"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Opperhalfrond

Dinsdag, 29 augustus, 2023

Geschreven door: J.Z. Herrenberg
Artikel door: Nico van der Sijde

Herrenbergs fascinerende vervolg op ‘Nederhalfrond’

[Recensie] In 2018 verscheen Nederhalfrond, het door veel recensenten genegeerde maar naar mijn smaak grandioze romandebuut van J.Z. Herrenberg. Nu, vijf jaar later, kunnen we eindelijk genieten van het spectaculaire vervolg Opperhalfrond. En daarmee is het nog niet afgelopen, want in 2026 hoopt de auteur deze trilogie – “Door het oog van de Cycloon”, een cyclus die aanvankelijk als tweeluik was bedoeld- af te sluiten met Wereldrond. Ik merkte al snel dat ik hele delen van Nederhalfrond – met name Boek Nul – eerst moest herlezen om ten volle van Opperhalfrond te kunnen genieten. Ook vermoed ik dat Wereldrond extra vorm en inhoud zal gaan geven aan de thematiek van Nederhalfrond en Opperhalfrond. Daarom overwoog ik om tot 2026 te wachten, en dan de hele trilogie in één keer te bingen. Maar het proza van Opperhalfrond was voor mij te apart en te intrigerend om zo lang te laten liggen.  

Veelvormigheid
Weliswaar vraagt het veel van de lezer, want vorm en stijl van Opperhalfrond (en Nederhalfrond) zijn hoogst grillig en experimenteel. Maar dat levert een fascinerend leesavontuur op, dat ons- in elk geval mij- voortdurend boeit en verrast. In Nederhalfrond stond een inspirerend appel: “Verenigt u onder de daken van talloze dagen en ziet uzelf nieuw door het Oog van onze Cycloon!”. Waar dan later een raadselachtig prachtige toevoeging op volgt: “Taal is een magisch heelal van deuren”. Precies dat “magisch heelal van deuren” wordt in Nederhalfrond én Opperhalfrond wagenwijd opengezet. Daardoor nodigen beide onnavolgbare taalbouwsels ons uit om ons voor te stellen hoe onvoorstelbaar nieuw en anders de dingen er uitzien vanuit het intens turbulente perspectief van een cycloon- oog. Een oog dat zich niet afsluit voor de chaotische veelvormigheid en veranderlijkheid van de wereld en van ons ik, maar dat alle oogrokken daarvoor wijd open spert. Een oog bovendien dat geopend wordt door de bruisende originaliteit en de onnavolgbaar complexe energie van Herrenbergs stijl en vorm.

Werkelijkheid
Op de flaptekst wordt Herrenberg niet voor niets met James Joyce en Uwe Johnson vergeleken: experimentele schrijvers die de taal en de literatuur fundamenteel wilden vernieuwen, onze verbeelding wilden transformeren, onze blik op de werkelijkheid en daarmee zelfs de werkelijkheid zelf fundamenteel wilden veranderen. Zo ook Herrenberg, met een totaaltheater van voortdurend fonkelend ongewone en vaak ongrijpbaar originele zinnen, vaak nog verrijkt en energieker gemaakt met uitroepen als “hop!” of “tik- tak” of met vet en cursief gedrukte letters, met allerlei ongewone metaforen en woordspelingen of neologismen, en met tientallen zeer uiteenlopende citaten – uiteraard zonder bronvermelding- uit de meest uiteenlopende bronnen.  

Verdwijnen
Bovendien is de verhaalwereld een spiegelpaleis van minstens vier parallelle werkelijkheden, die elk op zich ook nog eens volkomen pluriform zijn door de snelle en vele perspectiefwisselingen. Tientallen personages poppen namelijk zomaar op en verdwijnen weer, om soms zomaar ineens weer terug te keren maar soms ook niet. De ene verteller wisselt de andere af, of schakelt zelf als een bezetene tussen ik-perspectief en hij- perspectief. Scènes (dialogen, monologen, taferelen vanuit meerdere camerastandpunten) wisselen elkaar bovendien pijlsnel af. En we vallen er als lezer altijd middenin, zonder enige uitleg of toelichting, waardoor we ons vaak op de tast door de scènes moeten bewegen en moeten accepteren dat we voorlopig niet begrijpen wat er aan de hand is. En dit soms zelfs nooit zullen begrijpen. Ook is Opperhalfrond in verschillende raadselachtige stijlen geschreven, en wisselen die stijlen elkaar voortdurend af. Zodat het boek voortdurend heen en weer beweegt tussen veel verschillende registers: van Bijbels- mythisch tot een totale parodie daarop, van tragisch naar burlesk- satirisch, van verstild poëtisch naar bijna stripachtig- komisch, van manische innerlijke monoloog naar verstilde beschouwing naar barokke dialoog, enzovoort enzoverder. 

Kookboeken Nieuws

Christusverhaal
Dat alles levert een enorm pluriform en complex boek op. Maar daar houd ik dus wel van. En ik hou ook van Herrenbergs onorthodoxe insteek: Nederhalfrond en Opperhalfrond zijn op hoogst originele wijze dystopisch, en tegelijk staat m.n. Opperhalfrond vol met onnavolgbaar originele mythische passages waarin het Christusverhaal wordt getransformeerd in iets totaal nieuws en dubbelzinnigs. Zodat beide boeken het karakter krijgen van een uitermate polyfone en eigenzinnige herschepping van de taal en de wereld. Want je zult weinig andere boeken vinden waarin God de Vader en zijn Tweede Zoon zo uitgebreid aan het woord komen, wat dan kan uitmonden in opvallend grotesk- tragische passages als: “HEELALKLOOTKANKER! Het begrip had Hem als een panter besprongen. O, de horrorkermis van Zijn overrijke kop! Door welke ideeënattracties werd Hij wel niet heen gegeseld!? ‘Heil- Heil- Heilig!’ Stegen, straten, wegen, singels, dreven, lanen, ze waren Hem de hele dag een loodzwaar kruis in het horizontale, voetengetorst. En nu nagelde Kosmoshofs trottoir Hem hulpeloos aan zich vast toen Hij door dat steenharde woord de Waarheid- de onvolmaakte Mens zaait zich universeel uit- als voor het eerst weer tragisch besefte”. De Zoon Gods die maar ronddwaalt en ronddwaalt, in ellenlange vergeefse tochten op verwonde voeten, tochten die aanvoelen als een “horizontale” en “voetengetorste” kruisgang… Waarbij die Zoon de tragiek van de onvolmaakte mens pas weer beseft door die horizontale en voetengetorste martelgang en door de zeer onorthodoxe krachttermen die zich aan Hem opdringen …. Dat alles is wel heel erg ongewoon. En in opvallend onorthodoxe stijl opgeschreven. Maar precies dat is voor mij juist zo aanstekelijk. 

Contouren
Even ongewoon is het spiegelpaleis van werkelijkheden dat Herrenberg ons voorzet. In Nederhalfrond hebben we al kennis kunnen maken met een intrigerende viervoudig gesplitste werkelijkheid, die in Opperhalfrond verdere vorm en inhoud krijgt. In Boek A en Boek B van Nederhalfrond wordt ons de ‘Lentteparty’ voorgeschoteld, een aanstekelijk soort totaaltheater dat plaatsvindt in het ‘John Lennon marktcollege’ in de fictieve plaats ‘Hoefbeek’. Ook maakten we kennis met een dystopische parallelversie van Nederland, waar we heel geleidelijk aan, zeer tussen de regels door, enigszins de contouren van beginnen te begrijpen. Maar in Boek Nul, dat – opmerkelijk genoeg- tussen Boek A en Boek B in staat, wordt daar een duizelingwekkende draai aan gegeven: daarin maken we kennis met John Derlage, een schrijver die van alles heeft geschreven, onder meer de tekst….. “De Lennteparty!”. Duizeling: die hele ‘Lennteparty’ is de pennenvrucht van John Derlage, net als het ‘Marktcollege John Lennon’ en de fictieve plaats ‘Hoefbeek’. En later beleven we nog een tweede duizeling: ook John Derlage en zijn fictieve verzinsels zijn fictieve verzinsels, van ene Enno van der Zee. In dat spiegelpaleis van verzinsels (van Derlage en Van der Zee) speelt bovendien ene “Jezetha van Zanareth tot Delft via Hoefbeek” een grote rol: een tragikomisch messiaanse figuur, die met J.Z. Herrenberg niet alleen de initialen deelt maar ook de roeping om met zijn schrijverschap de wereld te veranderen. Drie fictieve werkelijkheidslagen worden dus op tamelijk hallucinante wijze vermengd. Ten eerste: de door Derlage verzonnen werkelijkheid over ‘de Lennteparty’ en het fictieve, zelfs mythische, maar ook dystopische Hoefbeek. Ten tweede: de werkelijkheid van Derlage van wie deze eerstgenoemde verzonnen werkelijkheid afkomstig is en die, deels in de gedaante van “Jezetha”, zich als een Verlosser tracht te manifesteren, de Tweede Zoon van God die ons van de door Derlage geëvoceerde dystopische wereld moet verlossen. En ten derde Enno van der Zee, de ‘ware’ (?!?) auteur van de “Lennteparty” en van de Derlage- stof, die – onder het heteroniem N.O. Verzett- in 2001 gedebuteerd is met “De Lennteparty!” en die dat verhaal en de Derlage- stof nu inbedt in een nieuw project: de cyclus “Door het Oog van de Cycloon”….. En al die drie dubbelzinnige en in elkaar grijpende verhaalwerkelijkheden lijken ook nog eens, op indirecte en raadselachtige wijze, te verwijzen naar het Nederland waarin we nu leven. Dus naar onze dagelijkse werkelijkheid, die wij weliswaar niet als dystopisch ervaren (ik doe dat – terecht of ten onrechte- tenminste niet), maar die wel bepaalde latente dystopische trekjes heeft en zomaar in een dystopie zou kunnen omslaan. 

Verontrustend
Wat zijn dan de kenmerken van die dystopie? Herrenberg geeft geen uitgebreide analytische verklaring van hoe deze dystopische versies van Nederland zouden kunnen ontstaan. Wel ontvouwt hij deze door hem verzonnen dystopieën beetje bij beetje, tussen de regels door, via de uitspraken van allerlei uiteenlopende personages die vaak nauwelijks op die abnormale wereld reflecteren. Zodat die bizarre dystopische wereld steeds verontrustend normaal lijkt, verontrustend vanzelfsprekend. En zodat je, als lezer, ongerust begint te geloven dat een dergelijke repressieve wereld ook in Nederland maar zo zou kunnen ontstaan, sluipenderwijs en ongemerkt, en dat ook WIJ deze abnormale werkelijkheid volkomen normaal zouden vinden. In Opperhalfrond wordt bovendien heel aannemelijk gemaakt dat onze taal maar zo de ‘kwispelteef van de Macht’ kan worden, en dat al te gemakzuchtig gehanteerde abstracties maar zo tot kunnen leiden tot devaluatie van het ik en de wereld. Jezetha roept niet voor niets uit , als hij terecht staat in een tragikomisch proces dat door veel mensen via sociale media ‘live’ wordt gevolgd: “Wanneer – door onnauwkeurigheid, ouderwetsheid, ontluistering- een begrip, een formule machteloos is geworden, wanneer het verschil tussen reëel en nominaal een bres van ergernis, onvrede, bevrijding, ontgoocheling heeft geslagen in de slotmuur van de symbolische wereldorde, dan richten de Heersende Hanteerders dat woord, die naam, dat begrip, die formule weer op door hun VERANDERING in een neofunderende zingevingsaanval op alle gevoel, gedachte, geheugen en zien”. Precies die ‘neofunderende zingevingsaanval’ zien we terugkeren in het taalgebruik van diverse personages. Bij de repressieve ‘Buronen’ bijvoorbeeld, die belast zijn met ‘Sociale Regeneratie’ van mensen die te weinig bijdragen aan het principe van de ‘Totale Markt’, en die termen hanteren als ‘slotafwikkeling’ en “objectmanagement” voor het repressief bewaken, gewelddadig heropvoeden en soms zelfs ombrengen van ‘objecten’. Allemaal termen die volgens Jezetha (Derlage, Van der Zee) leiden tot de ‘geabstraheerde mens’, tot een wereld waarin alles van waarde zijn individualiteit en zijn grillige betekenisrijkdom totaal verloren heeft. En waarin ook repressie, institutioneel racisme en institutioneel seksisme sluipenderwijs steeds meer binnendringen in het alledaagse leven.

Passages
Opperhalfrond bevat veel passages waarin deze “neofunderende zingevingsaanval op alle gevoel, gedachte, geheugen en zien” voelbaar wordt, en waarin de personages dus alleen nog maar kunnen denken en voelen via de al te abstracte, versluierende en repressieve conventies van de wereld waarin zij leven. Die passages vond ik heel intrigerend, al waren ze voor mij soms net wat te uitgesponnen. Maar nog intrigender, en vooral ook inspirerender en mooier, vond ik de passages waarin wordt geprobeerd om nieuwe talige perspectieven te ontwerpen die aan de zo versluierende conventies ontsnappen. Onder het programmatische motto: “[W]ie heden in het Reële wil arriveren, die vertrekke naar het Imaginaire”. Of in het licht van het eerder genoemde appel in Nederhalfrond: “Ziet uzelf nieuw door het Oog van onze Cycloon!”, en “Taal is een magisch heelal van deuren”. Niet voor niets bevat Opperhalfrond passages als: “Nee, het moest lichter en rozer in Zijn bezwaarde hoofd, alsof het HOP! was opengegooid naar een vogelgedragen Morgen!” Of: “Hij sloot de ogen, en, koelbloedig, dacht./ Hij kon niet draaien, maar DACHT draaiing./ Hij had geen ruimte, maar DACHT ruimte./ Hij kreeg geen licht, maar DACHT licht./ En een zin keerde verlossend terug: / Een andere, hypnotisch stralende hemel ligt onthuld, waarin, verzaligd kind, een machtige vogel dartele banen wiekt om door zijn contrasterende dynamiek vaderlijk de zee van zomerblauwe ruimte te verwekken die hem baarde. […] Hij hing Zichzelf onschendbaar in Zijn eigen woorden”.

