"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Wees welkom boven op mijn beste hoed  

Zondag, 1 oktober, 2023

Geschreven door: Jos Hest, Bette Westera, Daniel Billiet, Gil vander Heyden
Artikel door: Jan Stoel

Deze bundel sprankelt, laat de taal zingen en inspireert

“Oude gedichten / lijken weerbarstig, / ze laten zich niet zo vlot lezen. // Ze zijn als oude / auto’s, die kunnen / ook soms rare / kuren hebben.” Zo luidt de poëtische inleiding van de bundel Wees welkom boven op mijn beste hoed, met als ondertitel Gedichten bij onvergetelijke gedichten. De titel is ontleend aan de tweede regel van het gedicht Aan de sneeuw van Constantijn Huygens (1596-1687).

Niet alleen voor kinderen
Vier dichters, Daniel Billiet, Jos van Hest, Gil vander Heyden en Bette Westera zijn er in geslaagd om achttien ‘oude’ gedichten die in de vergetelheid weg dreigen te zinken weer volop in de belangstelling te brengen. Vaak is taal te verouderd, hebben woorden een andere betekenis gekregen. Dat maakt de inhoud van zo’n gedicht er ook niet makkelijker op. De vier dichters hebben de ‘oude’ gedichten als inspiratiebron gebruikt om nieuwe gedichten te maken, in hun eigen taal. Ieder op de beurt licht het gedicht toe, koppelt het aan een herinnering of eigen beleving/ervaring. Deze bundel wordt gecategoriseerd als poëziebundel voor kinderen en jongeren. Maar ik vind dat iedere poëzieliefhebber, leraar primair onderwijs en docent voortgezet onderwijs, er kennis van moet nemen.

1000 jaar poëzie
Deze bundel maakt je wegwijs in de gedichten die een periode van 1075 tot pakweg het eind van vorige beslaan. Gedichten van Herman Gorter, Paul van Ostaijen, Maria Vasalis, J.C. Bloem. Rosalie Loveling, Guido Gezelle, Richard Minne en Ida Gerhardt om er maar een stel te noemen. De ‘nieuwe’ dichters gaan in op de achtergrond van het gedicht. Iedereen kent wel de allereerste regel Nederlands: “hebban olla vogala nesta hagunna / hinase hic ende thu wat unbidan we nu”. Jos van Hest voegt daar meteen de prachtige vertaling van Gerrit Komrij aan toe: “Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op.” Hij beeldt zich de West-Vlaamse monnik in een schrijfzaal van een klooster in Kent zijn bijgesneden ganzenveer testte met deze regels en dat in een tijd dat Latijn de schrijftaal was. Als persoonlijke noot voegt hij toe dat zijn docent Nederlands de regels ooit op het bord schreef en de leerlingen liet puzzelen op de betekenis ervan. De vier dichters schrijven ieder een nieuw gedicht dat op ‘olla vogala’ geïnspireerd is. En dat kan totaal anders zijn. Het gedicht van Gil vander Heyden gaat over de ontluikende verliefdheid op de basisschool en draagt als titel Bijna. Je bent immers bijna zover om de volgende stap in je leven te zetten: “Ben ik bijna elf. / En jij zo knap. / Kunnen we bijna? / Samen? // Nou ja, naar school. / Groeien en zo. / Maar later. / Wil jij dan ook? / Met mij? //. Bette Westera snijdt in Viooltjes een ander thema aan: “Terwijl de vlinderstruik ontluikt, / het bos naar lentebloesem ruikt, / het fluitenkruid de bermen bleekt, / de berenklauw de aarde breekt, / plan ik viooltjes op je graf. / Ons leven was nog lang niet af.”

Diepere lagen
De idioot in het bad is een gedicht van Maria Vasalis. Gil vander Heyden schrijft dat Vasalis een pseudoniem was voor Margaretha Leenmans. Toen ze wilde publiceren was ze op zoek naar een schuilnaam, een leennaam. Een leenman is een vazal en zo werd het Vasalis. Ze was psychiater en dit gedicht gaat over een mentaal gehandicapte patiënt van haar. Bette Westera kiest een totaal ander perspectief. Niet een gehandicapte in bad, maar over Toen alles nog klopte, over de tijd in de baarmoeder: “Er was alleen het wiegen / van het water dat me droeg, / een stem die zoete woorden zong, / een hart dat voor me sloeg: // kaboeng… / kaboeng… / kaboeng… / kaboeng … // Ik was nog niet / alleen.” // Ontroerend mooi. Het kan vertrekpunt zijn voor een gesprek over gevoelens.”

Yoga Magazine

Daniel Billiet gaat in op de poëzie van Richard Minne, een auteur die korte, puntige gedichtjes schreef. “Rechttoe rechtaan, maar met uiterste trefzekerheid.” Moe is daar een voorbeeld van: “De zonne zinkt. / Een sterre zoekt. / Een zon die hinkt / wordt opgedoekt. / ’t Moet wel, ’t is wet. / Maar vóór te gaan, / heeft ze in een raam, / de zon, haar ziel / te koop gezet.” Billiet schrijft over de twist die Minne aan de ondergaande zon verbindt: “De zon probeert nog gauw een centje mee te pikken uit haar ondergang.” Billiet schrijft vervolgens een gedicht met als titel De Nacht met dus een ander perspectief: “een onlegbare / puzzel van geluiden / een glibberig spoor / een ondoordringbaar / doolhof graaihanden / een kleverige smaak / spinnen, slijm en slijk. // ik schrik en slik / best gezellig eigenlijk / zo griezelen / met een vriend //

Je pakt steeds opnieuw naar deze bundel, leest en herleest en geniet bovendien van de sobere, maar trefzekere illustraties van Trui Chielens, allemaal in blauw en rood. Chielens komt trouwens uit Poperinge. Dat ligt in West-Vlaanderen. Ze is scherp met de tekenpotlood, net zoals die West-Vlaamse monnik van ‘Olla vogala.’ De cirkel is rond. Deze bundel sprankelt, laat de taal zingen en inspireert. Dit is poëzie voor iedereen!

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow