"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Meditaties over de eerste filosofie

Zondag, 7 augustus, 2022

Geschreven door: Rene Descartes
Artikel door: Karl van Heijster

Een zeker begin, met controversiële gevolgen

[Recensie] Cogito ergo sum, “ik denk dus ik ben”. Het is één van de beroemdste uitspraken uit de geschiedenis van de filosofie, van één van de beroemdste filosofen, René Descartes (1596-1650). Toch is deze zin nergens te vinden in de eigenlijke tekst van zijn Meditaties over de eerste filosofie (1641). Descartes’ oorspronkelijke formulering was “ik denk, ik ben” – zonder het koppelwoord dus. De canonieke uitdrukking komt wel voor in de serie tegenwerpingen en antwoorden die aan de publicatie van de Meditaties werden toegevoegd, en waarin Descartes’ ideeën worden bevraagd en uitgediept.

De Meditaties en een deel van de zes tegenwerpingen zijn onlangs uitgebracht als onderdeel in de reeks Grote Klassieken van uitgeverij Boom. De uitgave is zeer verzorgd. Zo bevat deze een uitgebreide inleiding van hoogleraar Han van Ruler, waarin hij Descartes’ onderscheid tussen lichaam en geest duidt als een originele poging het fenomeen van het bewustzijn te vangen. Dat is een interessante interpretatie, die beter recht doet aan de Meditaties dan de standaardlezing uit de cognitiefilosofie die Descartes reduceert tot de bedenker van het substantiedualisme. Erik-Jan Bos voegt daar wat historische context aan toe over de publicatiegeschiedenis van het werk. 

De nieuwe vertaling van C.L. Vermeulen is eveneens van hoog niveau. Vermeulen nam de oorspronkelijke Latijnse tekst als uitgangspunt, maar keek ook naar de eerste Frans vertalingen en documenteert met voetnoten waar de tekst tussen beide versies uiteenloopt. Die keuze alleen al zorgt voor genoeg gespreksstof. Ze biedt een inkijkje in de manier waarop Descartes’ ideeën in zijn tijd werden geïnterpreteerd. Bovendien kan een nuanceverschil in vertaling grote implicaties hebben wanneer een denker zich zo diep in het metafysische domein ingraaft als Descartes deed in zijn Meditaties

De inhoud van de het werk mag bekend verondersteld worden bij iedereen die een zijdelingse interesse in de westerse filosofie heeft. Na methodisch aan alles te hebben getwijfeld waar maar aan te twijfelen valt, stuit Descartes op een onbetwijfelbaar inzicht: zolang hij twijfelt, zolang hij denkt – wij zouden zeggen: zolang hij een bewustzijn heeft -, kan hij onmogelijk betwijfelen dat hij bestaat. Zijn denken, en dus zijn bestaan, is het onbetwijfelbare beginpunt van waaruit hij het project onderneemt om opnieuw tot kennis te komen. Descartes’ ambities zijn aanzienlijk: het is zijn doel om tot zekere kennis te komen, die niet is besmet met de vooroordelen van de overlevering.

Boekenkrant

In hoeverre hij daarin slaagt, is uiteraard nog maar de vraag. Descartes’ zekere beginpunt leidt al snel tot controversiële conclusies. Zo zou het feit dat hij aan zijn lichaam kan twijfelen, maar niet aan zijn bewustzijn, tot de conclusie dat het bewustzijn radicaal gescheiden is van het lichaam. Maar tegenwoordig kunnen we ons nog maar moeilijk voorstellen hoe iemand kan geloven dat het denken volstrekt onafhankelijk is van de hersenen. (Al verschilt het eerstepersoonsperspectief van het bewustzijn wel radicaal van het derdepersoonsperspectief van de hersenen. Wat dat betreft had de filosoof wel degelijk een punt!)

Een ander heikel punt is dat Descartes de goedheid van God in moet roepen, om zijn kennis van de buitenwereld te kunnen rehabiliteren. Om het bestaan van de buitenwereld aan te mogen nemen, zal hij eerst het bestaan van God moeten bewijzen. Op dit punt blijkt Descartes, alle twijfel ten spijt, een kind van zijn tijd. Om te slagen in zijn onderneming, gebruikt hij bijvoorbeeld allerlei scholastieke denkbewegingen, zoals het idee dat een oorzaak altijd “groter” is dan haar gevolg. Een moderne lezer kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat de filosoof naar een gewenste conclusie redeneert.

Deze twee punten – het onderscheid tussen lichaam en geest, en het bestaan van God – vormden ook voor zijn tijdgenoten de grootste kritiekpunten. De zes tegenwerpingen die volgen op de oorspronkelijke tekst, staan vol met technisch-filosofische onderscheidingen en theologische overwegingen die Descartes in het nauw brengen. De materie is echter vooral voor historisch geïnteresseerde lezers interessant. De discussies tussen Descartes in zijn tijdgenoten vervallen veelal snel in scholastieke twisten, waar een moderne lezer zich maar met moeite doorheen zal worstelen.

Descartes’ Meditaties worden tegenwoordig gezien als het startschot voor de moderne filosofie. Met zijn methodische twijfel schudde Descartes de traditie van de Middeleeuwse filosofie van zich af, en maakte hij de weg vrij voor een vorm van filosoferen die zich louter en alleen op de rede verlaat. Wie de Meditaties en haar tegenwerpingen leest, komt echter tot een andere conclusie. Zijn tegenstanders kenden opvallend weinig gewicht toe aan het twijfelexperiment, en concentreren zich liever op dat wat eruit volgt. En Descartes zelf staat, zowel qua conclusies als argumentatie, wel degelijk nog met één voet in de Middeleeuwen.

Uiteraard doet dat niets af aan de significantie van het werk. Want ondanks zijn geringe omvang, zijn de Meditaties vandaag de dag nog steeds een monument in het filosofisch denken. Descartes’ toegankelijke, verhalende stijl weet de hedendaagse lezer nog steeds te prikkelen. En voor wie zich interesseert voor de historische context van het werk, vormen de tegenwerpingen van zijn tijdgenoten een goudmijn. Filosoof of historicus, de eindconclusie is simpel: Meditaties over de eerste filosofie hoort een plekje in je boekenkast te hebben – punt.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Boeken van deze Auteur:

Meditaties over de eerste filosofie

Bibliotheek Descartes