"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mama las Marx. Communistische gezinnen in naoorlogs Nederland

Dinsdag, 25 juli, 2023

Geschreven door: Elke Weesjes
Artikel door: Barbara Henkens

[Recensie] Mama las Marx: een pakkende titel, zeker als je – zoals ik – door Marx bent gevormd tijdens je studiejaren 1970. Marxisme was een cruciaal gedachtengoed waarmee ik en anderen in mijn naaste omgeving ons sociaal en politiek engagement konden onderbouwen. Soms in combinatie met het lidmaatschap van de Communistische Partij Nederland. Nog voor de val van ‘de muur’, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de teloorgang van de wereldomvattende communistische beweging, begon de bezinning op het geïnstitutionaliseerde Marxisme.

De vraag of en hoe marxisme en feminisme op elkaar aansloten stond bijvoorbeeld centraal in de Nederlandse Socialisties-feministiese Teksten (Uitgeverij SUN) en tijdens de Communist University in Londen in 1980, terwijl studenten en docenten aan het befaamde Centre for Contemporary Cultural Studies (CCCS) in Birmingham zich bezonnen op hoe ‘het culturele’ beter geïntegreerd kon worden in het Marxistische denken. Sinds 1990 verdween het Marxistisch gedachtengoed op de achtergrond, al lijkt er sprake van een zekere herwaardering in het huidige, neoliberale tijdsgewricht.

Maar het gaat de auteur van dit boek niet zozeer om het marxistisch gedachtengoed of om een herwaardering van het communisme. Elke Weesje wil daarentegen aandacht schenken aan de ervaringen van degenen die, geboren tussen 1937-1952, opgroeiden in een communistisch nest in de slagschaduw van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. De auteur maakt duidelijk in welke emotionele achtbaan communisten en hun naasten gevangen zaten, nadat ze eerst hun vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd, zich daarna vanwege hun consequent verzet mochten verheugen in grote populariteit, die echter binnen drie jaar omsloeg in afkeer en verdachtmakingen onder invloed van de Koude Oorlog. Met de Russische inval in Hongarije in 1956 als tragisch dieptepunt. Tijdens haar stage bij het IISG, begeleid door Margreet Schrevel, kwam Weesjes in contact met de geschiedenis van het Nederlandse communisme en sprak met kinderen die grotendeels na de tweede wereldoorlog opgroeiden in een communistisch gezin. Zij raakte gefascineerd door deze tweede generatie, die een weg zocht tussen de loyaliteit en bewondering voor hun emotioneel verwonde communistische ouders, en de afweer en vijandschap vanuit de samenleving tegenover hun ouders die ook op de kinderen afstraalde.

Vergelijking met Engeland
Weesje schreef eerder een Engelstalig proefschrift waarin ze de ervaringen van de ‘cradle-communist’, de kinderen van communisten in Nederland en Groot-Brittannië vergeleek. Een relevante studie die inzicht biedt in hoe vooral de ervaringen van een Nazi-bezetting in Nederland, die in Engeland nimmer plaats vond, van invloed was op de verschillende omgang met en posities van communisten in beide landen. Daarna besloot Weesjes een in het Nederlands geschreven, meer toegankelijk boek te schrijven waarin ze zich richtte op de Nederlandse ervaringen. Dat is een goede keuze geweest, omdat het meer ruimte biedt om de uitspraken van haar gesprekspartners te plaatsen binnen hun levensloop en binnen de manier waarop in Nederland tijdens de Koude Oorlog werd omgegaan met het communisme.

Boekenkrant

Oral History bood haar de mogelijkheid om deze geschiedenis vanuit een niet-institutioneel perspectief (van het kind) te belichten. Relevant is dat zij na de eerste serie gesprekken, zo’n 20 jaar later terugkeerde naar een aantal gesprekspartners. Ze geeft aan dat deze toen meer ruimte hadden of beter in staat waren om kritisch terug te kijken, al zien we daar niet veel van terug in haar boek. Dat is een gemis, want het boek had aan kracht gewonnen wanneer Weesjes meer tegenstemmen had gemobiliseerd van toenmalige kinderen die zich – vroeger of later – distantieerden van het communistisch gedachtengoed en kritiek leverden op de opvoeding door hun communistische ouders. Nu beperkt ze dat verhaal grotendeels tot de geschriften van Jolande Withuis, die zij niet gesproken heeft.

Dilemma’s
Het gevolg is dat Weesje zich (voorzichtig) afzet tegen het beeld dat Withuis schetst door de zorg en betrokkenheid binnen het gezin te benadrukken. Bijvoorbeeld als zij stelt: “Zoals uit het verhaal van Mieke bleek, lieten communistisch ouders hun kinderen op vele vlakken vrij.” Terwijl ‘het merendeel’ van de kinderen zich ‘toch’ aansluit bij communistische organisaties – ook als hun betrokkenheid bij het communisme ‘tanende was’(p18). Dergelijke uitspraken vragen om meer reflectie over het soort verhaal dat haar gesprekspartners willen prijsgeven en Weesje’s  eigen rol bij het oproepen daarvan. Zoals de bovenstaande voorbeelden laten zien gebruikt zij fragmenten van hun verhalen om haar conclusies te onderbouwen in eenzelfde soort algemene termen (op basis van de uitspraken van 27 gesprekspartners) als waarvan Withuis zich bedient. Dat is een gemiste kans, omdat het thema schreeuwt om een benadering die alle ambivalenties en dilemma’s van deze tweede generatie blootlegt. Juist daarom biedt het boek een krachtige aanzet in die richting.

Eerder verschenen op Sargasso

Barbara Henkes was als historicus verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en publiceert over 20e-eeuwse migratie, (trans)nationale identificaties, raciale uitsluiting – en de hedendaagse impact van een gewelddadig verleden (meer specifiek onder koloniale en nationaal-socialistische regimes).