"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: Totem

Vrijdag, 3 november, 2023

Geschreven door: Dorien Voskuil
Artikel door: Roelant de By

Roelant de By in gesprek met Dorien Voskuil

Dorien Voskuil: “Iedereen wil graag ergens bij horen, een eigen clan hebben. Een familie hebben is de gemakkelijkste manier om dat te bereiken. Mijn hoofdpersonen, Rosa en Karlijn, hebben dat niet. Ze hebben geen broers en zussen, geen kinderen en geen aanwezige vader. Vandaar dat ze op zoek gaan naar mogelijke familie.”

Dorien Voskuil is de debuterend auteur van de roman Totem. Een buitengewoon interessant boek dat nieuwsgierig maakt naar de auteur erachter. Haar boekpresentatie hield ze in Friesland waar opvallend veel mensen uit Amsterdam aanwezig waren. Ik ga met haar in gesprek in haar woning in een klein Fries dorpje.

Over de inhoud van Totem: “Karlijn Zomers staat op het punt aan een nieuwe baan als schooldirecteur te beginnen. Hoewel het met haar carrière en relatie goed gaat, zit ze in de knoop. Met zichzelf, met het veel te vroeg overlijden van haar vader en met de vraag of dit is hoe ze haar leven wil en moet leven. De Duitse kunstenares Rosa Schmitz is stervende en kijkt terug op haar leven. Het leven van een meisje dat met gevonden voorwerpen kunst schiep in het zand. Waar het haar aan familie en liefde ontbrak, creëerde ze haar eigen toevluchtsoord en zocht ze naar verlossing in haar kunst. De levens van deze twee vrouwen, die elkaar nooit hebben ontmoet, raken onlosmakelijk met elkaar verbonden. De roman Totem gaat over hoe levens worden bepaald, over familiebanden, vrijheid en verbondenheid. Over doorgeven wat van waarde is.” [van de achterflap].

Je woont in Friesland en hebt hier ook jouw boekpresentatie gehouden, maar je bent zelf niet Fries. Waar kom je vandaan?

Nederlandse Natuurkundige Vereniging

“Ik ben geboren in Velzen en opgegroeid in een klein dorpje in Noord-Holland, Sint Pancras. Na mijn schooltijd ben ik naar Amsterdam gegaan om te studeren aan de HvA, Voeding en Diëtetiek. Toen ik erachter kwam dat ik geen diëtiste wilde worden, maar voeding wel heel interessant vond, ben ik door gaan studeren in Wageningen aan de landbouwuniversiteit. Zo heette dat toen nog. Daar heb ik ook promotieonderzoek gedaan. Dat onderzoek en de wetenschap vind ik heel boeiend.”

Dan zit je in Wageningen heel goed.

“Ja, zeker. Ik heb daar ook enkele jaren gewoond toen ik daar studeerde… Maar toen ik promotieonderzoek deed, ben ik terug naar Amsterdam gegaan.”

Hoe zag jouw jeugd er uit?

“Ik ben de jongste van drie; ik heb twee oudere zussen. Ik kom uit een fijn gezin. Mijn vader werkte in het onderwijs bij de visserijschool in IJmuiden. Hij gaf daar metaal bewerken. Omdat hij in het onderwijs werkte, had hij, net als wij, schoolvakanties. Dus wij gingen vaak op vakantie. Meestal met de tent of de caravan. Dat is één van de dingen die ik me goed herinner van vroeger. En als we thuis waren, speelde ik graag buiten. Het strand en de duinen waren dichtbij dus daar kwamen we ook vaak.”

Al dat buitenleven staat in schril contrast met het drukke Amsterdam waar je zo lang gewoond hebt.

[aarzelend] “Ja, maar ik vond het wel meteen fijn in Amsterdam. Ik heb het dorp nooit gemist. De anonimiteit van die grote stad vond ik toen wel fijn. Tegenwoordig vind ik het juist weer heel gezellig om in een dorp te wonen waar je met iedereen die je tegenkomt een praatje maakt.”

Onlangs is er een onderzoek gepubliceerd dat tot conclusie had dat de inwoners van Friesland het meest tevreden zijn van het hele land. Hun manier van leven, hun leefomgeving en de sociale cohesie worden zeer gewaardeerd. Terwijl ze qua inkomen in Friesland tot de laagste van Nederland behoren.

“Ik herken dat wel. De jonge mensen die hier wonen, willen graag hier blijven of na hun studie weer terugkomen. Ik vind het zelf ook echt fijn om hier te zijn. Daarvoor woonden we in Amsterdam-noord op een woonboot. Daar hebben we een heerlijke tijd gehad. Maar Noord veranderde en wij ook. Het werd tijd om rustiger oorden te zoeken. Een jaar geleden hebben we de stap gezet om te gaan verhuizen. Ik heb mijn baan opgezegd en heb me vol op het schrijven gestort.”

Wat zijn je favoriete schrijvers?

“John Irving komt als eerste bij me op. Isabel Allende vind ik mooi. Griet op de Beeck ook. Van thrillers hou ik niet zo, hoewel ik wel eens iets van Stephen King gelezen heb dat ik goed vond. Ik ben meer een liefhebber van drama.”

Hoe kwam je op het idee van het verhaal van je boek?

“Ik had wel in mijn achterhoofd dat ik een roman wilde schrijven. Op een gegeven moment was ik met Han, mijn man, in Duitsland op motorvakantie met een aantal collega’s. Ik zit achterop bij Han en kan dan lekker om me heen kijken en weg dromen. Ik heb iets met huizen. Dan fantaseer ik over huizen. En zo bedacht ik dat ik iets ging schrijven over een huis. Ik had wel meteen bedacht dat het over een erfenis moest gaan en óók dat er een familielink moest spelen, misschien een dochter of misschien niet? [lachend] Een onecht kind, of niet. Dat was de basis. Ik heb me een beetje laten inspireren door een familiegeschiedenis waar iets dergelijks aan de hand was. Zo heeft het verhaal langzaam vorm gekregen. Vanwege mijn drukke baan heb ik zeker 80% van het boek in de vakantie geschreven. Ik ben er niet goed in om tussen mijn werk door of ’s avonds te schrijven. Zelfs het weekend vind ik lastig. Het heeft ook lang geduurd voor het af was. Zeker zes jaar.”

Had je dan geen moeite om er telkens weer in te komen?

“Ja, dat kostte wel tijd, één of twee dagen. Maar omdat ik al die schoolvakanties heb, hield ik voldoende tijd over om verder te gaan en te knallen.”

En je man vond dat allemaal goed?

[lachend] “Hij moest wel wennen, want ik ging ook de deur uit, op schrijfretraite. Bijvoorbeeld naar Engeland waar ik niets anders deed dan schrijven, wandelen en daarna weer knallen. En die trips heb ik vaker gedaan, ook in Nederland. En Han vond het goed. [we lachen allebei] Hij gaat ook wel eens met vrienden op pad. Hij moest er meer aan wennen dat ik in mijn eentje op pad ging. Dat vond hij maar gek. Maar naar mate het serieuzer werd, begreep hij het beter. Hij is ook wel eens mee gegaan, zoals die eerste keer dat ik op locatie bezoek ging naar dat meer in Duitsland waar ik dat grote huis van Rosa gesitueerd heb.”

Je werkt in jouw boek met verschillende tijdlijnen en vanuit wisselend perspectief, vooral vanuit Rosa en Karlijn. Was het niet lastig om die structuur vast te houden vooral met de soms grote tijd tussen jouw schrijven in?

“Dat was wel eens lastig. Ik had een spiegel vol met post-its geplakt, de vloer lag bezaaid met scènes van de personages in een bepaalde tijd. Dat was wel even puzzelen. Ooit in het begin heeft het de structuur gehad van deel 1: Rosa, deel 2: Karlijn, en deel 3: weer Rosa, of andersom, dat weet ik niet meer. Maar de afwisselende perspectieven door elkaar heen werken veel beter.”

Dat werkt zeker heel goed. Wat ik zo bijzonder vind, is dat zowel de hoofdstukken van Rosa als die van Karlijn, beide verhaallijnen dus, allebei leuk zijn. Dat is vaak heel erg moeilijk om als schrijver beide lijntjes interessant te houden voor de lezer. Meestal is de ene lijn heel boeiend en de andere een stuk minder. Dan krijg ik de neiging om door te bladeren. Bij jou absoluut niet. Dat is een compliment.

“Gelukkig. Ik heb daar ook wel aan moeten werken. De stukken van Rosa stonden eerder goed dan die van Karlijn. Daar heb ik meer aan moeten werken.”

Een geweldig idee om Rosa een stem te geven via de verhalen die ze in de laatste weken van haar leven aan Britt verteld. Het lijkt op een dagboek. Achteraf blijken Rosa en Karlijn zelfs op elkaar te lijken. Is dat toeval?

[bedachtzaam] “Ik vind niet echt dat ze op elkaar lijken. Oké, ze hebben beiden een, zeg maar aparte relatie met hun moeder. [lachend] Mijn moeder vond dat niet zo leuk. Het eerste wat ze zei: ‘Ik ben trots op je, Dorien, maar ik vind het niet zo leuk dat je twee van die nare moeders hebt neergezet. Kon dat niet anders? Straks denkt iedereen dat het over mij gaat.’ Maar ik denk zelf dat het meer over mijzelf zegt. Het gaat meer over dochterschap dan over moederschap. En dat kan ook niet anders want Rosa en Karlijn zijn alle twee dochter, maar geen moeder. Niet alleen de moeders spelen een rol, ook de vaders.”

Maar die zijn afwezig!

“Dat is inderdaad een vorm van gelijkenis; beide vrouwen hadden een vader nodig die er niet was. Maar die dingen zijn er gewoon ingegroeid in het verhaal. Dat was geen vooropgezet plan. Het zal wel met mij te maken hebben. [lachend] Dat wil je toch horen?”

Hoho, het valt me gewoon op. Vandaar dat ik er iets over zeg.

“Het is logisch dat je dingen van jezelf meeneemt in je verhaal. [lachend] Ik vraag me af hoe thrillerschrijvers dat doen.”

Die doen precies hetzelfde.

“Gelukkig heb ik een heel goede relatie met mijn moeder. Ook met mijn vader, maar die is er al heel lang niet meer vanwege kanker. Dus de afwezige vader is een overeenkomst van mij en mijn hoofdpersonen.”

Nu kom ik terug op de titel: Totem. Ik denk meteen aan een totempaal. Dat staat voor mij synoniem met Indianen of Native Americans.

“Tja, wat is je vraag? Of ik er iets mee heb?”

Dat was mijn verwachting toen ik het boek oppakte, [lachend] maar dat komt totaal niet terug in het verhaal. Liggen de roots van Anton misschien in Amerika waar Native Americans vandaan komen?

“Ik heb veel meer ingezoemd op Totem als familieteken. De drang om ergens bij te horen, om familie te hebben. Dat is de essentie van mijn boek.”

Een geweldige vondst om die verklaring van het woord Totem op de omslag te zetten: “Totem is afgeleid van het Algonkische woord dat Familie-teken betekent”.

“Dat is het idee van mijn uitgever geweest. Alexander en Yfke kwamen daar mee aan. Dat was een super idee. Dan weet je meteen dat het niet over Indianen gaat, maar over familie.”

In jouw boek noem je één keer een jaartal wanneer je het hebt over Karlijn in de tegenwoordige tijd. Dat is 2012. Waarom specifiek dat jaar? Je had er ook voor kunnen kiezen om helemaal geen jaartal te noemen.

[bedachtzaam] “Dat heb ik wel met opzet gedaan. Rosa is net ná de oorlog geboren. Het verhaal van Rosa’s moeder, Gertrude, moest niet te lang geleden zijn. Ik had een bepaalde leeftijd in gedachten van Rosa bij haar overlijden, tussen de 60 en 65. Karlijn moest begin veertig zijn, zonder kinderen of kinderwens, die bereid zou zijn om in een groot avontuur te stappen. Zodoende kon mijn verhaal zich niet in 2023 afspelen, want dan zijn ze te oud.”

Familie is in jouw boek enorm belangrijk. Ik citeer uit het dagboek van Rosa: “Ik vroeg me af hoe de geschiedenis van mijn eigen familie was. Begreep maar al te goed hoe het doorgeven van familieverhalen zorgde voor verbinding.” Jouw hoofdpersonen, Rosa en Karlijn, hebben net als jijzelf geen kinderen. Gaat Rosa daarom zo fanatiek op zoek naar wie haar vader was? 

“Ze wil heel graag ergens bij horen, bij een eigen clan. Dat verlangen om bij een groep te horen zie je al bij kinderen op school. Familie is de makkelijkste manier om een groep te vormen. Met vrienden kan het ook, maar dat is soms lastiger. Ik heb zelf een grote vriendenkring, dat is mijn clan.”

Wat ik een ongelooflijk ontroerend stuk vind is wanneer Karlijn de brief vindt die Gertrude aan haar opa had geschreven. In die brief smeekt ze om contact, hoewel ze weet dat Anton getrouwd is en ze ook nog beloofd had om zelf geen contact op te nemen. Hier laat je een mooie, zachte kant van die harde moeder zien.

“Anton is haar grote liefde. Telkens wanneer hij naar Duitsland kwam om haar op te zoeken, was het feest. Zo herinnert Rosa het zich ook. Als Anton er was, was haar moeder gelukkig, was het gezinnetje compleet. Maar meestal was hij er niet en wisten ze nooit wanneer hij weer zou komen. Of hij nog wel zou komen. Rosa voelt dat Anton haar vader is en hoopt dat ook, maar dat is nooit bevestigd. Haar moeder heeft daar altijd over gezwegen. Vandaar dat zij zo wanhopig probeert te achterhalen wanneer haar moeder dood is of Anton inderdaad haar vader is.”

Ik wil ook graag ingaan op het beeldhouwen. Rosa is een beroemd beeldhouwster. Als laatste werk maakt ze die totempaal voor haar huis. Vol compassie en kennis beschrijf je het beeldhouwen. Doe je het zelf ook?

“Dat doe ik zelf ook, dat klopt. Het is geweldig om te doen. En hoe leuk is het wel niet dat er hier, in mijn nieuwe woonplaats, een beeldhouwclub is waar ik me bij kon aansluiten.”

Heb je al plannen voor een volgend boek?

“Ja zeker, dat wordt een interview boek met vrouwen die bewust kinderloos zijn, hoe die in het leven staan. Aan die groep, waar ik zelf ook toe behoor, wil ik extra aandacht geven.”

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow