet dat ik niet van ze hield. En dat vind ik eigenlijk het heftigst van de reacties die er zijn geweest op mijn boek. In heel veel recensies in kranten schrijven die vrouwen dat ik niet om die mannen geef. Maar als je mijn boek goed leest, merk je dat ik ze echt zie, maar dat er veel onvermogen is om er iets mee te doen, omdat zij niet om mij geven. Maar dat is wezenlijk iets anders dan totale onverschilligheid, of totale verveling. Het gaat heel erg over op zoek zijn naar een echte connectie met iemand, maar dat niet kunnen materialiseren omdat je het niet durft, of dat je je schaamt voor jezelf.”

Die schaamte, waar komt die vandaan dan?
[aarzelend] “Dat had ik eerst wel beschreven in mijn boek, maar dat is eruit gehaald. Het gaat heel veel over een negatief zelfbeeld. Ik vond mijzelf altijd heel lelijk en dik. Ik dacht ook dat een man nooit echt van mij zou houden, daarom nam ik overal genoegen mee.”

Dat is toch verschrikkelijk!
[ze barst in lachen uit] “Ja… ja, maar ik ben nu drie en twintig. Waar dat boek begint ben ik twintig. Tja, ik heb dat altijd gehad. Ik ben altijd mollig geweest en heb daar altijd een hekel aan gehad. Dat is een voortdurend probleem geweest in mijn leven. Het maakte me zwak. Het maakte dat ik me onderdanig opstelde naar mensen, dat ik mijzelf verwaarloosde, dat ik mijzelf haatte. Dat ik heel erg bevestiging nodig had van mannen. Maar dat dat nooit genoeg was. Want uiteindelijk wil je dat er iemand van je houdt en dat gebeurt dan niet. Je legt jezelf onder een vergrootglas. Mijn moeder was vroeger anorectisch en heeft daar een soort van neurose over.”

Ik dacht al dat jouw moeder heel slank zou zijn.
“Ja, mijn moeder is heel dun. Ze is altijd een beetje ingevallen geweest. Van al die reizen naar Afrika kreeg ze allerlei ziekten, malaria en dergelijke. Iedereen in ons gezin is heel mager en klein, maar ik ben dik en lang. Mijn moeders kant van de familie is heel Calvinistisch. Ik ben gewoon een heel gekke combinatie van die Calvinistische inborst en een hedonistisch persoon. Ik weet niet waarom het zo is. Ik heb wel het idee dat die perversies daarmee samen hangen. Dat verdriet, dat ongezien willen zijn en tegelijkertijd graag gezien willen worden; dat voyeurisme dat er in zit om aan de ene kant wat exhibitionistisch te zijn met je lichaam, maar aan de andere kant nooit echt een relatie met iemand aan te gaan. Dat soort dingen. Volgens mij heeft het allemaal daar mee te maken.”

Waarom ging je boksen?
“Omdat ik wilde afvallen. [lachend] En het werkt ook. Ik ben er super gespierd van geworden. Vroeger haatte ik sporten uit een soort schaamte. Bij dat boksen heb ik geleerd om me helemaal aan de sport over te geven. Ik heb echt heel veel uithoudingsvermogen. Maar dat wist ik niet van mijzelf. Ik ben nu met boksen gestopt. Alleen met vrouwen is het te saai. En op een serieuze boksschool bij de mannen heb je een sfeertje van presteren. Die willen wedstrijden doen. Eerst dacht ik leuk, die vriendschappen met die stoere mannen.”

Maar die stoere mannen zijn niet allemaal even intelligent.
“Nee, zeker niet. En ze willen állemaal met je naar bed. Op een gegeven moment word je daar gek van. Want ik ben niet zo goed in ‘nee’ zeggen. Heb jij zelf een dochter?”

Jazeker, ik heb er drie.
“Wat leuk. Enne…hoe zou jij het vinden als ze zo’n boek zouden schrijven?”

Ik zou allereerst zeggen: waarom kom ik er zo weinig in voor? [we lachen beiden] Maar het is een gouden regel dat je allereerst de kritische stem in jezelf uitschakelt, wat je moeder of de buurvrouw van het boek zou denken.
“Voor mij was dat juist heel erg onderdeel ervan. Dat was eigenlijk de reden dat ik het ben gaan doen. Ik voelde juist die spanning met mijn moeder heel erg. Ik ben er een jaar lang gespannen van geweest dat mijn familie het moest gaan lezen.”

Je hebt het nooit gezegd thuis, hoe het met je ging.
[aarzelend] “Nee.”

Je nam niemand mee met Kerstmis naar huis.
“Nee. Ik heb wel een keer tegen mijn ouders gezegd dat het niet zo goed met me ging, omdat het me niet lukte om te aarden in Amsterdam. Ik heb wel vrienden, maar het voelt allemaal leeg en luchtig. Ik wil gewoon een man. Dat heb ik wel eens gezegd in een soort van eerlijke bui. Maar ik heb nooit gezegd wat voor mannen ik wél had. Ik zei steeds dat er niemand was. En dan zei mijn moeder dat het wel zou vanzelf komen. Ik moest er niet naar op zoek zijn. Wat ik in het begin van het boek schrijf over Udo, dat soort gesprekken had ik wel met mijn ouders. Dat ik niet wist hoe ik mijn leven moest leiden. Uiteindelijk hield ik me heel erg groot. Mijn ouders doen heel erg hun best om niet streng te zijn.”

Wat ik hier mis, correct me if I’m wrong, is dat jouw ouders jou nergens een grens hebben gegeven.
“Nou, er zijn heel veel grenzen bij ons. Maar meer over dingen waar je niet over wilt práten. We hebben nooit over seks gepraat, nooit. Ik ben een heel deugdzaam kind geweest, nooit veel stiekeme dingen gedaan. Ik ben heel verstandig. Maar ik heb ook verlangens, en behoefte aan erkenning en aandacht en zo. In dat opzicht waren mijn ouders héél streng. Ze best wel moralistisch, ook naar zichzelf. Ze werken heel hard, zijn begaan met de mensen om hen heen, en zijn heel begaan met de wereld. Een soort van moreel perfecte mensen, wat ze niet zijn maar ons wel altijd hebben voorgespiegeld. Omdat ze zelf niet helemaal eerlijk zijn over zichzelf hebben ze ons, hun kinderen, een onrealistisch mensbeeld voorgeschoteld. Dat had tot gevolg dat ik alles wat niet hoorde aan mijn gedrag heel erg ging verbergen. Oké, misschien geef ik teveel geld uit aan schoenen, maar verder ben ik heel erg netjes op een bepaalde manier, misschien wel té. Ik ben niet verslavingsgevoelig, alleen voor aandacht denk ik. Dat kan ik niet uitleggen, dat gebeurt gewoon, het gaat gewoon vanzelf. Je loopt over straat en je kijkt en het overkomt je.”

Maar dat is iets wat je uitstraalt. Een bepaalde openheid.
“Ja, maar dat straal ik al uit vanaf mijn veertiende. Dat zit zo diep. En het heeft ook met Afrika te maken. Als je je heel erg geknecht voelt in je sociale leven in Nederland, en je komt in contact met mensen met een zuiderlijk temperament die dat in jou herkennen, is dat heel aantrekkelijk. Surinamers lijken op Afrikanen, alleen zijn ze veel minder betrouwbaar. Ik heb geleerd om veel abstracter na te denken over mijzelf dan al die mannen die de revue passeren, want die zijn veel meer aan het overleven dan ik. Ik ben opgegroeid in rijkdom, ik heb tijd om na te denken wat de status is van dingen in mijn leven. Dat is heel bourgeois natuurlijk. Ik denk op een niveau van abstractie na dat ik niet met hen kan delen.

Uiteindelijk heeft mijn eerlijkheidsideaal zijn vorm gekregen in dat boek. En ik kan alleen maar dat boek schrijven omdat ik het grootste deel van de tijd niet eerlijk ben. Want omdat ik daardoor inzicht krijg in het leven van mensen dat ik anders niet gehad zou hebben.”

Op de Rietveld academie heb je je vooral beziggehouden met schilderen. Daar heb je ook je diploma voor gehaald. Hoe kwam je ertoe om een boek te schrijven in plaats van een schilderij?
“Een vriend van me, een filmmaker, zei dat ik een boek moest schrijven. [lachend] Toen ben ik dat gaan doen. Hij kende Mai Spijkers van uitgeverij Prometheus en stuurde mijn manuscript naar hem op. Toen ben ik met Mai gaan lunchen en was het eigenlijk vrij snel geregeld. Hij noemde mij “gedecideerd” en een “pientere dame”. Toen hij mijn boek had gelezen, was hij heel enthousiast. Als uitgever heeft hij echt een visie. Hij is niet uit op een rel of zoiets, maar wil gewoon boeken uitgeven die hij goed vindt. Zijn ambitie is een geweldige uitgever te zijn. Hij houdt heel erg van literatuur en is tegelijkertijd een goede zakenman.”

Je praat niet erg positief in je boek over de kunstacademie.
“Voor mij gaat dit boek ook over iets wat heel veel mensen niet begrijpen of beseffen, namelijk dat er echt iets aan de hand is met de universiteiten en kunstacademies. Dat het héél on-inspirerend is om te studeren in deze tijd. Want ik bedoel bij filosofie moesten we alleen maar een soort van werktuigelijke huiswerkopdrachten maken. Okay, het is filosofie, dat betekent nadenken. Maar nooit een essay schrijven of zo. En bij de kunstacademie was het zó leeg. Het ging alleen maar over politieke trend en klimaatverandering. Nooit een gesprek gehad over wat kunst is. In mijn klas kon ik het beste tekenen van iedereen, terwijl ik helemaal geen meestertalent daarin ben. Bij modeltekenen bijvoorbeeld tekenden sommigen een rondje met streepjes, en dan was dat óók goed. Het is zo modernistisch geworden dat alles kan. Ik heb ergens best een vrije opvatting over kunst en literatuur, maar er werd nooit gegraven in de essentie van het werk dat je maakte. Alles was goed genoeg voor de academie. Met die streepjes mocht je je Picasso voelen.”

In het MOMA in New York staat een serie schilderijen van hem van een stier met telkens een jaar ertussen. De eerste is zeer gedetailleerd, de tweede is dat veel minder, de derde nóg minder, en bij de vierde zie je alleen maar een vijftal strepen. Maar nog steeds onmiskenbaar dezelfde stier. De kunst van het weglaten. Picasso kon het echt.
“Met abstractie kon hij iets wezenlijks uitdrukken. Maar wat er op de academie gebeurt, is dat óf Picasso werd afgeschreven omdat hij een man was, uit een soort feministisch perspectief omdat hij vrouwenhaat in zich had en dat mag niet (wat ik sowieso belachelijk vind), óf dat niemand de moeite neemt om te willen begrijpen waarom het zo goed is, waarom dat iedereen beïnvloed heeft. Waardoor je er niks aan hebt en alleen maar geïntimideerd raakt. Bijna niemand kan zo snel de essentie pakken zoals hij dat kon. Ik heb één docent gehad waar ik heel veel aan gehad heb. Je moet kunnen tekenen alsof je op een paard zit, zei hij. In drie lijnen moet je de wereld kunnen weergeven. Daar leerde je kijken naar de dingen. Dat was de enige les waar ik echt van hield. Maar wat je verder op die academie leerde, was jezelf versieren met kunst. Maar dat is niet uit te leggen aan je ouders of tantes. Die hebben respect voor instituten en vonden het geweldig dat ik was toegelaten.”

Je hebt de kunstacademie ook afgemaakt.
“Ik wilde persé dat diploma hebben. Nu kan ik subsidie aanvragen voor een kunstproject. Of ik kan een film gaan maken. In schilderen heb ik geen zin meer. Ik wil ook doorgaan met schrijven. Mijn eerstvolgende plan is om nu een toneelstuk te maken. Wat daarna komt, zie ik wel. Ik ben jong, mijn leven ligt vóór me.”

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Het debuut van Mette Maria van Dijk heeft voor veel ophef gezorgd bij verschijning, het boek zal jongeren aanspreken vanwege het perspectief.