"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Namens mijn vader

Woensdag, 24 mei, 2023

Geschreven door: Marit Buur
Artikel door: Roelant de By

“Wanneer ik mijn vader vroeg wat het ergste was dat hem overkomen was in het Jappen kamp kwam hij met een verhaal over een kat die de Japanners hadden doodgemaakt door deze in kokend water te gooien.”

[Interview] Deze tijd van het jaar, zo rond 4 en 5 mei, is uitermate geschikt om stil te staan bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Laten we niet ophouden de verhalen te vertellen zodat we beseffen dat vrede niet vanzelfsprekend is. Een plek buiten Europa waar Nederlanders in die tijd afgrijselijke dingen te verduren hebben gekregen was Indonesië. De Japanners voerden een waar schrikbewind in hun interneringskampen. Dat is een onderbelicht deel van onze Vaderlandse geschiedenis. De vader van Marit Buur heeft in zo’n Jappenkamp gezeten en heeft in een paar schriftjes zijn belevenissen opgeschreven in de vorm van een verslag. Marit heeft die aantekeningen omgezet naar een roman. Een mooie aanleiding om met haar een gesprek aan te gaan.

Wat een indrukwekkend verhaal, Marit. Het boek begint met jouw vader als kleine jongen, beschrijft vervolgens de oorlogsjaren in Indonesië, maar eindigt vrij abrupt in 1953. Er staat geen verslag in van zijn ontmoeting met jouw moeder, laat staan met jou.

“Mijn vader is in de herfst van zijn leven begonnen met schrijven, wanneer weet ik niet precies. In de laatste jaren van zijn leven (hij overleed in 2017) wilde hij het wel weer oppakken, maar zijn gezondheid liet te wensen over en kon hij het niet meer opbrengen. Maar de belangrijkste dingen had hij al verteld in zijn schriften.”

Pas na zijn dood ben jij begonnen met het bekijken van die schriften. Had je ze toen pas gevonden?

Pf

“Ik wist van het bestaan van die schriften af, maar ben er toen niet aan toe gekomen om het te lezen. Wanneer ik mijn vader vroeg wat het ergste was dat hem overkomen was in het Jappen kamp kwam hij met een verhaal over een kat die de Japanners hadden doodgemaakt door deze in kokend water te gooien. En dat iedereen in de brandende zon moest staan. Maar verder dan zo’n verhaal over die kat kwam het niet. Nou dan zal het wel allemaal meevallen dacht ik dan. Heel naïef, of misschien ook het niet wíllen weten? De psyche van de mens zit raar in elkaar.”

Hij wilde je gewoon beschermen.

“Absoluut. Dat heeft hij zeker gedaan. Maar hij wilde zijn verhaal toch kwijt. Hij heeft het in heel summiere bewoordingen gedaan, maar hij heeft het wél opgeschreven.”

De meeste gruwel komt pas aan het eind van het boek aan bod. In het begin valt het nog wel mee. Vooral dingen die je kon verwachten.

“Klopt. Dat heb ik bewust gedaan. Ik hou van het lezen van boeken die naar een climax toewerken. Laat het in het begin maar lekker sudderen en dan ineens: paf! Dan krijgt de lezer de volle laag. Ik wilde een opbouwende lijn in mijn boek. Ik wilde geen oorlogsverslag schrijven, geen droge opsomming van feiten, maar een verhaal vertellen. Ik heb het helemaal om moeten gooien, heb dialogen toegevoegd. Ik wilde er een roman met een goed lopend verhaal van maken.”

Je hebt daarmee een enorme vrijheid gecreëerd voor jezelf.

“Dat is ook zo. Maar het blijft lastig selecteren wat je wel en wat je niet gaat opschrijven en wat je eventueel toch weer schrapt.”

Wat moest eruit bijvoorbeeld?

“Ik had er een stuk in over hoe het gekomen was dat mijn opa naar Nederlands-Indië was gegaan. Wat het verhaal daarachter was.”

Wat ik wel een mooie toevoeging vind in jouw boek is de epiloog die je aan het slot hebt geschreven. Jouw antwoord of boodschap aan je vader.

“Ik was sowieso als dochter begonnen in het voorwoord en ik wilde het mooi rond maken door het te eindigen vanuit mijn perspectief. Zoveel jaar later, in mijn helicoptertje daarboven hangend, kom ik wel tot een andere conclusie dan zij destijds die er middenin zaten. Daar wilde ik ook iets over kwijt. Maar ik wilde ook iets vertellen over de relatie van mijn vader en mij.”

Jouw slotregel vind ik ontroerend.

“Dat hoor ik vaker. Ik spreek daar mijn missie uit. Dat is ook het enige wat ik voor hem kan doen. Mijn vader had wel eens aangegeven dat het mooi zou zijn als zijn verhaal van generatie naar generatie overgedragen zou worden. Maar hij bedoelde gewoon zijn gezin, kinderen, kleinkinderen enzovoorts. Ik besefte dat het een universeel verhaal is dat een groter publiek verdient. Het is toch een nieuw puzzelstukje van de geschiedenis, omdat mijn vader als een van de weinige jongens in dat verschrikkelijke kamp terecht is gekomen. Andere jongeren hadden het ook rot, maar dit kamp was echt verschrikkelijk.”

Het is mooi dat je ook melding maakt van Nederland in de hongerwinter naast Nederlanders in bezet Indonesië. Je hoeft het niet te vergelijken, schrijf je, het is allemaal ellende.

“Het is verschrikkelijk wat mensen elkaar kunnen aandoen. Dat gaat alle verstand te boven.”

Hoe was jouw opvoeding? Sprak jouw vader regelmatig over zijn tijd in het Jappenkamp?

“Tijdens zijn leven heeft hij nauwelijks over die tijd gesproken. Pas de laatste jaren sprak hij meer over de oorlog, maar hij vertelde nog steeds geen details.”

Je beschrijft dat jouw vader, eigenlijk tegen zijn zin in, hier in Nederland moest blijven toen de Hollanders zich gedwongen voelden te vertrekken uit voormalig Nederlands-Indië. Kon hij wel aarden in Nederland? Hoe heeft hij jouw moeder ontmoet bijvoorbeeld?

“Dat is wel een grappig verhaal. Mijn moeder ging als jonge vrouw langs de deuren om andere jongeren enthousiast te maken voor Jeugd en evangelie. Mijn vader deed de deur open en zo is het gekomen.”

Was zij bij de Jehovah‘s getuigen?

“Nee, het was een gematigde groep, niks strengs of zo. Het was een soort jeugdsoos van de Nederlands Hervormde kerk. Dat soort dingen had je vroeger veel meer. Wij zijn ook gelovig opgevoed, naar zondagsschool geweest en dergelijke. Maar wel met heel veel vrijheid. Tegenwoordig ben ik niet zo kerkelijk meer.”

Je schrijft op een gegeven moment over de hereniging van jouw vader met zijn ouders en broer vlak na de oorlog:

“We hadden het alle vier overleefd. Ik was er diep van overtuigd dat God hier de hand in gehad had.”

“Ja, een gelovig gezin. En ik denk dat het geloof mijn vader op de been heeft gehouden. Pas toen ik die schriftjes gelezen had, besefte ik welke rol dat geloof bij hem wel niet gespeeld had.”

Maar je wist al eerder dat jouw vader er steun vanuit haalde?

[aarzelend] “Dat had ik toen niet door. Dat merkte ik pas toen ik die schriftjes las.”

Het lijkt me super spannend als je begint met die schriftjes te lezen. Was je niet bang om dingen te ontdekken die minder fraai waren die je vader had uitgehaald?

“Eigenlijk niet. Ik ken mijn vader als een lieve, zachte man. En hij was maar een jongetje van elf toen de oorlog begon en nog net geen vijftien toen de oorlog eindigde.”

Ik moet meteen denken aan een film van Costa-Gavras uit 1989, Musicbox met Jessica Lange, waar zij een advocate speelt die haar vader gaat verdedigen die van oorlogsmisdaden verdacht wordt. Zij kent haar vader alleen als hardwerkende, brave Amerikaan en weet niets van zijn verleden uit Europa.

“Die film ken ik niet, maar lijkt me wel boeiend.”

Je beschrijft hoe je vader en al die andere gevangenen die het overleefd hadden, ná de oorlog in dat bevrijde kamp bleven wonen. Dat is ook bizar.

“Toen hadden ze het goed. De geallieerden zorgden goed voor ze. Ze waren vrij, maar buiten het kampterrein was het gevaarlijk. De Indonesische opstandelingen zagen hun kans schoon om hun vrijheidsstrijd door te zetten.”

Is je vader ooit nog terug geweest naar Indonesië?

“Ja, één keer, samen met mijn moeder, om haar dat land te laten zien. Maar door ziekte en allerlei andere zaken, zoals gebeten door een hond, was dat echt een pechreis. Maar voor mijn moeder was het een hele openbaring. De gastvrijheid van die mensen vond ze geweldig.”

Ben jij er wel eens naar toe gegaan?

“Nog niet, maar toevallig hebben zowel mijn zussen als ik plannen om daar deze zomer naartoe te gaan. Het is toch iets bijzonders, zo’n achtergrond te hebben. Ik heb een Indisch uiterlijk waardoor ik hier op straat altijd gegroet wordt door mensen die ook een dergelijke afkomst hebben.”

Wat voor opleiding heb je gedaan?

“Na de middelbare school ben ik begonnen met Frans te studeren in Leiden. Maar dat was me veel te theoretisch. Vakken als Algemene Taalwetenschappen en oud-Frans, verschrikkelijk! Ik wilde gewoon lekker Frans leren spreken. Daarnaast was ik in die tijd ontzettend van het Leidse studentenleven aan het genieten. Kortom, ik ben met die studie gestopt en ben naar zuid Frankrijk getrokken als au-pair. Mijn toenmalige vriend had een baantje in de jachthaven van Antibes. Was geweldig daar, maar na een jaar ben ik weer terug gegaan naar Nederland. Na een tijdje diverse baantjes gedaan te hebben, wilde ik toch iets doen met dat Frans en ging ik de lerarenopleiding Frans en Engels doen. Na mijn diploma jarenlang in het toerisme gewerkt, omdat ik nooit leraar wilde worden. Maar uiteindelijk toch voor de klas terecht gekomen. En dan nu de schriftjes van mijn vader bewerkt tot een roman. Ik had nooit kunnen bevroeden dat ik dat op een goede dag zou gaan doen.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine