"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Dag voor dag

Vrijdag, 15 december, 2023

Geschreven door: Helga Schubert
Artikel door: Anke Cuijpers

Een teder, onsentimenteel en intiem portret van een liefde

Twee geliefden in de laatste, ontluisterende fase van het bestaan. Er is een vorm van intimiteit ontstaan die anders is dan in de voorgaande fases. “Elke seconde met jou is een diamant,” zegt de man tegen de vrouw. De vrouw spoelt zijn gebit, leegt de bedzak van de blaaskatheter, voelt of de luier nat is. Toch is het centrale thema niet wat er van liefde overblijft als er alleen nog het zorgen rest voor iemand die jou soms zelfs niet eens meer herkent. Integendeel. Met een vanzelfsprekendheid die ontzag afdwingt, beschrijft de auteur een liefde die tot het einde toe geleefd wordt.

Mantelzorger
De vrouw is mantelzorger voor Derden, die lichamelijk en geestelijk steeds verder aftakelt. Op een onbewaakt moment weet de man de voordeur open te krijgen, valt uit de rolstoel, ligt op straat om hulp te roepen. De 83-jarige vrouw zoekt, ziet hem liggen, weet hem weer in de stoel te krijgen. Toch kan ze niet nadenken over zijn dood. Ze denkt over de dood van anderen, zelfs over de dood van zichzelf:

“Soms zou ik dood willen zijn, eindelijk zonder verantwoordelijkheid en plichten, maar toch erbij zijn, niemand hoeft zich schuldig te voelen, een toevallige dood. Ik zou met mijn ziel in de lucht willen zweven en alles nog kunnen zien en horen.”

Ze wil ontsnappen, een pauzeknop indrukken om een keer niet elke twee uur wakker te worden ’s nachts. Schubert grijpt dat verlangen aan om over haar tweeling na te denken. De ander die een spiegel van jezelf is. Het is haar onmogelijk om een doek over die spiegel te gooien. Maar dit letterlijke benoemen van de tweeling detoneert een beetje met de rest van het verhaal. Het is overbodig ook. Als al niet de tedere manier waarop de twee geliefden met elkaar omgaan het de lezer duidelijk maakt, dan is het wel wanneer Schubert vertelt van het moment waarop ze haar man redde door ervoor te zorgen dat hij toch opgenomen wordt in het ziekenhuis, als ze hem op de spoedeisende hulp weer naar huis willen laten gaan. ’s Nachts, zelf weer thuis, wordt ze wakker:

Boekenkrant

“Nadat ik een uur gewaakt had, wist ik plotseling dat alles weer in orde was. En ik sliep tot de wekker ging om negen uur. Ik belde zoals toegestaan en de hoofdverpleegkundige gaf de telefoon aan de chef-arts, die ik al van de opname kende. Hij zei: Uw man maakt het weer goed, een uur lang hadden we vannacht een probleem, hij kon alleen nog maar om hulp roepen, had water in zijn mond van zijn longen.”

Voor sommigen van ons zal het een ijzersterk weten zijn, dat je zelfs op afstand kunt aanvoelen of het goed of slecht gaat met je geliefde, zoals het voor anderen een kwestie van toeval zal zijn. Schubert doet in elk geval iets prachtigs met dit gegeven. Er is de noodzaak die ze als verteller van hun liefdesverhaal voelt, om nadrukkelijk bewijs hiervan te verzamelen voor de lezer. Ik moest onwillekeurig denken aan Het jaar van magisch denken van Joan Didion. Didion schrijft daarin dat we ons alleen toestaan de boodschappen in te beelden die we nodig hebben om verder te kunnen.

Tot de dood ons scheidt
Schubert thematiseert die belofte die partners elkaar soms doen, om niet af te haken in slechte tijden, te beginnen bij de ondertitel van dit boek: een getijdenboek van de liefde. Maar ook als ze vergelijkbare situaties schetst bij kennissen en vrienden. Of als ze zich afvraagt hoe de verzorging van ouderen die thuis willen blijven wonen in Duitsland is georganiseerd. En als ze zich op een dag afvraagt hoe lang hun huishoudhulp bij hen kan blijven werken:

“Ik blijf bij u tot uw dood.
Dat had iets heiligs, hoewel ze niet kerkelijk is. Tot de dood ons scheidt, ik neem aan dat ze die zegswijze niet kent. En toch deed ze ons die serieuze toezegging.”

Het is een toezegging die in schril contrast staat met de houding van de kinderen van Derden. Die wijzen haar fijntjes op het bestaan van een opvanghuis als ze vraagt om een keer voor haar in te vallen omdat ze naar een lezing moet. Het duurt lang voor ze iets begrijpt van die houding en ze heeft er een fout gelabeld potje kweeperengelei voor nodig om te beseffen dat het de kinderen niet lukt om hun vader een luier om te doen. De lezer krijgt die mogelijkheid om te ontsnappen niet. De roman opent met de hulpbehoevendheid van Derden. De taal van geliefden is het meest van al een lichaamstaal, ook als een van die lichamen versleten en hulpbehoevend is.

Hoop
Helga Schubert werkte in Oost-Duitsland als psychotherapeut. In 2020 ontving ze de Ingeborg Bachmann Preis. Zonder opsmuk weet ze hier een levenslange liefde voelbaar te maken, en ervoor te zorgen dat je als lezer ondanks de luiers, de lekkende urinezakken en de dementie de mens ziet, en de man die ze als zeventienjarige voor het eerst ontmoet. Het is een hoopvol verhaal over liefde, en menselijke waardigheid. Een oase.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow