"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ochtend in Jenin

Vrijdag, 28 januari, 2022

Geschreven door: Susan Abulhawa
Artikel door: Robert Van der Meiren

Palestijnen zijn dus óók mensen!

[Recensie] Het is fijn als je een boek met een bewonderend wauw-gevoel kunt dichtklappen. Een goed boek blijft dan een tijdje nazinderen, en verdwijnt daarna geruisloos naar de achtergrond, bijvoorbeeld omdat we alweer aan een volgend boek zijn begonnen. Maar heel af en toe krijgen we een boek in handen waar we zo van onder de indruk zijn dat het zich voor heel lang ‒ of zelfs voor altijd ‒ in ons geheugen vastzet. Voor mezelf noem ik bijvoorbeeld Oorlog en Vrede  van Lev Tolstoj, en ik kan hier nog wel even doorgaan…

In het begin van vorig jaar las ik Ochtend in Jenin  van de Palestijns-Amerikaanse schrijfster Susan Abulhawa, en ik weet nu al dit werk mij voor de rest van mijn leven zal bijblijven. De roman tekent een schokkend, onthullend, onthutsend, ontnuchterend en verbijsterend beeld van de Israëlisch-Palestijnse kwestie, en is voor mij dé ontdekking van 2021.

Het is 1941, en in Palestina is alles peis en vree. De Palestijnse bevolking leeft vreedzaam samen met Joodse en christelijke minderheden, er wordt onderling handel gedreven en van gemengde vriendschappen kijkt niemand op. De eerste hoofdstukken van Ochtend in Jenin zijn idyllisch, pastoraal, lieflijk, romantisch, bijna idealistisch zelfs.

Alles verandert echter als de Verenigde Naties in 1948 het Joodse volk toestaan om op Palestijns grondgebied de staat Israël te stichten. Vrijwel onmiddellijk nemen de nieuwe bezetters de wapens op om ‘hun’ land te confisqueren. De Palestijnen worden massaal uit hun dorpen en steden verdreven naar vluchtelingenkampen in (bijvoorbeeld) Gaza of de Westoever.

Boekenkrant

Dat overkomt ook de familie Abulheja uit het kleine olijfboerendorp Ein Hod, als op een dag de hele dorpsgemeenschap door Israëlische soldaten gedwongen wordt te verhuizen naar een vluchtelingenkamp in Jenin. In de chaos van haar vlucht raakt de familie een van haar kinderen, Ismail, een baby nog, kwijt. Het jongetje wordt meegenomen door een Israëlische soldaat die het kind de Joodse naam David geeft, en het als Israëlische Jood zal opvoeden.

Dit dramatisch voorval (1) loopt als een dunne draad door het verhaal dat verteld wordt door vier opeenvolgende generaties moeders van de familie Abulheja. De oude maar moedige Basima, haar schoondochter Dalia die haar zoontje verliest en daarna apathisch en bijna woordeloos door het leven gaat, Dalia’s dochter Amaal, de hoofdpersoon in de roman die erin slaagt naar de Verenigde Staten te emigreren maar toch nooit van Palestina loskomt, en Amaals dochter Sara staan symbool voor het getergde Palestijnse volk dat na decennia van terreur, arbitraire behandeling, vernedering, onderdrukking en bureaucratische en economische pesterijen vanwege de Israëlische machthebbers emotioneel en maatschappelijk totaal ontredderd en ontwricht is geraakt.

Israël, Palestina, Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Jeruzalem… Bijna dagelijks hebben onze media er wel iets over te berichten. Israël komt doorgaans naar voren als de legitieme rechtsstaat, terwijl de Palestijnen dan de rol van opstandige terroristen toebedeeld krijgen. Kortom, het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen is er een tussen goed en kwaad, of zo tracht men ons toch te doen geloven. De Israëlische stem klinkt het luidst, en het is alsof de (westerse) wereld na de genocide door de nazi’s een eeuwig lopende schuld heeft af te lossen bij het Joodse volk.

Van dat schuldgevoel blijft na het lezen van deze roman nog weinig over. Ochtend in Jenin confronteert ons met de keerzijde van de medaille, en die keerzijde is zonder meer afschuwelijk, maar ook moeilijk te begrijpen. Hoe kunnen leden van een volk, dat eeuwenlang werd vervolgd ‒ denk maar aan de pogroms tijdens de middeleeuwen, en later in Rusland ‒ en dat tijdens WO II voor een derde werd uitgeroeid, zich vandaag tegenover de Palestijnen zo wreed gedragen? Ochtend in Jenin geeft geen antwoord op die vraag, maar stelt wel uitdrukkelijk vast.

De roman vertelt over het leven van de Palestijnen dat door de Israëlische bezetters zo goed als onmogelijk wordt gemaakt. Ochtend in Jenin gaat over wraakroepende menselijke tragedies die zich nu al ruim zeventig jaar afspelen in een oorlog waar nooit een einde aan schijnt te kunnen komen. Op een indringende manier laat Susan Abulhawa ons kennismaken met háár volk, en dat volk is vandaag banger voor de liefde, dan voor de dood.

Hoewel de roman een verwoestend beeld ophangt van de Israëlische machthebbers, is Ochtend in Jenin géén antisemitisch pamflet. Het boek beschrijft en veroordeelt de wandaden en de onmenselijkheden, maar dat die begaan worden door onder andere Israëlische Joden doet Abulhawa veeleer voorkomen als toeval.

Ochtend in Jenin is echter ook een prachtig geschreven en zeer leesbare roman. Susan Abulhawa’s taalgebruik is om van te snoepen. Romans met een tragische thematiek als dit trappen gemakkelijk in de val van gratuite sentimentaliteit, maar daar meandert Abulhawa mooi omheen. Ze schrijft poëtisch en uitermate fijngevoelig, zonder ook maar één keer te vervallen in onnatuurlijke emotionaliteit of goedkope meligheid, zelfs niet als het hoofdpersonage Amaal op een dag meedogenloos wordt getroffen door cupido’s liefdespijl!

Als ik Abulhawa’s taalgebruik in één woord zou moeten kenschetsen dan is het dit: vriendelijk! In haar roman Het blauw tussen hemel en zee vond ik een passage waarmee ze zelf ‒ wellicht ongewild en onbewust ‒ haar manier van schrijven typeert. Ze schrijft:

“Verhalen zijn belangrijk. We bestaan uit onze verhalen. Het menselijk hart is gemaakt van de woorden die we erin stoppen. Als er ooit iemand iets gemeens tegen je zegt, laat die woorden dan niet in je hart terechtkomen en zorg ervoor dat je geen gemene woorden in het hart van de andere mensen stopt…”

Zo is Abulhawa’s vertelstijl: in weerwil van de inhoudelijke gruwel wordt ze nooit polemisch en mijdt ze extreem taalgebruik voortdurend. Cassante uitspraken zijn zeldzaam, in alles wat ze schrijft zit een vriendelijke of begrijpende ondertoon, waardoor de afschuwelijke realiteit nog scherper uit de gitzwarte verf komt. Naar het einde toe toont het hoofdpersonage Amaal zich zelfs grootmoedig, haar goodwill is bewonderenswaardig, ze toont zich groots in haar machteloosheid, maar vooral overstijgt haar ethisch normbesef in sterke mate dat van de Israëlische onderdrukkers. Ze voedt haar dochter Sara op in het volle besef van al de onrechtvaardigheden die het Palestijnse volk moet ondergaan, maar leert haar tegelijk dat begrip en verzoening ten allen tijde de voorkeur moeten krijgen op wraakgevoelens en vijandigheid.

Die conciliërende toon wordt nog sterker benadrukt als Amaal en haar verloren gewaande broer weet krijgen van elkaars bestaan. Bij allebei groeit een sterk verlangen om de wereld van de ander te ontdekken en te begrijpen. Ismail of David, Palestijnse Jood of Joodse Palestijn, symboliseert de mens die de handen uitsteekt naar beide volksgemeenschappen en zo de deur opent naar een ‘entente cordiale’ die er ooit moet komen (3).

Met Ochtend in Jenin heeft Susan Abulhawa zonder meer een meesterwerk geschreven, een eenvoudig verhaal en tegelijk een literair juweel dat de lezer vanaf de eerste zinnen meesleept naar een wereld die hij niet of amper kent, de wereld van de Palestijnen, en naar mensen die hem diep en diep raken. Toch vrees ik dat haar uitzonderlijke verteltalent en haar literair vakmanschap Susan Abulhawa nooit een of andere belangrijke literaire prijs zullen opleveren, laat staan een nominatie voor de Nobelprijs (2). In de westerse wereld hebben we al lang geleden bepaald wie in dit verhaal de goeden zijn, en wie de slechten, en vanuit die optiek verdedigt Abulhawa helaas de verkeerde zaak.

Ochtend in Jenin is een echte eyeopener die mij trof als een mokerslag! Ik heb er bewust voor gekozen geen al te gedetailleerde samenvatting van de roman te schrijven, in de hoop dat zoveel mogelijk lezers de stap zullen zetten om dit verhaal zelf te ontdekken. Maar iedereen die het boek leest zal zijn of haar mening over Israëli’s en Palestijnen gegarandeerd bijstellen, of zelfs helemaal omgooien: die impact had het boek in elk geval op mij!

Om het boek enigszins te situeren in de mondiale literatuur: het mag worden gezien als de (Arabische) tegenhanger van bijvoorbeeld Exodus van Leon Uris (1958), of De bron van James A. Michener (1965).

Tenslotte nog dit: het is moeilijk niet te gaan haten na het lezen van dit boek. Maar misschien is dat wel de boodschap die Susan Abulhawa ons wil geven: dat haat niets oplost, dat haat nooit iets oplost.

Susan Abulhawa is een Palestijns-Amerikaanse schrijfster en activiste voor de mensenrechten. Ze werd geboren op 3 juni 1970. Haar ouders, vluchtelingen na de Zesdaagse Oorlog (1967), scheidden kort na haar geboorte waarna Susan een turbulente kindertijd kende. Enkele jaren woonde ze in een weeshuis in Jeruzalem, maar werd op haar 13de door de Israëlische overheid uitgewezen. Ze week uit naar de Verenigde Staten, leefde er korte tijd bij haar vader maar kwam toch weer in het circuit van de pleeggezinnen terecht. Ze studeerde biomedische wetenschappen, en had een succesvolle carrière als researcher in de farmaceutische industrie. Ze woont in Pennsylvania.

Haar debuutroman, The Scar of David (Het litteken van David) uit 2006 kende weinig succes, maar nadat ze de roman herwerkte en in 2010 opnieuw uitgaf als Mornings in Jenin (Ochtend in Jenin) kwam de wereldwijde appreciatie op gang. De roman werd in 27 talen vertaald.

Susan Abulhawa is initiatiefneemster en bezielster van ‘Playgrounds for Palestine’, een project dat probeert speeltuinen te bouwen in oorlogsgebieden en vluchtelingenkampen.

Ik wil eindigen met een recent citaat van de schrijfster, dat ik meegeef zonder er een oordeel over uit te spreken of zonder controverse te willen uitlokken, maar gewoon als iets om over na te denken. Dit twitterde ze op 24 december 2021: “Israel is the moral filth of human consciousness.” Waarvan akte…

Noten

(1) In zijn novelle A’id lla Hayfa uit 1970 vertelt de Palestijnse activist en schrijver Ghassan Kanafani (1936-1972) over een Palestijns echtpaar dat op een nacht in april 1948 door Israëlische bezetters gewapenderhand uit zijn woning wordt verdreven. De vijf maanden oude baby van de vluchtende Palestijnse familie blijft in de woning achter. De nieuwe Israëlische bewoners nemen het jongetje in hun gezin op. Twintig jaar later ontdekken de Palestijnse ouders dat hun zoon nog leeft en soldaat is in het Israëlische leger. Dit waargebeurde faits divers inspireerde Susan Abulhawa tot het schrijven van Ochtend in Jenin.
(2) Vooral vanuit de Arabische wereld werd Susan Abulhawa meermaals onderscheiden, en in de Verenigde Staten, waar ze woont, kreeg ze ook enkele (minder bekende) literaire prijzen.
(3) Dat zo een ‘hartelijke verstandhouding’ ook echt mogelijk is bewijzen de Palestijn Bassam Aramin en de Israëliër Rami Elhanan die allebei een kind verloren in deze oorlog. Ze vonden elkaar in hun verdriet, en hun verhaal wordt schitterend verteld in Apeirogon, een prachtige roman en een bijzonder tijdsdocument geschreven door de Ierse auteur Colum McCann.

Eerder verschenen op Met De Neus In De Boeken