"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Lijkendrijver

Donderdag, 26 oktober, 2023

Geschreven door: Juan Carlos Onetti
Artikel door: Nico van der Sijde

Weer een heerlijk compromisloos- zwartgallige Onetti

De Uruguese schrijver Juan Carlos Onetti (1909- 1994) is volgens velen een van de grootste Zuid- Amerikaanse schrijvers ooit. Maar ook de zwartgalligste en een van de meest barokke en duistere. Wellicht is dat de reden dat hij in Nederland nooit zo aansloeg. Zijn magnifieke verhalenbundel De put versmoorde jaren geleden al gauw in de ramsj, zijn meesterwerken Het korte leven en De werf eveneens, en ook Laat de wind maar spreken verdween ooit als een scheet in een hooikist. Het is dus even lovenswaardig als dapper dat Uitgeverij Kievenaar hem opnieuw lanceert. Eerder verschenen al de even intrigerende als onnavolgbare novellen Afscheid en De dood en het meisje, nu dus de roman Lijkendrijver, en voor volgend jaar is Voor een graf zonder naam aangekondigd. Ik hoop dat er daarna nog veel meer Onetti- vertalingen komen, en dat Kievenaar ook nog in staat gesteld wordt om een paar van de oudere vertalingen misschien nog te herzien. Want Onetti lezen is complex, maar voor mij wel een feest. En er moeten nog veel meer mensen bestaan die net zo van Onetti zouden kunnen genieten als ik.

Prequel
Lijkendrijver is een soort prequel van Onetti’s ultieme meesterwerk De werf: het is erna geschreven, maar speelt enkele jaren ervoor. Zodat we nu kunnen meebeleven hoe Larsen, die in De werf helemaal werd meegesleurd in van alle goden verlaten werelden vol van desillusie en verval, ook eerder al werd ondergedompeld in desillusies en nederlagen. In De werf wilde hij de eigenaar worden van een werf, die echter door alle zo meeslepend beschreven verrotting, verroesting en desolate leegte van meet af aan al totale Godsverlatenheid symboliseert, en die het failliet belichaamt van alle illusies. En in Lijkendrijver jaagt Larsen een minstens zo troosteloze illusie na: hij, de treurige en verlopen pooier van “vier obscene ruïnes van vrouwen”, wil de eigenaar worden van een bordeel. Een droom die van morsigheid aan elkaar hangt, en van troebele verlangens en motieven die Larsen zelf nauwelijks begrijpt. Bovendien proeft hij al vanaf het begin de smaak van de onvermijdelijke nederlaag: “En hoewel hij niets zei, hoewel de dingen die hij dacht zich slechts openbaarden in de witte spuugdraad die in zijn glimlach verscheen, vermoedde hij, terwijl hij ging staan en de vrouwen hielp hun koffers uit te laden, dat de neiging om absurde dingen te zeggen voortkwam uit die dreigende vermoeidheid, uit de angst voor het einde die hem de laatste maanden had belaagd, vanaf de dag dat hij meende dat het uur van de wraak eindelijk was gekomen, het uur om de schone dromen te ervaren en waarin hij de twijfel aanvaardde dat het wellicht te laat was gekomen”.

Troosteloosheid
Mooi aan deze passage vind ik hoe de troosteloosheid niet beredeneerd of verklaard wordt, maar voelbaar wordt gemaakt. Bijvoorbeeld door het wel heel ongewoon-barokke beeld dat de dingen die Larsen denkt zich “slechts openbaarden in de witte spuugdraad”. Alsof zijn gedachten zich alleen articuleren in spuug, alsof zijn ratio steeds omhuld wordt door vermoeidheid, angst en slijm… Later in het boek zijn er vergelijkbare beelden. Zo is er sprake van “[E]en normale en gehaaide wereld, waarvan het kwijl ons nooit had bereikt”. Of ook van bizarre en bijna onbegrijpelijke passages als: “Zij is weer gerustgesteld; zo vreemd aan mijn ongeloof als aan de kwijlsliert die afkoelt en uitrekt vanaf haar mond tot aan het zitvlak van de stoel, herwint ze haar lege, verwonderde glimlach”. Bovendien zijn er diverse onnavolgbaar zwartgallige landschapsbeschrijvingen vol van regen, modder, grijsheid en andere slijmerige desolaatheid. Ook die maken de alles doordrenkende existentiële troosteloosheid bijna lijfelijk invoelbaar. Zelfs het licht wordt soms ervaren als “een licht dat in geen enkele herinnering kon worden geplaatst”, en allerlei straatgeluiden worden ervaren als “hem in feite vreemd, onbegrijpelijk in hun wezen”. De personages in deze roman ploeteren kortom in slijm en modder, kijken verbaasd naar licht dat hen volkomen vreemd is, en worden omgeven door geluid dat ze niet begrijpen. Ze zijn bovendien verdwaald in een wereld zonder houvast, vol onwerkelijkheid en gespletenheid. Wat fraai geëvoceerd wordt met onorthodoxe zinnen als: “Met de sigaret die aan haar mond hing, keek Ana Maria in de spiegel naar haar in tweeën gesneden, door een rooksliert gebroken gezicht”.

Distantie
Onetti heeft een heel eigen woordgebruik en een heel eigen zinsbouw. Hij trakteert ons dus op de ene uiterst merkwaardige zin na de andere, en zuigt ons daarmee een bijzonder merkwaardige en duistere wereld binnen. Een wereld die voor ons net zo ongrijpbaar en existentieel troosteloos is als voor de personages. En dat wordt nog versterkt door de opmerkelijk heterogene plot. Want die bestaat niet uit één heldere verhaallijn, maar uit meerdere soms best grillige verhaallijnen, waarin we verschillende personages volgen op hun erratische levenspad. Niet alleen de raadselachtige Larsen, maar bijvoorbeeld ook de raadselachtige en meeslepend illusieloze dokter Diaz Grey die met een “tedere nieuwsgierigheid” zijn “neiging tot zelfmoord” beschouwt. En die soms zichzelf als van buitenaf bekijkt met bijna ongehoorde distantie, als met de ogen van een onverschillige god, en met illusieloze verbazing over de volkomen vreemde Diaz Grey die hij dan ziet. Voorts is er een naamloze kroniekschrijver, die ons meerdere mogelijke geschiedenissen vertelt over Santa Maria en de controverses rondom het bordeel, maar zonder echt in een van die mogelijke geschiedenissen te geloven. Bovendien maken we kennis met de ondoorgrondelijke geestelijke Bergner, die zich tegen het bordeel verzet, zonder dat we ooit precies weten waarom, en zonder dat we ooit greep krijgen op Bergners mogelijk zeer gekwelde gemoed. Want Bergner zegt soms te vechten tegen het ultieme kwaad, maar zijn complexe gedrag en uitstraling past nauwelijks bij een conventionele voorvechter van het goede. En als laatste noem ik de jonge Jorge Malabia, die vooral gebaren van anderen imiteert, omdat hij nauwelijks een eigen identiteit heeft. Wat nog wordt versterkt doordat de waanzinnige Julita, weduwe van Jorges jong gestorven broer Frederico, Jorge steeds met Frederico verwart. Dat alles maakt Jorge tot een onwerkelijke en onvaste figuur, tot een soort uit drogbeelden opgetrokken fantoom, ook voor zichzelf. En niet alleen op de momenten dat hij zich aan de waanzin van Julita overgeeft en de gedaante van Frederico aanneemt. Geen wonder dus dat Julita’s glimlach voor Jorge doorregen is van angst en onwerkelijke leegte, die misschien ook resoneert met de onwerkelijke leegte in hemzelf: “Ik wist dat ze ervan overtuigd was dat haar glimlach, die amper de hoeken van haar lippen had opgetild, nederigheid en zaligheid uitdrukte; maar die glimlach was voor mij niet meer dan een onbeduidende tekening, een lege vorm die ze louter met walging en angst vermocht te vullen, en deze angst liep snel, acuut, de rondingen van haar mond af en sprong naar mij, vanaf de mondhoeken en het midden, vanaf het punt waar de bovenlip van mijn weduwlijke schoonzus gezwollen uitstak, zich verheffend als de lip van een zuigeling”.

Yoga Magazine

Absurde wereld
Wonderbaarlijk toch, hoe Onetti ons met zijn merkwaardige zinnen en zijn merkwaardig heterogene plot helemaal meezuigt in een volkomen absurde wereld. In een wereld bovendien waarin alles onwerkelijk en duister is, waarin elk houvast ontbreekt, en waarin elke hoop of droom in onvermijdelijke desillusie uitmondt. Onetti beredeneert nergens waarom de wereld volgens hem zo absurd is, maar dompelt ons onder in de totale absurditeit. Hij betoogt ook nergens dat alles onwerkelijk is en van zin is verstoken, maar maakt die existentiële onwerkelijkheid voelbaar, in elke zin en elke grillige plotwending opnieuw. Hij overtuigt ons dus van de absurde leegte van de wereld, zonder deze te beredeneren of te beargumenteren. Hij doet dat bovendien volkomen compromisloos, zonder sprankjes licht bij wijze van water in de wijn, zonder vleugjes normaliteit die de barokke zwartgalligheid zouden compenseren. En ik bewonder dat. Juist omdat ik zelf niet de moed heb om al te scherp te kijken naar de leegte onder alle normaliteit, juist omdat ik zelf niet tot dezelfde compromisloze zwartgalligheid in staat ben. Ook het zwartgallige en barokke “Lijkendrijver” las ik dus ademloos. En ik hoop nog veel meer Onetti in vertaling te kunnen gaan lezen.

Ook verschenen op Hebban

Boeken van deze Auteur: