"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Verloren

Dinsdag, 9 mei, 2023

Geschreven door: Ingrid Vander Veken
Artikel door: Jan Stoel

Een monument voor Liesje Andriesse

[Recensie] In februari 2023 bezocht ik het Holocaustmonument (Denkmal für die ermordeten Juden Europas) in Berlijn. De Amerikaanse architect Peter Eisenman ontwierp het monument dat bestaat uit 2711 betonblokken variërend in hoogte van 20 cm tot 4,70 meter. Het veld met de golvende blokken roept volgens hem een gevoel van desoriëntatie en isolement op en is symbolisch voor de ervaringen van de Joodse bevolking tijdens het nazibewind. Onder het monument is een expositieruimte met verhalen van gewone mensen. Hieraan moest ik denken toen ik het boek Verloren van Ingrid Vander Veken las, waarin het verhaal van Liesje Andriesse, vermoord in Auschwitz, en haar familie wordt verteld. Je valt bij dit verhaal van de ene verbazing in de andere, komt van het ene verhaal in het andere terecht. “Verhalen vertakken zich, onvermoede verwantschappen ontvouwen zich.”

Mausoleum
Het begint allemaal als de auteur, in een doos, de briefwisseling van Liesje krijgt. Ze komt uit de nalatenschap van Lou, de broer van Liesje, die zijn zusje nooit heeft kunnen vergeten. Hij heeft er ook het complete familiearchief aan toegevoegd. “Een onderkomen van karton voor de stille getuigen van hun jaren samen, wat eraan voorafging en wat erop volgde. […] De versnipperde restanten van haar veel te korte leven,” schrijft Vander Veken. Ze krijgt de vraag: “Haar te ruste (te) leggen onder een lappendeken van papier.” Vander Veken gaat op zoek naar wie Liesje, een jonge Joodse vrouw, is en wat haar allemaal overkomen is tot ze in 1944 in Auschwitz overleden is.

Statenloos
Liesje wordt geboren in 1908 in Vlissingen, als het eerste kind van Julius Andriesse en Ella van der Wijk, voorname burgers in de stad. Vader runt er het Centraal Kledingmagazijn. Vijf jaar na Liesje wordt Lou geboren. Broer en zus zijn onafscheidelijk. Als de zaken wat minder gaan verhuist het gezin in 1923 naar Antwerpen, op aandringen van Hugo, de broer van Julius. Vader Andriesse treedt in dienst bij Van den Bergh Ltd. (het latere Unilever), het margarineconcern van Hugo’s boezemvriend Sam van den Bergh. Het leven lijkt zorgeloos, de toekomst rooskleurig. De familieband is hecht. Liesje leert dan Pinkus Spira kennen, die drie jaar eerder van Polen naar België is gekomen. Zijn verblijfsvergunning was maar tien dagen geldig. “In de administratieve mallemolen” is zijn status veranderd: hij is statenloos geworden. Ze trouwen in 1931 en Liesje wordt op dat moment ook statenloos. Op 7 september 1937 wordt hun zoontje Johnny geboren. Dan breekt de oorlog uit en besluit de familie Andriesse te vluchten. Aan de slagboom van Ghyvelde op de grens met Frankrijk worden Liesje, Pinkus en Johnny van de rest van de familie gescheiden. Ze zijn statenloos en mogen Frankrijk niet in. Het is een emotioneel moment en Liesje laat haar broer Lou, Broertje noemt ze hem, beloven goed voor hun ouders te zorgen. Dat zal hij zijn leven lang doen. Dit afscheid is wel een belangrijk moment in het boek: kies je als ouders voor je eigen veiligheid en die van je zoon, of blijf je als familie bij elkaar.

Vier jaar vluchten
Wat volgt is de reconstructie van vier jaar op de vlucht zijn waarbij het verhaal van Liesje en Johnny centraal staat. Anderzijds is er het verhaal van Lou en zijn ouders, die Liesje enorm missen. Zij komen uiteindelijk in Nederlands-Indië terecht en verzeilen daar in de Jappenkampen. Zij overleven de oorlog. De derde verhaallijn is die van Ingrid Vander Veken zelf, haar zoektocht naar de sporen van het verleden.

Boekenkrant

Als in het niet-bezette Frankrijk, waar Liesje met haar gezin 1941 is beland, de dreiging van het Vichy-regime steeds groter wordt, steekt Pinkus clandestien de Pyreneeën over om een vlucht voor zijn gezin naar Spanje en Portugal voor te bereiden. Meteen daarna valt heel Frankrijk in Duitse handen: Pinkus kan niet terug en voor Liesje en Johnny is er geen ontkomen meer aan. Ze voelen zich eenzaam en verlaten. De stress, de onzekerheid, de vertwijfeling, de angst, de censuur in de briefwisselingen, het feit dat je van familieleden (en er zaten familieleden in Nederland, Engeland, Nederlands-Indië en de Verenigde Staten) niets hoorde, de paniek als een vluchtpoging naar de veiligheid mislukte komen aan bod.

Bijzonder
Verloren is literaire non-fictie. Ingrid Vander Veken neemt je mee op haar speurtocht en gebruikt daarvoor de ik-vorm. Daarmee onderstreept ze haar betrokkenheid. Enerzijds zijn er de feiten, anderzijds is er de fictie. Die is nodig om het verhaal te vertellen, de feiten tot leven te brengen. Ze laat ook foto’s (en er staan er heel wat afgedrukt in het boek) een deel van het verhaal vertellen en brengt de personages zo dichtbij, geeft ze een ziel. Bijvoorbeeld die foto van Lou met het portret van Liesje naast hem. Het verdriet spat ervan af. Lou zwijgt altijd over het verleden, behalve als de stichting van Steven Spielberg hem aan het praten krijgt en hij liefst vijf videocassettes volpraat. Dan volgt er zo’n prachtige zin, waar Vander Veken patent op heeft: “En in haar lijst op de vensterbank luistert zij naar wat ze nooit geweten heeft.

Actueel
De spanning in het verhaal wordt opgebouwd. Van een zorgeloos, ordelijk leven, naar een familie die elkaar kwijt is.

Verloren is een actueel boek. Het gaat over niet vrij zijn, over op de vlucht zijn, malafide praktijken van mensensmokkelaars. De personages krijgen allen een eigen stem en het taalgebruik is verfijnd. Als het gaat over mensensmokkelaars: “Er heeft zich een trafiek ontwikkeld waarvan de winst evenredig stijgt met de wanhoop van de klanten – en die is groot en groeiend.”

Verloren is een prachtige titel. Het gaat niet alleen om het zich verloren voelen van Liesje, maar ook om het feit dat Lou haar kwijt is geraakt, haar verloren is geraakt. En het stelt de vraag wat er van je leven overblijft. Hoewel de nazi’s probeerden levens uit te wissen is dat bij Liesje niet gelukt. Er zijn sporen achtergebleven. Een van de motto’s van het boek, van Hannah Arendt, zegt dat treffend: “Eén zal er altijd overblijven om het verhaal te vertellen.” Liesje heeft met dit boek een gezicht gekregen. De auteur heeft een monument voor haar opgericht.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow