"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie natuur en poezië: Onderling - Langs de kustlijn van Mull

Dinsdag, 10 oktober, 2023

Geschreven door: Miek Zwamborn
Artikel door: Marnix Verplancke

Gelukkig leven in ene landschap

Miek Zwamborn woont al zes jaar op het Schotse eiland Mull, een hard maar gelukkig leven, in een landschap dat onophoudelijk zijn tragisch verleden verraadt.

Nieuwsgierig geworden naar de dikte van het veen in de buurt van haar huis op het Schotse eiland Mull leende Miek Zwamborn een set professionele peilstokken. De eerste meter ging de grond in, waarna een tweede volgde en ze pas na de negende op een rotsachtige bodem stootte. Aangezien sphagnum, het mos waaruit het veen is opgebouwd, gemiddeld een millimeter per jaar aangroeit, had de onderkant van de peilstok toen moergrond uit de ijstijd bereikt. De schrijfster stak nadien haar vinger en uiteindelijk haar hele arm in het gat dat de stok had achtergelaten. Het veen voelde slijmerig, warm en uitnodigend aan, intiem bijna.

In Onderling schrijft de Nederlandse Zwamborn, auteur van proza en poëzie waarin de relatie tussen de mens en zijn omgeving centraal staat, over haar Mull, waar ze intussen al zes jaar samen met haar partner woont, in het zuidwestelijk gelegen Knockvologan, ‘vier huizen en een oude schuur,’ zoals ze het omschrijft. Al is wellicht correcter dat het boek niet echt over het eiland gaat, maar wel over wat dit met haar doet, terwijl ze er wandelt, kijkt, luistert, ruikt en tast, hoe het haar aanzet tot verzamelen, schrijven, tekenen en fotograferen. Zwamborn, ga je tijdens het lezen steeds beter beseffen, wil niet op, maar in Mull wonen, er een deel van worden.

Apothekersflesje
Daarin slagen heeft veel met het vinden van het juiste ritme te maken. De schrijfster voegt zich tijdens haar wandelingen naar het ritme van het eiland en laat zich verrassen door een verlaten akker in een bos of de restanten van een middeleeuwse kruidentuin, aangelegd door Ierse geestelijken die in Leuven, Parijs, Bologna en Constantinopel hadden gestudeerd. Wanneer ze even verderop een klein apothekersflesje vindt, blijkt dit vastgegroeid te zitten in de bast van een oude eik. Net zo moet je je als lezer plooien naar Zwamborns vertelritme en je overgeven aan de gedichten en tekeningen in het boek.

Boekenkrant

Dieren en planten spelen natuurlijk een grote rol in Onderling, hoe de getijden en de seizoenen verandering brengen, maar ergens merk je dat deze op zich niet voldoende zijn. Zwamborn betrekt er ook steeds het verleden bij, de crofters die tussen 1750 en 1860 van hun land verdreven werden door de Engelsen omdat schapen meer opleverden. Met hen verdween een hele cultuur, schrijft ze, en kreeg hun Schots-Gaelic, ‘de taal die net zo robuust klinkt als de ruige kustlijn,’ het steeds moeilijker. Dat Onderling een licht nostalgische ondertoon heeft, hoeft dus niet te verbazen, en dat je na het lezen ervan zin hebt om zelf ook naar Mull te trekken evenmin. Maar dat is niet wat Zwamborn voor ogen heeft. Haar boek gaat immers niet per se over een plek, maar wel over de omgang ermee, over het in de diepte gaan dus, en dat kun je overal.

Eerder verschenen in De Morgen