"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Juno en Legs

Woensdag, 13 december, 2023

Geschreven door: Karl Geary
Artikel door: Ansuya Spreksel

“Als jij zo’n ding bij m’n smoel houdt, ga ik barfen. ” Schoolroman over het Dublin van de jaren tachtig

Juno en Legs zou zomaar mijn ontdekking van het jaar kunnen zijn. Het verscheen vrij geruisloos; wat mij betreft mag er wel wat trompetgeschal losbarsten rond dit boek.

Vanaf de eerste bladzijde heeft Juno je met haar vertelstem in haar greep. Zij en haar boezemvriend Jean – bijgenaamd Legs, vanwege zijn lange spillebenen – worden levensechte personages die je oprecht gaat missen wanneer je het boek dichtslaat. Juno is arm en heeft een grote bek, Legs is gevoelig en artistiek aangelegd. Allebei zijn ze de ultieme pispaal in de klas van een Ierse katholieke school in de jaren tachtig en een doorn in het oog van de nonnen en de pater die er de boel bestieren. Regelmatig worden ze met een liniaal op de handen geslagen, Legs wordt voorin de klas op een stoel gezet en krijgt van de zuster staartjes met linten in zijn haar geknoopt: “Kijk eens wat een knap meisje!” De vernederingen zijn een alledaagse realiteit voor dit duo, dat zich aan elkaar vast leert klampen. Juno’s moeder is een taaie, een naaister die de eindjes aan elkaar probeert te knopen terwijl vader zich elders klem zuipt. Legs’ moeder heeft haar meubels ingepakt in plastic en hoopt de homoseksualiteit van haar zoon af te kunnen laten schrobben – een naargeestige vooruitwijzing naar wat hem als jongvolwassene zal overkomen. 

Heropvoedingsoord
Hoe allesomvattend en dreigend de invloed van de kerk op de hele gemeenschap is blijkt wel uit de fragmentarische informatie die we van Juno meekrijgen, over een verdwenen oudere zuster die onbedoeld zwanger raakte en plannen van de gevreesde pater om Legs naar een soort ‘heropvoedingsoord’ te sturen. Uiteindelijk zal hij op een nog veel ergere plek belanden, net als Juno zelf. Geary spaart zijn personages en zijn lezers niet; het is bepaald geen kattenpis wat die twee te verduren krijgen. Maar hun onderlinge humor, de onvoorwaardelijke liefde voor elkaar en vooral de koppige weigering om een slachtoffer te zijn van hun lot of van de samenleving, maakt dat het nooit te zoetsappig of te ellendig wordt. De mooie, hartverwarmende en geestige momenten die als kaarsjes tussen alle hardvochtigheid opflikkeren, maken de duistere momenten zowel beter te verdragen als nog tragischer. Juno zelf is bovendien allesbehalve een heilige; ze doet genoeg dingen die het daglicht nauwelijks kunnen verdragen. Zo brengt ze haar vader, die zich door de kerk heeft laten inlijven, willens en wetens snel weer aan de drank, en kan ze maar weinig begrip opbrengen voor haar oudere zuster.

Geary’s vertelstijl is zowel plat en rauw als prachtig en poëtisch, een knappe evenwichtsoefening van de auteur.  Heel af en toe voel je hem te veel boven zijn schrijftafel zitten, terecht verliefd op zijn eigen prachtige metaforen. Maar die zijn speels, en passen bij Juno’s belevingswereld: “ik bleef staan, en alle gewichtigheid van de situatie botste tegen me op.” Wanneer Juno het gevoel van jaloezie omschrijft doet ze dat zo: “die neiging van mensen om verse, bloeiende bloemen af te snijden en mee naar huis te nemen om ze daar te laten verwelken en doodgaan.” Maar ook de ogenschijnlijk meest simpele  uitspraken zijn raak en  doeltreffend: “Ik realiseerde me dat elke ziekte, zelfs de trage, altijd plotseling komt.”

Dans Magazine

Alle metaforen zijn raak, en echt ongeloofwaardig willen ze ook niet worden, ondanks het grote contrast met Juno’s rauwe taalgebruik, want de veilige haven in Juno’s kindertijd is de bibliotheek, waar ze het ene boek na het andere verslindt.

Ook de vertaling is bijzonder goed geslaagd en weet de humoristische dialogen goed te vatten, met termen als “La’s zien,” “effies nadenken” en “ermee uitgescheëen.”  Of, over oesters: “Als jij zo’n ding bij m’n smoel houdt, ga ik barfen.”

Sugardaddy
Wanneer Juno en Legs elkaar als jongvolwassenen eindelijk terugvinden, lijkt alles heel kortstondig ten goede te keren. Er is een woning van een overleden grootmoeder, een sugardaddy die een expositie voor Legs’ kunstwerken gaat regelen, een baantje voor Juno in een modezaak, zelfs een mogelijke modeopleiding. Des te schokkender is het wanneer het noodlot dan toch nog een laatste keer toeslaat. Maar ook hier toont Geary zoveel compassie en toewijding voor zijn personages dat hij weet te voorkomen dat het boek te veel naar een platgeslagen ‘tearjerker’ à la Een klein leven neigt. Ook dit boek is een enorme tranentrekker, maar wel een veel betere. Het deed mij meermaals denken aan Dit Soort Kleinigheden van Claire Keegan. Net als dat boek leent dit zich bijzonder goed voor de feestperiode, niet alleen door de grote rol die kerst in dit verhaal speelt maar ook door het gevoel van nederige dankbaarheid dat het boek lijkt op te roepen. Zoals een vriendin zou zeggen: Het meisje met de Zwavelstokjes is er niks bij.

Wat Juno betreft kan die ‘optieffen,’ met zwavelstokjes en al, zij deelt haar prachtige metaforen, verpakt in horoscopen van ruw krantenpapier wel uit aan wie maar wil luisteren. Eigenlijk is elk woord dat je aan dit boek wijdt er eentje teveel, want bij deze heeft dit boek de geheime cadeau-aanbevelingssticker van uw recensent verdiend. Behalve dan wanneer uw geliefde echt wars is van sentimentaliteit, want dit is de hartenbreker van het jaar.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow