Van alles naar bijna niets
Recensie van Hans Thijssen, Wat filosofen weten: Over het verlangen naar geluk en de honger naar kennis.
Vroeger ging filosofie over alles. Dat was misschien een beetje veel. Nu gaat filosofie over bijna niets, en dat is duidelijk te weinig. “Wat weten filosofen tegenwoordig nog?”, verzucht de Nijmeegse hoogleraar filosofie Hans Thijssen in dit verzorgd uitgegeven boekje.
Hoe plomp het ook klinkt, filosofie wil de wereld en het menselijk bestaan doorgronden. Voor de Griekse filosofen sprak het vanzelf dat je daartoe het menselijk verlangen naar geluk en onze zucht naar kennis in samenhang moet beschouwen. Op een of andere manier maakt kennis gelukkig, wisten deze eerste filosofen; over het hoe en waarom verschilden ze onderling van mening.
Die connectie tussen kennis en geluk (of levenskunst) is ergens in de middeleeuwen verloren gegaan. Thijssen wijst Augustinus aan als de schurk. Deze kerkvader stelde namelijk dat geluk louter toevalt aan de zaligen, en knipte zodoende de band door tussen aards denken en geluk. Voortaan ging filosofie over strak en ‘objectief’ redeneren, als ware je buitenstaander van je eigen leven. Door die afslag te nemen legde filosofie weliswaar de basis voor natuurwetenschappelijk denken, maar dreef ze af van levensvragen.
Nieuw is het allemaal niet wat Thijssen op prettig bezonken toon vertelt, maar zijn kritiek op de huidige ‘professorenfilosofie’ staat als een huis. Filosofie leert je nog steeds scherp denken, maar over geluk gaat het niet meer en ook voor kennis over de wereld moet je bij andere wetenschappen zijn. Het kan anders en beter met de filosofie, stelt Thijssen. Jammer alleen dat hij afraffelt hoe.
—
Eerder verschenen in De Volkskrant