"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Statia Song

Donderdag, 25 juli, 2019

Geschreven door: Jeanette Bos
Artikel door: Eric de Brabander

Werkelijk alles klopt aan dit boek

[Recensie] Sint Eustatius heeft een oppervlakte van 12 vierkante mijl en is met zijn bevolking van 3.500 mensen behoorlijk dichtbevolkt. Het eiland heeft de vorm van een omgekeerde komma, met  de gezichtsbepalende ‘the Quill’ op het dikke gedeelte in het zuiden. Columbus zette het eiland in 1493 op de kaart. In 1636 namen Zeeuwse Nederlanders het eiland in bezit en maakten het eilandje tot Nederlands grondgebied, lang voordat de waddeneilanden dat werden. Om de kleinschaligheid van Sint Eustatius te benadrukken is het handig te weten dat het eiland de helft van het oppervlakte van Schiermonnikoog beslaat. Dat  voelt niet zo aan want het eilandje kent behoorlijk wat hoogtemeters. In de 18de eeuw was Sint Eustatius een belangrijke doorvoerhaven voor de West Indische Compagnie en werd het eiland de Gouden Rots genoemd.  Op de rede konden 200 schepen tegelijk liggen.
Nederlanders voorzagen de Amerikanen tijdens hun vrijheidsoorlog tegen de Engelsen van wapens via Sint Eustatius. Toen het Amerikaanse marineschip de USS Andrea Doria de haven binnenvoer begroetten de Statianen het fregat met elf saluutschoten. Dat was voor de Engelsen de druppel. Ze stuurden admiraal Romney die heel Oranjestad aan gort schoot, alle pakhuizen tot de grond toe afbrandde en  het eiland innam. Dat was het einde van de economische welvarendheid van het mini-eilandje. Maar ook het einde van Romney. Door de Hollanders werd een claim gelegd voor de geleden schade bij Lloyds, de breoemde Engelse verzekeringsmaatschappij. Zij verhaalden op hun beurt de schade op Romney die berooid stierf.

Sinds die tijd is Statia zoals het eiland in de volksmond genoemd wordt een slaperig oord omringd door de donkerblauwe Caribische zee en andere geïsoleerde eilandjes zoals Saba, st. Barths, St. Kitts en Nevis. Het enige dat nog herinnert aan de Gouden Rots zijn de talrijke fortificaties en de resten van de pakhuizen, de meesten nauwelijks meer terug te vinden in de overwoekerende natuur. Statia vormde tot 2010 samen met Curacao, Bonaire, St. Maarten en Saba de Nederlandse Antillen. Daar kwam abrupt een einde aan, een einde dat me vervult met weemoed maar voornamelijk machteloosheid daar er vanuit het koninkrijk geen alternatieve oplossingen zijn gevonden of gevonden wilde worden voor de bestuurlijke problemen van de voormalige Nederlandse Antillen met als doel het behoud van ons land. Bestuurlijke problemen, zoals de afstand tussen de eilanden, het wederzijds onbegrip voor elkaars problemen, en de meerlagige bestuursvorm.

Onlangs kwam een fotoboek over Statia uit, van de hand van Jeanette Bos. Statia Song is een verzameling foto’s die op hun geheel eigen wijze het verhaal vertellen dat Statia is. Het boek is eigengereid gebonden waarbij het rugblad weggelaten is zodat je tegen het scherp van de foto’s aankijkt. Jeanette Bos heeft doelbewust tekst weggelaten, de prachtige foto’s doen meer dan hun werk. Alleen achterin het boek vertelt ze in een bladzijde over haar fascinatie met het eiland en over de struggle van de oude Statiaanse families die ondanks de nieuwe staatkundige struktuur die verandering met zich meebracht, en import van nieuwe mensen, om hun traditionele leefwijze te behouden.

De reiziger naar onze bovenwindse eilanden doet er goed aan dit boek aan te schaffen. De zwart-wit en kleurenfoto’s in dit foto-album zijn een lust voor het oog en geven een prachtig beeld van datgene wat te verwachten is.

Boekenkrant

Op de website van de uitgever van Jeanette Bos is het volgende te lezen, waar ik geen woord aan toe te voegen heb: “De opbouw van het boek is bijzonder en indrukwekkend; het begint en eindigt met pagina’s vol zwart wit foto’s van het oerbos van Statia, waar voorzichtig aan steeds meer bebouwing zichtbaar is, hier een muurtje, daar een schuurtje. Adembenemende beelden van de woeste natuur, de hoge vulkaan begroeid met bos, prairies vol immense keien en uitgebleekt hout. Tot je ineens twee-pagina grote foto’s van mensen krijgt. Alleen maar foto’s, geen tekst, maar bij iedere foto heb je het gevoel dat tekst overbodig is, omdat de foto zelf een verhaal vertelt. Verhalen van leven en van dood, veel dood en begrafenissen, met mensen op wiens gezichten een heel leven geschreven staat, maar zelfs op die foto’s spat het leven er van af. Veel kinderen, veel oude mensen. De levenslust spat van alle foto’s af, er wordt gedanst, muziek gemaakt, gegeten, liefgehad, gewerkt en ontmoet. Ook al zie je aan de hoofden dat sommige levens niet over rozen zijn gegaan, er gaat een enorme kracht en dynamiek van uit. Het boek eindigt zoals het begon, met die prachtige eenzame, immense natuur, maar nu in omgekeerde volgorde, met steeds minder bebouwing en steeds meer leegte. Werkelijk álles klopt aan dit boek, het grote formaat, de prachtige foto’s, zwart-wit en verstild én vol kleur en beweging, de portretten, de verhalen zonder dat er tekst aan te pas komt. Het is een indrukwekkend adembenemend eerbetoon aan Statia en zijn bewoners geworden, een boek om op je koffietafel te leggen en héél vaak in te kijken, terwijl de reiskriebels om je koffers te pakken en óók die kant op te reizen, per pagina groter worden.”

Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad