"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Het langzaam voorovervallen

Vrijdag, 3 november, 2023

Geschreven door: Alja Spaan
Artikel door: Dietske Geerlings

“Staren in de ruimte waarvan je de meters probeert uit te leggen

Wekenlang las Alja Spaan voor in een zorginstelling voor ouderen. Naar aanleiding daarvan schreef ze gedichten die op haar weblog verschenen. Deze ‘cursiefjes’ zijn terechtgekomen in haar nieuwe bundel Het langzaam voorovervallen. Het zijn net eilandjes die wegdrijven van een werelddeel waartoe ze ooit behoorden. 

Alkmaar
Spaan komt uit Alkmaar en heeft veel kunst- en poëzieprojecten gedaan. Ze organiseert Reuring, een taalplatform in Alkmaar. Daarnaast is ze voorzitter, coördinator en redacteur bij Meander. Ook is ze dichter bij de Eenzame Uitvaart Alkmaar. Ze heeft al diverse dichtbundels gepubliceerd.

De gedichten uit Het langzaam voorovervallen hebben allemaal een titel die komt uit het weblog van de vorige dag. De dag daarop schreef Spaan dan pas het bijbehorende gedicht. Daardoor lijken de gedichten al meteen weg te drijven van de titels. Dit langzaam loslaten past heel goed bij de levensfase van de ouderen voor wie zij voorleest. De gedichten bestaan steeds uit twee regels en lijken zo flarden van een wereld die langzaam uit elkaar valt. Dit zie je weerspiegeld in veelzeggende titels: hoe ik mezelf moet terugvouwen, open einde en inwisselbaar, op mijn tenen om in de armen te passen, gaten in het breisel, die bij het licht in de ochtend achterblijven. De dagen zijn inwisselbaar, net als ook de ouderen, hoezeer ze ook zichzelf zijn gebleven. Veelal zijn ze vergeten waarom ze daar zijn en soms zelfs wie ze zijn. Herinneringen komen spontaan bovendrijven en leggen bizarre verbindingen tussen toen en nu.

Schimmen
Het is alsof je in een ruimte terecht bent gekomen waar allemaal schimmen zijn die om elkaar heen draaien en ook voor elkaar van persoonlijkheid kunnen wisselen. Spaan weet sommige ouderen ijzersterk te schetsen, zoals de heer D., die zijn ‘kantoortje’ bij zich draagt, “of liever, hij duwt het voor zich uit”. Hij loopt met gebreide sokken in Birkenstocks achter zijn rollator en daarop heeft hij een pakje wafels, schriftjes, pennen, een extra paar sokken, maar ook “de bloemenkrans die ooit om haar hing. Ach ja, zegt hij, ik houd haar in ere”. Je ziet hem helemaal voor je. 

Hereditas Nexus

Tegelijkertijd lijkt zijzelf als voorlezer regelmatig een personage in het denkbeeldige leven van de oudere. Zo heeft ze bijvoorbeeld ineens het gevoel dat ze op dezelfde school heeft gezeten als mevrouw V., dat ze samen leerden typen en achter hun machines schoven. Eigenlijk zie je een hele samenleving in deze besloten wereld terug, maar dan in een wonderlijke samenhang: de ouderen zijn weliswaar hun familie en vrienden kwijt, maar zien hen terug in de figuren om hen heen. De essentie van het leven wordt zichtbaar: mededogen voor elkaar, een troostende hand, het maakt niet zoveel uit wie je bent, maar dát je er bent. De voorlezer zelf voelt ook die verbondenheid:

“[…] maar o man, wat was het gezellig toen. Met haar wil ik wel
delen, ik wil weten hoe ze eruit zag toen, wat 

ze gedaan heeft, met wie ze leefde, wat haar ouders deden, haar kind,
waarom ze meestal zo boos is […]”

Teleurstelling
Sommige ouderen laten zonder gêne hun teleurstelling blijken als ze gaat voorlezen: “”geen muziek, geen muziek vandaag?’ en loopt de deur weer uit.” Ze leveren commentaar op elkaar, als er iemand uit zijn slof schiet of onbedaarlijk begint te huilen: “Je moet je focussen, zegt mevrouw K., op dat wat wel leuk is”. Zo krijg je ook als lezer nog wat wijze adviezen mee.

De bundel raakt aan ons naakte bestaan, laat treffend zien wat er in essentie van ons overblijft als we oud en afhankelijk worden:

Met wiebelpoten

“Misschien gaat het met liefde zoals met geld en vrijheid, kracht
en onafhankelijkheid, beweging en bezit,

ruimte en horizon, dat je steeds meer verliest, beetje bij beetje.
Er lekt iets. Je vergat een dop aan te draaien,

een deur op slot te doen, je liet een monster binnen en je hebt
nooit naar een waarschuwing geluisterd.

Je hebt ook nooit gedacht dat het nodig was en dat het zover zou
komen en vaak ook lijkt het terecht dat alleen

dit overblijft: staren in een ruimte waarvan je de meters probeert
uit te leggen, ramen opzetten en vliegen

vangen, koekjes breken en kruimels in een zakje doen voordat
de buurvrouw ze steelt, je wang lenen aan

een jong handje dat je haar omhoog duwt en de spelden schuift,
haar horen zeggen dat er een nieuwe dag is.”

Ook verschenen op Tzum