"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: De muur voorbij - Berlijnse fado

Vrijdag, 8 maart, 2024

Geschreven door: Harrie Lemmens
Artikel door: Ger Leppers

Herinneringen aan Oost-Duitsland

“Ik houd zo veel van Duitsland dat ik blij ben dat er twee van zijn”, merkte de Franse schrijver François Mauriac ooit malicieus op. Dat was in het heetst van de koude oorlog, toen het allerminst boterde tussen de beide Duitslanden die er destijds bestonden – de communistische Duitse Democratische Republiek in het Oosten en de kapitalistische Bondsrepubliek Duitsland in het Westen. Een situatie die Mauriac, als Franse patriot, niet zonder leedvermaak gadesloeg.

De twee staten bespioneerden elkaar, bestookten elkaar met propaganda en probeerden elkaar waar dat maar kon de loef af te steken. Aan weerszijden van de grens stonden grote troepenconcentraties paraat. Mij werd destijds verteld dat bij de grensovergang van Helmstad, waar een corridor begon die dwars door Oost-Duitsland naar het vrije West-Berlijn voerde, een bord stond met de tekst: “Willkommen in die Deutsche Demokratische Republik ! Nicht aussteigen, es wird geschossen !” Het verhaal is mogelijk apocrief, maar tekent de sfeer van toen.

Pruttelende Tranbantjes
Achteraf was de ineenstorting van het reëel bestaande socialisme niet moeilijk te voorspellen. Je hoefde eigenlijk – zonder je verder in enige ideologische overweging te verdiepen – alleen maar te letten op de universeel slechte kwaliteit van het schrale winkelaanbod. “In het oostelijke blok / hoort men gejammer en gemok / want alles smaakt er naar kapok,” zong Drs. P. Op de wegen werden walmende en pruttelende Trabantjes en Wartburgs – waarvoor de eigenaars niet zelden tien jaar lang hutje bij mutje hadden moeten leggen – voorbijgezoefd door glanzende bolides van prestigieuze merken als Mercedes, BMW en Audi. Wie ooit zijn buurman op zaterdagochtend liefdevol zijn auto heeft zien wassen, begreep dat het communisme nimmer de hearts and minds van de mensen kon veroveren.  

De achtentwintigjarige Harrie Lemmens behoorde, in de herfst van 1981, dan ook tot de zeer weinigen die geheel vrijwillig de grens in oostelijke richting overstaken. Gevoelens van onvrede met het geordende leven in Nederland en een romantisch, onbestemd verlangen naar ‘iets anders’ speelden daarbij een veel grotere rol dan ideologische redenen. Wel was hij zojuist afgestudeerd in Nijmegen, destijds dé krakersstad van Nederland, waar de Katholieke Universiteit door sommigen was omgedoopt in Karl-Marx-Universiteit. Werkte dat toch een zekere predispositie in de hand?  

Boekenkrant

Paraderende jonge pioniertjes
De jonge Lemmens belandde aldus in een der holen van de rode leeuw. Aan de hand van aantekeningen en brieven uit de paar jaren die hij in Oost-Berlijn doorbracht, reconstrueerde Lemmens onlangs, na al die jaren, zijn kennismaking met het leven in die merkwaardige stad. Een goede veertig jaar lang was die de halve hoofdstad van een half land dat zich voor het Westen had verstopt achter een antifaschistische Friedensschutzwall, prikkeldraadversperringen, wachttorens en zo’n 71.000 Selbstschussanlagen, die overigens naar verluidt meer wilde dieren het leven hebben gekost dan vluchtende staatsburgers. Het weinige wat je bij ons van het ‘reëel bestaande socialisme’ te zien kreeg waren voornamelijk televisiebeelden van met hormonen volgepropte atleten, paraderende jonge pioniertjes, en foto’s van oudere witte mannenzoals Brezjnew en Honecker, die elkaar op de mond kusten. Dat maakt Lemmens’ verslag van binnenuit tot een boeiend getuigenis.

Lemmens ging aan het werk bij het gouvernementele vertaalbureau Intertext, waar hij dikke stapels documenten onder handen kreeg over de vredelievende bedoelingen van de landen van het Oostblok, hun grote economische prestaties, de fantastische sociale voorzieningen en het algemeen gevoel van vrijheid, geluk en eendracht waarin de DDR-burger van de vroege ochtend tot de late avond baadde. Voorspelbare teksten waar kraak noch smaak aan zat.

Maar onze jonge vertaler had een open geest en een levendige belangstelling voor de medemens, en schaarde al snel een grote groep vrienden en bekenden om zich heen die hem een blik boden achter de schermen van dit Potemkin-decor. De machthebbers in een dictatuur streven vaak naar een nieuwe, overzichtelijke en makkelijke te ‘managen’ mens, maar achter de decors van het systeem en buiten het zicht van de autoriteiten bouwt de bevolking een parallelle wereld op, waarin de mensen voor zichzelf zo veel mogelijk ruimte en vrijheid hebben. En niet zelden ging achter die dubbellevens nog een derde schuil: dat van een informant van de geheime dienst. In plaats van een mens die eenvoudiger in elkaar zit, schept men aldus juist ingewikkelder mensen met zeer gecompliceerde gelaagde levens en gespleten loyaliteiten. Ook Lemmens werd door mensen die hij als zijn vrienden beschouwde bespioneerd, ze rapporteerden over hem aan de geheime dienst, die in alle geledingen van de maatschappij was doorgedrongen. Wie in Berlijn het tegenwoordige Stasi-museum bezoekt en alle, nu vaak wat oubollig aandoende apparatuur ziet waarmee de Oost-Duitse staatsburger in het gareel werd gehouden kan niet om de conclusie heen: er werd achter de schermen afgeluisterd, gespioneerd, geïntrigeerd, gerapporteerd en boosaardig geïnterpreteerd dat het een aard had. Iedereen die zich destijds bezighield met de betrekkingen tussen Oost en West raakte, of hij dat nu leuk vond of niet, verwikkeld in een soort James Bond-film.

Portugees
De rode roos was toen nog meer dan nu het symbool van het socialisme. Maar die bloem is ook het zinnebeeld van de liefde, en Oost-Berlijn bood Harrie Lemmens beide. Want op zijn werk leerde hij zijn Portugese collega Ana kennen. Zij was op een universitaire beurs naar het land gekomen om haar Duits te perfectioneren, en ook zij nam met stijgende verbazing kennis van het leven in de arbeidersheilstaat. En terwijl het masker daarvan steeds meer barsten en scheuren begint te vertonen, worden de twee jonge vertalers van lotgenoten tot geliefden. Voor de jonge Harrie Lemmens is dat het begin van zijn betrokkenheid bij het Portugese taalgebied, en de aanzet tot zijn latere glanzende carrière als de meest productieve en veelzijdige vertaler aller tijden uit het Portugees in het Nederlands. Het is diezelfde Ana Carvalho die de foto’s maakte die dit boek fraai illustreren.

Lemmens schreef een meeslepend verslag over een bestaan dat, sub specie aeternitatis, nog vlakbij ligt, maar dat op de schaal van een mensenleven zich inmiddels al afspeelde in een eindeloos ver verleden. En al bleven de grimmigste kanten van het systeem voor zijn blik verborgen, Lemmens keek al die tijd goed om zich heen, bezocht tientallen film- en theatervoorstellingen, sloot vele vriendschappen, en geeft zo,  fris van de lever, aan hoe hij langzaam de ontluisterende werkelijkheid doorgrondde, maar ook hoe hij bewondering kreeg voor de vindingrijke dubbele moraal waarmee de Oost-Duitsers mazen in  de netten van het hun opgelegde systeem benutten. Tegelijkertijd heeft hij een scherp oog voor de tragische kanten van het leven in een zo dwingend systeem. Hij vatte zijn ervaringen samen in een boek waar niemand die in het ooit reëel bestaande socialisme geïnteresseerd is, voortaan nog omheen kan.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow