"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Op de helling

Donderdag, 7 augustus, 2008

Geschreven door: Boudewijn Smid
Artikel door: Bob Hopman

Sportliteratuur voor de sporter

Het genre van de sportliteratuur is altijd vrij populair geweest. Het bestaat met name uit essaybundels, sporterbiografieën en beschrijvingen van grote sportieve evenementen uit het verleden , en wordt beheerst door zelfuitgeroepen literaire grootheden als Henk Spaan, Matthijs van Nieuwkerk en Hugo Borst. Ook Boudewijn Smid (1964) heeft al enkele prozawerken over sportbeoefening gepubliceerd, maar begeeft zich met Op de helling in een andere hoek van het genre. Het is een roman, het is fictie, maar het is toch zeer realistisch en sportgericht.

Vijf vrienden, allemaal veertigers met gezinnen, redelijke baan en welvaartsbuik, ontvluchten eens in het jaar hun burgerlijke bestaan voor een wielervakantie. Mannen onder elkaar: Peer, Boris, Alexander, Jaap en hoofdpersoon Thomas. De laatste twee zijn de figuren om wie het in het verhaal werkelijk draait. Zij willen de wielervakantie van hun leven meemaken door de volledige ‘Marmotte’ te gaan fietsen, een onmenselijke koers van 175 kilometer over onder andere Galibier, Télegraphe, en Alpe d’Huez, bergen bekend van de klassieke koninginnenrit uit de Tour de France. De persoonlijke spanning is groot, de onderlinge nog veel groter. Matige klimmer Thomas is vastbesloten van de veel getalenteerdere Jaap te winnen, die op zijn beurt bereid is de vriendschap op het spel te zetten om zijn sportieve machtspositie te behouden.

Thomas’ ongenoegen over de machtsverhouding, geïllustreerd, door wat terugblikken op wielervakanties uit voorgaande jaren, moeten het sportverhaal een literair tintje geven. Bovendien is het boek tweemaal voorzien van een motto van Nescio, wat de lezer duidelijk moet maken dat de uiteenvallende vriendschap en de ondergang van de ooit zo mooie fietsvakanties een belangrijk motief zijn. Jammer is het dat de enkele regels van Nescio de meest creatieve van het hele boek zijn. Smid heeft op dat gebied weinig te bieden. Vooral het niveau van de dialoog is laag:

‘“Ik heb gisteren nog de Elfstedentocht gefietst. Daarvoor moest ik al om zes uur op en door allerlei files was ik pas na middernacht thuis. Ik kan mijn ogen nauwelijks openhouden.”
“Hoeveel kilometer is die Elfstedentocht wel niet?” vroeg Thomas ongerust.
“Je kan verschillende afstanden rijden, maar ik heb de langste gereden: 230 kilometer. En ik was niet eens kapot na afloop.”
Thomas probeerde zijn ergernis te onderdrukken.’

Schrijven Magazine

Deze dialoog zou een tekening moeten zijn van de onderhuidse rancune die de twee mannen kennen. Thomas’ ongerustheid ligt daarentegen aan de oppervlakte. In de uitspraken van Jaap verwacht ik arrogantie, maar vind die niet. Daarnaast is de dialoog van de heren een lading korte zinnen die geen mens ooit zou uitspreken. Wil een boek echt een psychologische band tussen vrienden kunnen neerzetten, dan zal het niveau van dit soort karakterschetsende dialoog een stuk hoger moeten zijn.

De opbouw valt ook tegen. De terugblikken zijn niet onaardig neergezet, maar ze wegen niet op tegen de miskleun van bijvoorbeeld een fietsendiefstal in het hotel waar de vijf heren verblijven. Het is een scène die totaal niet bijdraagt aan de opbouw van het verhaal en die de schrijver dus had moeten laten.

Er is één manier om Op de helling te lezen, en dat is door alle literaire oordelen opzij te zetten en in de huid van de sporter te kruipen. Het tweede deel van het boek vertelt namelijk bijna per rondgang van Thomas’ trappers de beklimming van de verschillende bergcols.

‘Ik ben een Flandrien. Ik stoemp hier vol in de wind, terwijl mijn grootste rivaal zich achter mijn rug spaart voor de Alpe d’Huez. Geen koersinzicht, zou de wielercommentator zeggen. Maar daarmee gaat hij voorbij aan iets veel belangrijkers: mijn soort mannen viert zijn levenskracht. Het is een feest van het lichaam en niet een gebrek aan hersencellen.’

Tijdens de ritbeschrijving zit er ineens leven in de roman. Smid heeft verstand van zaken en kent het jargon. Zoals wielrenners doen gebruikt hij bijvoorbeeld steevast het woord ‘moraal’ waar taalkundig gezien ‘moreel’ op zijn plaats is. Ondertussen wil ik weten wie als eerste bovenkomt op de laatste berg, Jaap of Thomas, en beleef ik elke pomp melkzuur mee. Ik had het boek overigens in de hand tijdens de rit naar Alpe d’Huez in de Tour van 2008, met een ontsnapping van Carlos Sastre op televisie. En zo moet men het waarschijnlijk doen. Op de helling is een literair prul, maar tegelijk een uitstekend boek voor de wielerliefhebber.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.