Vertwijfeling
Vooral in de laatste twee geciteerde passages wordt gespeeld met het motief van De Verlosser: Jezetha van Zanareth die, als Tweede Zoon van God, zich inzet voor een herschepping van de wereld door transformaties van onze taal en ons denken. En voor een nieuwe menswording van God, die dan gestalte moet krijgen in een nieuwe Dood en Wedergeboorte. Dat leidt niet tot een glorieus nieuw geloof of een verlossende nieuwe werkelijkheid. Eerder tot vertwijfeling, omdat een nieuwe Christus niet meer lijkt te passen in deze van goden verlaten, dystopische, en van “ontologische ongeborgenheid” doorregen tijden: “En weer herinnerde Hij zich deze Tempelverwoestingsdag lijfelijk, dames en heren, voelde Hij Zijn wezensdiepe onbehuisdheid op uw koudhartige en kilhoofdige wereldrond, een droeve zieledakloosheid […]”. Sommige lezers zullen dit soort passages over de Vader en zijn Tweede Zoon bovendien te gezwollen vinden en te ongrijpbaar. Of te megalomaan, zelfs. Maar ze passen wel mooi bij de ambitie en inzet van Opperhalfrond: de ambitie om de taal en de literatuur te vernieuwen, en daarmee tot fundamenteel nieuwe perspectieven te komen op onze buitenwereld en onze binnenwereld. In een verhaal waarin zelfs De Schepper opnieuw wordt geschapen, en waarin Zijn Zoon verandert in iemand die eindeloos en vertwijfeld maar vol vuur zoekende is naar een nieuwe verlossende werkelijkheid. 

Sensatie
Bovendien, de zoektochten van Vader en Zoon leveren geen nieuw hoger Licht op, maar wel verrassend vernieuwende wegen in stijl en vorm. Zelf voel ik in elk geval bij alle in deze recensie geciteerde zinnen de sterke sensatie van het nieuwe. Ook in Opperhalfrond voel ik dus volop de passie achter Herrenbergs appel “Ziet uzelf nieuw door het Oog van onze Cycloon!”. Ook in Opperhalfrond is het credo dus “Taal is een magisch heelal van deuren”. En dat voel ik niet alleen bij de mythische passages. Wat bijvoorbeeld te denken van terloopse, maar wel opvallend spectaculaire en ongewone zinnen als “Een fietser vloog door de glanzende straat achter zijn lichtstraal aan”. Of van zinnen als: “Uit zijn grijsgroene ogen keek even het niets”. Of van stemmige passages als: “De loper was een rode zigzaggolf omhoog, bedwongen door messing roedes. Aan de muur hingen unieke foto’s van geknevelde heerschappen: ministers die voorbij waren gegaan”. Of ook: “Lilian tuurde naar buiten door een schaduwvrouw in een mantelpakje. De regen biggelde over haar omlaag”. Bovendien noemde ik eerder al de enorme pluriformiteit en complexiteit van dit boek, die ik eveneens zie als uitnodiging om te lezen door het oog van de cycloon. Net als de wijze waarop de dystopie gestalte krijgt: niet, zoals in een ‘normaler’ boek, in één fictieve werkelijkheid, maar in drie in elkaar vervlochten werkelijkheden die op raadselachtige wijze verwijzen naar de onze. En alle drie werkelijkheden worden alleen tussen de regels door geëvoceerd, niet kant en klaar analytisch uitgelegd zoals in ‘normalere’ dystopische romans.  

Intrigerend
Met Opperhalfrond heeft Herrenberg dus een mooi en intrigerend vervolg gegeven aan Nederhalfrond. En ik ben heel benieuwd hoe hij zijn cyclus “Door het oog van de cycloon” zal afronden met Wereldrond. Welke motieven uit de eerdere twee delen zal hij verder uitwerken, en op welke manier? Welke nieuwe thema’s, motieven en personages zal hij introduceren? Hoe zal hij mij, na die eerste twee verrassende delen, opnieuw gaan verrassen? Ik ben benieuwd!

Eerder verschenen op Hebban

Boeken van deze Auteur: