"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: De kleine Johannes

Maandag, 18 maart, 2024

Geschreven door: Frederik van Eeden
Artikel door: Gerda Wiggemans

Veel meer dan een sprookje

De kleine Johannes is geschreven in 1884 en werd in afleveringen gepubliceerd in 1885 en 1886 in De Nieuwe Gids. Het eerste boek ervan verscheen 1887. Er zijn daarna nog veel hertalingen geweest, onder andere in 2007, waarmee de ouderwetse taal, die ook iets heel moois toevoegt aan het verhaal, voor de hedendaagse lezer geen belemmering meer hoeft te zijn om in het schitterende avontuur van de kleine jongen Johannes te duiken. Er zijn drie delen, waarvan het eerste deel het meest bekend is. Het leest als een sprookje, maar dit bekende werk van Frederik van Eeden (1860-1932) omvat oneindig veel meer dan dat. Het is zeer de moeite waard ook het tweede en derde deel te lezen.

Het verhaal van De Kleine Johannes beschouwt de mensheid, het leven en de dood. De mens in relatie tot de ander en tot de natuur. De aarde, de sterren, het heelal. Het verhaal is heel spiritueel. De personages uit De Kleine Johannes hebben elk een boodschap te verkondigen. Een simpele maar allesomvattende boodschap over goed zijn voor de ander, leven met respect en vanuit liefde. Op de illustratie op de omslag van mijn oude, beduimelde exemplaar ziet De Kleine Johannes er gepijnigd en zorgelijk uit. Het is allesbehalve een sprookje eigenlijk, zijn avontuur.

Psychiater
Frederik van Eeden was schrijver en dichter maar ook arts: psychiater. Daarnaast was hij spiritist en fervent wereldverbeteraar. In De Kleine Johannes wordt de mensheid een spiegel voorgehouden. Is de mens goed- of kwaadaardig? Waarom wordt zo onzorgvuldig omgesprongen met de natuur? Wat is het leven eigenlijk, en wat betekent de dood daarin? In De Kleine Johannes gaat de lezer op stap met allerhande zonderlinge figuren. Allereerst verschijnt het elfje Windekind ten tonele. Hij praat met dieren, planten en insecten en Johannes luistert naar de gesprekken. Ook al is de tekst meer dan een eeuw oud, de dialogen zijn vermakelijk en de spiegel die de lezer wordt voorgehouden toont (helaas) een vrijwel onveranderd beeld van het gedrag van de mens. Het is zelfs hier en daar een beetje gênant, want zijn wij niet allemaal als mens zo, dat we vaak wijzen naar een ander, en onszelf altijd gelijk geven? “Zij” zijn fout, wij goed!

De mieren
Een mooi voorbeeld van de spiegel die de mens wordt voorgehouden vormt de strijd van de mieren die Johannes tegenkomt. De ene mierenkolonie gaat de andere aanvallen. Waarom? Johannes wil het graag weten en krijgt een duidelijke motivatie voor de op handen zijnde strijd:
“Waarom is die veldtocht,” zeide Johannes, “dat lijkt mij niet mooi.” “Neen! neen!” zeide de luizenhoeder, “het is een zeer schone en lofwaardige tocht. Ge moet denken, het zijn Strijdmieren, die wij gaan aanvallen, wij gaan hun geslacht uitroeien en dat is een zeer goed werk.” “Zijt gij dan geen Strijdmieren?” “Zeker niet! Wat denkt ge wel? Wij zijn Vredemieren.” Aan Johannes wordt vervolgens omslachtig uitgelegd waarom de ene partij goed is en de andere slecht. De andere partij denkt er natuurlijk net zo over. De anderen: die zijn slecht. Wij hebben het bij het rechte eind.

Wedijveren
De zon is de vader van Windekind en de maan is zijn moeder. Dieren, planten, maar ook dingen, wedijveren met elkaar, zijn jaloers, slechtgehumeurd, verdrietig, noem maar op: alle menselijke eigenschappen worden aan hen toegekend.

Yoga Magazine

“De paddenstoelen bijvoorbeeld, die hebben het erg druk onder elkaar: ‘Zie mij eens!’ zeide een dikke duivelszwam. ‘Hebt ge ooit zo iets gezien? Zie hoe dik en wit mijn steel is en hoe mijn hoed glimt. Ik ben de grootste van allen. En dat in één nacht!’ ‘Ba!’, zeide de rode vliegenzwam, ‘gij zijt zeer lomp. Zo bruin en grof. Ik wiegel op mijn slanke steel als een riethalm. Ik ben prachtig rood als de lijsterbessen en sierlijk gespikkeld.'”
Johannes wijst ze erop dat ze beiden giftig zijn. Dan zijn de paddenstoelen het eens: dat is juist een deugd!

Kabouter Wistik
Als Johannes in de ban raakt van de akelige praatjesmaker Wistik, een kabouter, laat Windekind hem achter. Johannes is gefascineerd door het boekje met de waarheid waar Wistik over praat. Johannes wil zo graag alles snappen, er zijn zoveel vragen. Hij wordt een tijdje opgenomen in een klein gezin en daar verliefd op Robinetta. Het ware boekje is in dit gezin de Bijbel. Maar daar trapt Johannes niet in, wat daarin staat zijn niet de antwoorden op zijn vragen, dat weet hij want de Bijbel kent hij. Dan komt Pluizer erbij. Een akelig wezen, zeer goed bevriend met ene Hein (die mager is). Over de dood leert hij Johannes, onder andere door het angstaanjagend beschreven neerdalen in de graven waarin zich in allerlei stadia van ontbinding verkerende lijken bevinden. Zijn eigen gestorven lichaam is het laatste dat Johannes ziet. Hein zelf, de Dood, is zachtaardig, geduldig en vriendelijk.

De Ongenoemde
Het eerste deel van De Kleine Johannes eindigt met de ontmoeting met de Ongenoemde, de Christusfiguur, die geen Jezus wil worden genoemd. Johannes ziet een menselijke gestalte, met ogen als die van Windekind en met een uitstraling van zachte weemoed, die Johannes die nog nooit bij een mens heeft gezien:
“‘Wie zijt gij?” vroeg Johannes. ‘Zijt gij een mens?’ ‘Ik ben meer!’ zeide hij. ‘Zijt gij Jezus, zijt gij God?’ vroeg Johannes. ‘Noem die namen niet,’ zeide de gestalte. […] Noem hen niet, want hun zin is tot dwaling, hun wijding tot spot geworden. Wie mij kenne wil, werpe de namen weg en luister naar zichzelve.'”

Alle antwoorden vindt de mens in het eigen hart. Zo is de boodschap overgekomen. Het eerste deel eindigt met de belofte meer over Johannes te zullen gaan horen, “doch op een sprookje zal het dan niet meer gelijken.”

Verzoening met de mensheid
In het tweede deel gaat Johannes op weg naar verzoening met de mensheid, dat hij in het derde deel, samen met Marjon, bereikt. Maar het gaat niet zomaar en in beide delen krijgt Johannes, en krijgt de lezer, opnieuw vele wijsheden ingeprent. Door Wistik komt Johannes in contact met Pan. Johannes ontdekt dat er een tijd was waarin de mens in harmonie leefde met de natuur, in het rijk Pan. Dat is voorgoed voorbij, maar er is ooit een vreedzame staat geweest. En als het ooit heeft gekund, is het dan niet vanzelfsprekend dat het ooit weer zou moeten kunnen?

“‘Hierheen! Mee naar boven!’ fluisterde Wistik. ‘Ik heb wat gevonden, daar zult ge van opkijken. Geef me maar een hand, het gaat best. Gij kunt uw lijf wel zolang hier laten liggen.’ ‘Dat zou wat moois zijn!’ zei Johannes. Maar het ging best. Hij stak zijn hand uit en zat in een wip bij Wistik op de beddekwast. En toen hij naar beneden keek, waarlijk! daar zag hij zijn lijf heel rustig liggen slapen.’

Een droom. Een illusie. Een wens. Een avontuur. En dat alles in een rijke taal met schitterende dialogen, vol humor en in vele uitgaven ook nog eens fantastisch geïllustreerd.

Ook verschenen op Literatuurder

Leesadvies voor jongeren

Een tijdloze klassieker die de omgang van de mens met elkaar en de natuur in een sprookjesachtige setting onder de loep neemt.