"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Levend laken

Vrijdag, 25 november, 2005

Geschreven door: Moncia Metz
Artikel door: Annemijn Molenaar

In rouwkledij het archief in

In het bescheiden memorandum Levend laken gedenkt de volwassen vrouw Britte haar stervende moeder Jet. Beelden van aftakeling en doodstrijd in het nu worden afgewisseld met flashbacks. Monica Metz (Rotterdam, 1941) schrijft columns voor NRC Handelsblad, waarvan enkele eerder zijn gebundeld bij Prometheus onder de titel Stokroos op straat (2002).

Naar aanleiding van vaak pijnlijke situaties en gesprekken aan het sterfbed, rakelt Britte herinneringen op uit haar jeugd. Veel clichématige moeder-dochter thema’s komen aan bod: de onzekere en behaagzieke dochter, de angst net te worden als moeder, maar ook de kinderlijke desillusie, de ontdekking dat aandacht niet onverdeeld is: ‘Ik hoor aan haar stem dat ze wel blij is, maar alleen voor mij, en krijg het daar ineens heel koud van.’

Metz heeft gekozen voor een fragmentarische duik in het geheugen van haar personage. De ene keer is Britte acht, de andere keer zestien, om vervolgens weer vier te worden. Deze tijdsprongen zijn niet storend, al is het wel opvallend dat het denkniveau van Britte niet wordt aangepast aan de verschillende leeftijden. Zo kan de vierjarige hypersensitieve Britte al ongeloofwaardig volwassen observaties doen: ‘Hij reageert altijd boos op zo’n impulsieve, avondlijke schoonmaakwoede. Zou hij, die geen idee heeft van de zwaarte en geestdodende saaiheid van huishoudelijke arbeid, haar werk weer onderschat hebben?’

Na zo’n 100 bladzijden worden de memoires van Britte eentonig. Haar beschrijvingen van narcisjes in de tuin en voorleesrituelen op bed worden tuttig en nietszeggend. Zo wemelt het van passages als: ‘Ik ben bang dat ik een dom kind ben. Mijn moeder komt achter mij staan. Zo wordt het nog donkerder in de kast. Toch ben ik nu niet bang meer.’ Het is jammer dat de vertellingen vaak zo mat en braaf blijven. Britte wil niet shockeren, ze wil geen gênante familiegeheimen prijsgeven of aan zelfspot doen. Het enige dat ze wil is vol ontzag spreken over haar moeder. En tegen deze nobele daad valt bijna geen argument in te brengen, behalve dat het op den duur vermoeit en voorspelbaar wordt.

Boekenkrant

Monica Metz schrijft ongekunsteld, en dat is prijzenswaardig. Haar stijl leent zich dan ook goed voor columns waarin weinig woorden veel moeten uitdrukken. Levend laken wordt door deze aanpak echter een kil gedenkboek. Het lijkt alsof Britte in shock verkeert, en haar apathie wijst erop dat ze haar moeders dood nog niet goed beseft. Britte’s houding geeft dan ook de tragiek van het verlies weer. Wie hoopt op sentimentaliteit, komt bedrogen uit. Voor dikke tranen zijn de ontzetting en verwarring kennelijk nog te groot.

De afgelopen jaren hebben verschillende auteurs hun moeders geëerd in de Nederlandse literatuur. Yvonne Keuls schreef Mevrouw mijn moeder (1999) en Carry Slee bracht de volwassenenroman Moederkruid (2004) uit. Maar ook Ronald Giphart liet zich van zijn gevoelige kant zien in Ik omhels je met duizend armen (2002), een roman over de laatste levensmaanden van de moeder van Giph. Zoals Giphart erin slaagde intens verdriet voelbaar te maken, zo maakt Levend laken alleen maar stil. Het boek is als een omgevallen archiefdoos: emotioneel voor de nabestaanden, maar voor anderen erg stoffig.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Levend laken