"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Plek

Dinsdag, 12 maart, 2024

Geschreven door: Herman Rohaert
Artikel door: Peter WJ Brouwer

Een plek om thuis te komen

Bij de presentatie van een eerdere bundel van Herman Rohaert werd het eigen idioom van de dichter waarmee hij zich onderscheidt al besproken. Woorden als ‘ziek sikkelschip’, ‘alles overspoelende jurk’, ‘verdrinkingsdurf’. Woordsequenties als ‘bestegen-bereden-belegen’. En vooral: zelfstandige naamwoorden die werkwoorden worden: ‘hoe je afstandt’, ‘straatschuimt’, ‘ik vingerkaart je huid’. En niet te vergeten woordsamenstellingen als ‘duizeldronken’, ‘verteverlangen’, ‘mompeldroom’.

Som, Lust, Last en Liefde
Wanneer Plek wordt vergeleken met zijn eerdere bundels Som, Lust, Last, Liefde, en Beyond here lies nothin’, dan komen de volgende thema’s in het oog: verlangen, liefde, verlies, loutering, natuur. Rohaert varieert idee eindeloos op deze thema’s, zoals Rutger Kopland dat ook wel in zijn gedichten deed, die dikwijls het karakter van een psalm hadden. Je kunt hierop kritiek uiten, zoals die Kopland ten deel viel. Maar is herhaling niet de kracht van een boodschap? In het werk van Rohaert vooral daarnaast vooral de consistentie en lange adem op. Alsof de dichter steeds opnieuw thema’s behandelt waarin hij zich thuis weet, en deze in een stilaan herkenbaar idioom brengt. Een onvervreemdbaar idioom omdat het zijn idioom is, dat uitdrukking geeft aan thema’s die hem passen. Met een herhalingseffect dat muzikaal aandoet, namelijk in het terugkeren van thema’s en de uitwerking ervan in motieven.
Herman is een klassieke dichter, bij Rohaert geen maniertjes. Evenmin is er sprake van een “wij-gevoel”, een schrijven over de waan van de dag in het idioom van een generatie.

Thuiskomen
In zijn nieuwe bundel Plek, die volgens de dichter vooral gaat over thuiskomen, heeft Herman woorden en woordsamenstellingen toegevoegd aan zijn idioom, als ‘geenplek’, ‘holle nergensheid’, ‘halfnijverheid’, ‘halflandelijkheid, ‘mijn mond muit’, ‘mijn speeksel ruift’, ‘de klif van je schouders’, ‘richt mij’, ‘rijg mij’.
Rohaert zou tekort worden gedaan als hij alleen op zijn idioom zou worden beoordeeld, want de wijze waarop hij met taal speelt, heeft niets maniëristisch.

Plek is opgedeeld in een aantal afdelingen. In de eerste twee afdelingen is sprake van een je, een ik, een zij en een we, maar nog niet heel expliciet. De derde afdeling, ongeveer halverwege de bundel, heet “la Mer“. Daarin staat een gedicht met de titel Marine. Het begint met meeuwen, Rohaert benoemt hun “barnstenen oog, hun gestipte snavel, // hun krijten gehuil” en daarna de golven van de zee. Dan, vrij abrupt volgen de woorden “dijen zilt en koel”. De dichter lijkt een wending te nemen, een richting te kiezen, namelijk naar de fysiek-menselijke liefde, die vanaf dan ook niet meer wordt losgelaten. Hetzelfde gebeurt in het gedicht Dit, in dezelfde afdeling. Het begint met kleuren, natuur en geluiden. Het eindigt met “dit is gestuw, / dit is gezuig, / dit is gesteun en / dit gehijg.” Wederom een overgang naar het intieme, wat de indruk wekt dat dit een bewuste keuze is binnen de structuur van de dichtbundel, het grote thematische geheel.

Dan over de omgeving. In de gedichten in deze bundel is veel ruimte en oog voor de natuur: die is alom aanwezig, concreet in de zee, wolken, dieren (een ree, meeuwen, een kalf), wintergras, bruin gerand riet, regen, een eindeloos bos, donderslag en bliksem, de roep van een uil, de stilte in het landschap. De natuur als een decor, een natuurlijke habitat en… aanlegplaats voor geliefden, zoals in het gedicht “Schroeiwind”:

Schrijven Magazine
'In dit kurken landschap zie ik je uitvloeien, / loom en vochtig je ogen achter het riet van je / wimpers'. 

Rohaert schrijft even krachtig over vervulde liefde als over verloren liefde en het herdenken van de geliefde, zoals in het lamento-achtige “Kwijt”

'Waar zijn de dagen, de talloze dagen, dagen / zonder naam en niet geteld, al de dagen waar / de wolken overheen gesneld'.

Daarnaast is er de stedelijke ruimte, dikwijls een desolate plek met een eigen geschiedenis en betekenis. In Achterkant uit de afdeling met de (veelzeggende) titel Afgeschreven land, verwordt ruimte tot een niemandsland dat zich schier aan het oog onttrekt: ‘Een huis, geplant in het midden van een volledig leeg betonnen vierkant, een / paar voetbalvelden groot, twee gele strepen leiden kaarsrecht en evenwijdig / naar de dichtgemetselde voordeur.’ Ook hier suggereert de ruimte, door middel van een deur, het menselijke. In dit geval de afwezigheid van mensen, door het dichtmetselen van die deur.

Daarnaast speelt de dichter met ruimte en fysica en probeert hij die zo exact mogelijk te beschrijven. In het gedicht Doordringen staat: ‘Als jij niet door mij geraakt, niet voelt / de frequenties, de wolken geladen deeltjes / jou toegestuurd, // als mijn afwezigheid jou niet een / leegte, tocht, huivering, // lanceer ik woorden, niet uitgesproken, / of letters pulserend op een scherm (…)’. Voor mij mogen abstracties als ‘afwezigheid’ en ‘leegte’ in een gedicht ontbreken, beelden ontstaan vanuit de taal zelf en Rohaerts idioom is beeldend genoeg en rijk van zichzelf.

De invloed van natuur en fysica op het persoonlijk-intieme, het metaforische karakter ervan, is evident. Toch eindigt een experiment bij Rohaert nooit in een hermetisch construct of een geïsoleerde gedachte. Ik heb eerder de indruk dat natuur, ruimtes, abstracties dienstbaar zijn aan het persoonlijk intieme. Alsof de dichter zich wil verhouden, steeds de mens zoekt, bij een ik en een jij wil uitkomen en eindigen. Hierdoor is Rohaerts poëzie op een vanzelfsprekende manier toegankelijk: een dichtgemetselde deur als metafoor voor eenzaamheid.

Er valt veel te ontdekken in deze kloeke bundel poëzie. Door het eigen(zinnige) idioom en het herhalingseffect van thema’s en motieven, doet ze muzikaal aan. Alles overziend, gaat deze dichtbundel voor mij vooral over catharsis, loutering. In mijn beleving wordt de vanzelfsprekende plek herwonnen, nadat deze leek te zijn verloren.

Ook verschenen op Metdeneusindeboeken