"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Kleine wereld

Vrijdag, 22 september, 2023

Geschreven door: Mattijs Deraedt
Artikel door: Jan Stoel

De ziel van de halsbandparkiet

In mijn omgeving zie ik ze soms: halsbandparkieten. Ik kijk dan verwonderd op. Horen die hier thuis? Je komt ze hier toch alleen tegen in volières en niet in de vrije natuur? Wat is er aan de hand? Deze – maar ook andere – vogels vormen een rode draad in de tweede bundel van dichter Mattijs Deraedt (1993, Kortrijk) met als titel. Kleine wereld.

De kleine wereld ten opzichte van de grote wereld is het thema van deze bundel. Deraedt voert ons mee naar plekken die zo voor de hand liggen dat wij ze niet bijzonder vinden. Hij zoomt in op details, toont ons wat er onder de oppervlakte ligt van zijn ‘kleine wereld’. Dan blijkt die wereld helemaal niet zo klein te zijn, maar juist aanleiding te zijn tot verwondering, tot het laten werken van je eigen verbeelding, tot een andere kijk op de wereld. Het kleine heeft juist grote betekenis.

Poëtische middelen
De bundel opent met een citaat van de Engelse schrijver/filosoof John Nicolas Gray uit diens boek The silcence of animals. “Door je naar binnen te keren vind je alleen woorden en beelden die deel van jezelf zijn. Maar als je jezelf naar buiten keert – naar de vogels en de dieren en de snel veranderende plaatsen waar ze leven – hoor je wellicht iets voorbij de woorden.” En dat is precies wat Deraedt doet. Het citaat onderlijnt de structuur van de vierdelige bundel: Buurt, Appartement, Keuken, Vogelvlucht. Je ziet daaraan dat er een beweging van buiten naar binnen is en dat in het laatste deel de omgekeerde beweging plaatsvindt. Deraedt kiest voor ruimtes die dichtbij zijn, die hij goed kent. Daar valt hem van alles op. Hij observeert, onderzoekt, reflecteert en dat leidt er toe dat hij er op een andere manier naar kijkt. Hij zet poëtische middelen in om ons dat te laten ervaren: metaforen, ritme, rijmvormen. Zijn poëzie is zintuiglijk. Je ruikt, hoort, proeft, voelt en ziet. En die ervaringen leiden tot inzicht.

Van jagen via denken naar inzicht
Je ziet dat meteen in het openingsgedicht De jager. De mens als jager komt een aantal keer terug in de bundel en staat voor de mens die alles aan zich onderworpen heeft, als het ware op jacht is. De jager stapt naar buiten en als eerste vallen hem geluiden op, precies zoals een jager tijdens de jacht al zijn zintuigen op scherp heeft staan: “het zachte shhh van voorbij suizende auto’s, een borstel / op een vinylplaat voor de muziek weerklinkt. De riiiing van een fiets die de heuvel afrijdt.” Een strofe verder spreken bomen en de zwarte aarde “met een stem van gruis en kiezels.” De zwarte aarde is “de bodem waar al mijn jeugdherinneringen als spades in geplant zijn.” De jager beseft dat hij deel uitmaakt van de geschiedenis: “Plots kijk ik door de stad heen / naar de oerwereld als naar water in een beek. / De nevelslierten die uit de grashelling opdoemen, / de hese roep van een brontosauraus.” De jager kijkt dus verder dan alleen de straat, verbreedt de ruimte en de tijd en beseft dat hij deel uitmaakt van een groter geheel. De ontdekkingstocht kan beginnen, het zoeken naar de diepere betekenis van de dingen. In de loop van de bundel zie je de ontwikkeling van jager tot denker tot iemand die inzicht verworven heeft.

Boekenkrant

Aarde
Deraedt heeft kritiek op hoe we met de aarde omgaan. Een mooi voorbeeld daarvan is het gedicht Zalm. “Vier identieke schijfjes zalm op een houten plank. / Zo roze dat het lijkt alsof iemand het vlees / met een dun penseel beschilderd heeft. / Het blinkt en glanst van de olie.” Dan volgt de tegenstelling met hoe hij denkt over de industrie van het kweken van vis: “Ondertussen zwemmen onder ons / blinde vissen in een silo, hun huid aangevreten / door luizen met duikersflessen.” Om af te sluiten met een conclusie die er niet om liegt: “Dit is geen zalm meer, meneer. Dit is de idee van zalm.” In het gedicht Rood vlees is er kritiek op de bio-industrie. “Dat deze materie gekweekt is op een skelet, / dat een brein draagt als een doornenkroon, / probeer van dit vlees levenloze massa te maken.” Eten wij wel echt vlees zoals het bedoeld is? is de vraag die hij zich stelt. In het gedicht Het lichaam van het huis verwoordt Deraedt de kritiek op hoe we met de aarde omgaan als volgt: “en als je heel je leven wegkijkt van de dingen die je maakt, / over welke bodem loop je dan? Welke barsten als haarvaten / kraken er dan onder je zolen.”

Transformatie
De dichter geeft alledaagse zaken een andere lading. Zoals bij de ‘transformatie’ van witlof. Als hij de harde kern uit de stronkjes wegsnijdt veranderen ze. “Aan de ene kant lijken ze op duifjes, / hun vleugels als een mantel om hun lijf. // Aan de andere kant zijn het vissen / die met open bek in de witte ruimte kijken. / Eigenlijk lijken ze op tal van dieren en dingen, / maar nog het minst op witlofstronken.”

Vogels
Overal in de bundel duiken dieren op, vooral vogels. “Duiven / die uit het gras opwolken als uit de mond van God’. Ieder deel van de bundel begint met een afbeelding waar halsbandparkieten op staan, steeds een meer: het symbool voor iets dat niet in onze omgeving thuishoort, een exoot, waarvan er steeds meer komen. Anderzijds geven ze onze omgeving een andere ‘kleur’. Leg zelf de verbinding naar onder meer de migratie!

In Dag 4745 citeert hij een regel uit Genesis “En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.” Het gedicht is gebaseerd op een feit uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. In Brussel liet de eigenaar van het Meli Park op de Heizel halsbandparkieten los met de bedoeling ze in de buurt van het park te laten vliegen. Ze ontsnapten en nu leven er meer dan 12.000 in Brussel. In Londen liet Jimi Hendrix twee van die vogels los en noemde ze Adam en Eva. Zie daar de link met Genesis. De halsbandparkieten staan enerzijds voor gevangen, opgesloten zijn, voor exoot, maar anderzijds – doordat ze ontsnapt zijn aan hun kooien – voor vrijheid. En dan is de cirkel rond en snap je de transformatie in het titelloze gedicht aan het begin van de bundel, gebaseerd op ‘Bird in space’ van kunstenaar Brancusi.

“Ik heb geen parkiet gevangen /
Maar de ziel van een parkiet //
Een zilveren kegel die opstijgt, /
Een rust tussen twee vleugelslagen in”

Ook verschenen op Elders literair