"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Knapen en moordenaars

Vrijdag, 23 september, 2022

Geschreven door: Hermann Ungar
Artikel door: Alexandra De Vos

De wraak van de machtelozen

[Recensie] Wat is de meest verachtelijke kant van de menselijke natuur? Dat is de neiging om te kicken op macht, om naar beneden te trappen en naar boven te vleien. We kijken neer op wat zwak en kwetsbaar is, we bewonderen de sterke, we aanvaarden zijn wreedheid. Dictatoriale regimes rekenen op dat instinct bij hun onderdanen, het nazisme was er op gestoeld. En in het interbellum – de tijd tussen de twee wereldoorlogen – leken schrijvers als Kafka, Robert Walser en Hermann Ungar (1893-1929) een bijzonder bewustzijn te ontwikkelen voor die duistere achterkant van de ziel.

Beklemmend
Dat duister ontwikkelt zich meestal minder bij wie gelukkig en bemind is, maar bloeit als een zieke schimmel bij wie zich verworpen voelt. Twee van die ongelukkigen vertellen de geschiedenis van hun misdaden in Hermann Ungars Knapen en moordenaars (1921). U bent gewaarschuwd: dit zijn twee beklemmende verhalen in één band, van het soort dat de lezer nog lang achtervolgt.

In “Een man en een dienstmaagd” vertelt een zakenman van zijn vreugdeloze jeugd in een tehuis: hij was de enige jongen tussen drie ziekelijke bejaarden, een goedkope arbeidskracht die nachtpo’s moet legen en schoenen poetsen. Ouderliefde heeft hij nooit gekend, op school wordt hij als arme jongen gepest en geslagen, en voor de ouderlingen voelt hij geen affectie: “”Ze stonden me tegen, ik verachtte ze, ik haatte ze, ik zou ze hebben willen slaan als ik daar sterk genoeg voor was geweest.”

Levenslange obsessie
Hij is ook niet sterk genoeg om indruk te maken op de meid Stasinka. Met de tienerjaren laait zijn lust voor haar op: “Jongensangst verdween, dier, drift, bloed schreeuwden in me.” Stasinka overheersen, haar breken vanwege haar onverschilligheid – dat wordt zijn levenslange obsessie. Hij steelt, emigreert naar Amerika, maakt van Stasinka een gevallen vrouw, maar niets laait de haat in zijn hart. Tot Stasinka een kindje baart, en zijn leven een vreemde bocht neemt.

Boekenkrant

In “het verhaal van een moord” vertelt een gevangene over zijn alweer lichtloze kindertijd in een klein stadje. Moeder is gestorven, vader is als militaire arts in ongenade gevallen wegens financiële onregelmatigheden. In het stadje geeft de vader zich uit voor generaal, vaders beste vriend is een kwaadaardige, gebochelde kapper. De verteller haat de kapper, en voelt “weerzin tegen alles was door God werd getekend met bulten, zweren, melaatsheid, uitslag en soortgelijk euvel, ja, fundamenteel tegen alles wat zwak en kwetsbaar is.” Die weerzin is eigenlijk zelfhaat, want de verteller is bleek en broos, en niet in staat zijn droom om soldaat te worden te verwezenlijken.

Pesten en wraaknemen
De verteller wordt door het nichtje van de kapper gepest en neemt wraak op een weerloos dier. Als hij door een nieuw aangekomen reiziger wordt betrapt leidt dat -geheel onverwacht – tot een moment van begrip en vriendschap. Maar in het donkere universum van Ungar geldt dat wie goed doet slecht ontmoet: de reiziger zal zijn medemenselijkheid duur betalen.

Waar Ungar, geboren in het Moravische stadje Boskovice, zijn inspiratie vandaan haalde is niet duidelijk. Voelde hij zich als duitssprekende Jood een bedreigde, zwakkere minderheid? Kwam hij door zijn jaren als advocaat in aanraking met jonge delinquenten? Voorvoelde hij – zoals Kafka schijnbaar deed – dat een Übermensch-versus-Untermensch-discours het oude Europa in zijn greep zou krijgen? Wat het ook zij, in zijn psychologische inzicht is hij een voorloper van moderne psychopathologie.

Spiegel voorhouden
Je zou zijn vertellers een etiket kunnen opkleven, zeggen dat ze aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis lijden. Maar Ungar is te wijs om deze zielige mannen te verengen tot een ziektebeeld. Hij houdt de lezer een spiegel voor: kijk maar, voel maar, wat in deze jongens zit, zit in ons allemaal. Misschien begraven, ontkend, verborgen – maar àls haat en minderwaardigheidsgevoelens samensmelten leiden ze tot beklemmende tragiek. En geen wraak is zo bitter als die van de machteloze. Breng die boodschap met de onderkoelde brille van Ungar en een klein boekje als “Knapen en moordenaars” grijpt meedogenloos naar de ziel.

Eerder verschenen in De Standaard