"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Onder de herfstster

Donderdag, 25 april, 2024

Geschreven door: Knut Hamsun
Artikel door: Nico van der Sijde

Tastende dooltocht van een eigenaardige, rusteloze zoeker

Het recent vertaalde Onder de herfstster (1906) van Nobelprijswinnaar Knut Hamsun (1859- 1952) is het eerste deel van de Zwerverstrilogie.
Deel 2, Con Sordino, is ook al vertaald, en de vertaling van deel 3 (De laatste vreugde) volgt binnenkort. Het leest erg plezierig, met dank aan de mooie vertaling van Marianne Molenaar en ik zie uit naar de volgende delen.

Hamsun kreeg zijn Nobelprijs voor Hoe het groeide, maar hij werd vooral beroemd door zijn vroege werken Honger, Mysteriën en Pan. Door die drie boeken ben ik zelf ook een verstokte Hamsum- fan, want er zijn naar mijn smaak maar weinig schrijvers die zo geniaal hebben geschreven over zulke grillige, existentieel dolende en wispelturige personages. Zijn hoofdfiguren behoren tot de meest complexe, paradoxale, intens irrationele, en door innerlijke tegenstrijdigheden verscheurde romanfiguren die ik ooit heb gezien. En dat zijn ze omdat in Hamsuns universum geen enkel houvast bestaat en geen enkel richtsnoer. Alle personages zijn daardoor helemaal losgezongen van de waarden en normen van de gemeenschap, en hun ervaringen zijn zo extreem individueel dat alles wat er voor anderen herkenbaar aan is helemaal wegvalt. Bovendien betwijfelen en betwisten zij alle door de gemeenschap erkende zekerheden, met koortsachtige opstandigheid. Ze zijn dus helemaal teruggeworpen op zichzelf, als volkomen uniek en van anderen afwijkend individu. Bovendien zijn ze niets meer dan de speelbal van ook voor henzelf ongrijpbare en onvoorspelbare stemmingen, emoties en affecten. Dat verklaart misschien deels hun ongehoorde ongeremdheid, hun onversneden intensiteit, hun irrationele heftigheid.

Brave burgers als u en ik laten ons in toom houden door de waarden en normen van onze omgeving, en geloven in de vaste kern van onze identiteit. Maar Hamsuns personages hebben dergelijke rustgevende richtsnoeren niet, en willen die ook niet hebben. Vaak lijken het bijna kinderen, want zij weigeren elke remming van hun emoties en verwerpen elk gezond verstand van volwassenen. Vaak zoeken zij bovendien de grenzen op van waanzin en ongetemde bezetenheid. Met een frenetiek vuur dat soms zelfs nog feller lijkt te branden dan in de koortsachtige en waanzinnige romans van Dostojevski, een van Hamsuns grote helden. Dat alles maakt zijn vroege romans erg onvoorspelbaar, verrassend, enerverend en fascinerend. Temeer omdat hij de zo gevarieerde affecten en stemmingswisselingen van zijn personages zo meeslepend op papier weet te zetten. Want hij maakt hun intens schrijnende zielenpijn net zo pregnant voelbaar als hun uitzinnig extatische gejubel. En hij dompelt ons helemaal onder in hun peilloze wanhoop en desillusie, maar ook in hun extatische vreugde- uitbarstingen, en in hun aanstekelijk juichende en lyrische beschouwingen over de oneindige schoonheden van de natuur.

Onvoorspelbare en grillige hoofdpersonages
Ook de ik- figuur en hoofdpersoon van Onder de herfstster is een rusteloze en wispelturige zoeker. En volkomen onaangepast, veel vrijer en veel sterker van alle conventies losgezongen dan ik ooit zal zijn. Niettemin is hij lang niet zo intens- irrationeel als Hamsuns vroege personages. En Hamsuns vroege romans zijn beduidend grilliger en enerverender dan Onder de herfstster. Veel lezers (en de schrijvers van de flaptekst) denken weliswaar dat de hoofdpersoon dezelfde is als die van Honger, op latere leeftijd, maar in Honger is de existentiële wanhoop dieper, is de afwijzing van de burgerlijke wereld veel radicaler, en is de jubel aanstekelijker en extatischer. Hamsun was kortom in zijn vroegere zo geniaal- intense werk duidelijk beter op dreef dan hier. En toch vond ik ook Onder de herfstster heel aangenaam om te lezen. Ik kan mij zelfs voorstellen dat sommige lezers het prefereren boven zijn vroegere werk, omdat het lichtvoetiger is en niet zo extreem intens, geëxalteerd en grillig. En ja, de vroege personages zijn allemaal jeugdige en koortsachtige “rebels without a cause”, wat heel aanstekelijk is, terwijl de ik-figuur van deze latere roman ouder is en berustender. Maar die soms serene berusting heeft ook wel zijn charmes. Bovendien, de desillusie in Onder de herfstster, die bij het ouder worden hoort, is minder spannend dan de jeugdige opstandigheid in Hamsuns vroege werk, maar is tegelijk wel ontroerend. Temeer omdat het oudere personage nauwelijks wijzer lijkt geworden, en nog steeds opvallend rusteloos is. Hij is dus nog steeds veel onvoorspelbaarder en grilliger dan brave burgers als u en ik. Wat nog versterkt wordt doordat er geen enkele alwetende verteller is die ons iets meer uitlegt over deze ik- figuur, en doordat de ik- figuur nauwelijks op zichzelf reflecteert. Duiding ontbreekt dus nagenoeg geheel, waardoor je als lezer sterk de indruk krijgt dat de grilligheid van de ik- figuur gewoon niet te duiden of te verklaren valt.

Boekenkrant

Wispelturig
Het lyrische begin van deze roman is heel poëtisch, en ook aandoenlijk, omdat de ik- figuur zich daarin helemaal één voelt met de hem omringende natuur. Hij lijkt zichzelf soms bijna als reïncarnatie van een bloem of kever te zien: “Misschien was ik een bloem in het bos, misschien was ik een kever die thuishoorde in een acaciaboom. […] Het kan zijn dat ik een vogel was en het hele stuk heb gevlogen. Of dat ik een pit ben geweest in een of andere vrucht door een Perzische koopman gestuurd….”. Weldadig vindt hij hoe dan ook dat hij het lawaai en de onrust van de stad ontvlucht is, “omdat ik weer werd geroepen vanuit het landschap en de eenzaamheid waar ik vandaan kom”. Zijn geluksgevoel daarover wordt aanstekelijk beschreven. Die rust is echter maar tijdelijk, want hij zwerft van hooizolder naar hooizolder, van boerderij naar boerderij, van het ene tijdelijke werk naar het andere, en van de ene stemming naar de andere. Ook trouwens van de ene opmerkelijk vluchtige liefde naar de andere, zo vluchtig dat de vrouwen die hij liefheeft nauwelijks meer vorm krijgen dan ijle schimmen. Alsof ze geen vastere vorm kunnen krijgen in zijn wispelturige en veranderlijke hoofd. Wat dan wel kinderlijk- verrukte zinnen oplevert als “Ik heb het hier goed en gezellig, het is ochtend, de zon schijnt door het raam naar binnen en Olga en haar moeder hebben zulke natte, gladde haren dat het een lust is”. Want op Olga en haar moeder is hij verliefd, vrij hevig zelfs, zij het maar voor heel even.

Ingrijpender echter is zijn verliefdheid op mevrouw Falkenberg, de vrouw des huizes in een van de boerderijen waar hij tijdelijk werkt. Soms wordt hij zelf door die verliefdheid overvallen en verrast, zelfs als hij ver van haar vandaan is. Wat voelbaar gemaakt wordt met zinnen als “Toen gebeurde het dat ik op een avond de volgende brief schreef: O, was ik maar daar waar u was, dan zou ik werken voor twee”. Een brief die hem “gebeurde”, zo impulsief dus dat hij hem zelf verrast, alsof hij zelf geen enkele invloed had op zijn eigen keuze om die brief te schrijven. Haar antwoord per brief verrukt hem overigens zeer, op een voor de lezer wel heel verrassende wijze: “En het is alsof er muziek in mijn oren klinkt. Ik loop snel naar buiten, maak de brief open, en lees: Schrijf me niet – Zonder naam, zonder adres, maar zo heerlijk en zonneklaar. Het eerste woord was onderstreept”. En, iets later: “Dat mooie kleine blad papier en die haastige, sierlijke letters! Haar handen hadden deze brief vastgehouden, ze had haar blik erop gericht, ze had erop geademd. En hij eindigde met een gedachtestreepje, dat kon van alles betekenen”. Bijna kinderlijk, ook dit. Al was het maar door zijn aanstekelijke geluksgevoel over zoiets onaanzienlijks als een gedachtestreepje. En over alle beloften die dat simpele gedachtestreepje inhoudt. Iets wat in onze ogen gewoon een afwijzende brief is, is alleen al door dat gedachtestreepje voor hem vol van vreugdevolle belofte. En zelfs een van de allermooiste brieven in de hele wereld. Althans, voor hem, op dat ene moment. Maar als lezer voel je: dit kan niet duren. Al benijd je die ik- figuur wel, want tot zulke ongeremde pret om zoiets kleins zijn brave burgers als wij allang niet meer in staat.

Onnavolgbare vreugdes en treunissen
Een heel boek lang verrast de ik- figuur ons én zichzelf met zijn onnavolgbare vreugdes en zijn onvoorspelbare stemmingswisselingen. En dus ook met zijn treurnissen, of met wat hij zelf zijn “neurasthenie” noemt: zijn neurotische overgevoeligheid waardoor hij ineens geen orgelmuziek meer kan verdragen, zijn zenuwzwakte waardoor hij hypernerveus wordt en hele rare dingen gaat doen. Door zijn rare en ook voor hemzelf onverwachte acties ondergraaft hij bovendien steeds de rust en geborgenheid waar hij tegelijk zo innig naar verlangt. Al kan het ook zijn dat hij wel naar die rust verlangt, maar dat het verlangen naar rusteloos zwerven nog dieper in zijn bloed zit. Bovendien verrast hij de lezer met bizarre invallen als: “Bovendien zocht ik naar de nagel van een lijk. Die nagel had ik nodig, dat was een inval, een leuk klein aardigheidje. Ik had een mooi stukje wortel van een berk gevonden waaruit ik een pijpenkop wilde snijden in de vorm van een gebalde vuist; de duim moest het deksel worden en ik wilde daar een nagel in voegen om hem bijna echt te laten lijken. Rond de ringvinger wilde ik een kleine gouden ring buigen”. En niet minder verrassend is hoe de ik- figuur hard werkt aan een volgens hem revolutionaire uitvinding, maar er nauwelijks mee lijkt te zitten dat de man van mevrouw Falkenberg met de eer lijkt te gaan strijken. Al wordt het nooit helemaal duidelijk of dat laatste ook echt zo is. En ook niet of die uitvinding (een nieuw soort boszaag) echt wat voorstelt. Zoals het ook niet duidelijk wordt of mevrouw Falkenberg wellicht toch ‘iets’ voelt voor de ik- figuur, en zo ja, wat dan. En evenmin hoe de ik- figuur zou reageren als mevrouw Falkenberg zijn liefde op wat voor manier dan ook zou beantwoorden.

Dit is nog maar het eerste deel van de trilogie, dus er kan nog van alles gebeuren. Maar ik hoop dat deze ik- figuur mij ook in de volgende twee delen blijft boeien met zijn stemmingswisselingen, met zijn diepe droefheden, met zijn aanstekelijke jubel, en met zijn eindeloze zwerftochten door de natuur en in zijn eigen hoofd. Dus ik ga nu meteen verder met “Con Sordino”. En zodra “De laatste vreugde” verschijnt zal ik het meteen gaan lezen.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Eerste deel van een Noorse trilogie waarin de zwervende hoofdpersoon diepe dalen en hevig geluk ervaart.

Boeken van deze Auteur:

Onder de herfstster

Victoria

Auteur:
Knut Hamsun
Categorie(ën):
Literatuur