"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat weg is

Dinsdag, 26 juli, 2022

Geschreven door: Judith de Laat
Artikel door: Jan Stoel

Hoe kom je aan de overkant van de gebroken brug?

[Recensie] Wat weg is is een psychologische roman waarin Judith de Laat (1979) diep afdaalt in de psyche van haar hoofdpersonages. Dat doet ze door zowel bij Roos Vuur als bij Kevin Simons te kiezen voor het ik-perspectief waardoor je je dichtbij hen voelt. Beiden vertellen afwisselend hun verhaal. Het gevaar ligt dan op de loer dat je twee keer hetzelfde leest, maar dan vanuit een ander perspectief. Die fout maakt De Laat niet. Ze maakt het gevarieerder door Roos aanvankelijk als eenling op te voeren en Kevin samen met zijn klankbord en beste vriend Jaap op te voeren. En dan is er ook nog die constante onderhuidse spanning.

De Laat zet je als lezer in de eerste zinnen van het boek meteen midden in de handeling “Alsof een startschot klinkt, beweegt mijn lijf. Ik heb geen invloed, het lichaam bestuurt zichzelf,” denkt Roos. Ze zit voor haar eindexamen design en steelt de autosleutels van het kampeerbusje, ‘het oude barrel’ van haar docent Kevin. Ze voelt zich alleen, door iedereen verlaten. Ze lijdt daardoor aan een dwangstoornis waarbij ze steeds maar tot vierenzestig moet tellen om tot rust te komen. Met de kampeerbus trekt ze de wijde wereld in, ze weet niet waarheen, weet niet waarom. Ze is op zoek naar avontuur, vrijheid en zichzelf. Ze vlucht voor haar verleden. “Ik wil niet terug naar mijn leven, waar ik nooit mezelf kan zijn. De enige optie is vooruit.” Kevin heeft een uitzichtloos bestaan als docent. “Mijn ontwikkeling als designer ontstond met onnoemelijk veel hulp van anderen. Ik had het nooit gered in mijn eentje. En waar leidde dat toe. Naar een middelmatig docentenbestaan.” Hij is vrijgezel, relaties met vrouwen zijn nooit succesvol, ook hij wil ruimte en vrijheid. Ook hij vraagt zich af of hij gemist zou worden. “Vind ik het niet gewoon prima in mijn eentje.” En zijn ‘barrel’ helpt hem de beklemming van elke dag te ontvluchten. Hij laat het er niet bij zitten en gaat op zoek naar zijn kampeerbus.

Queeste
Zowel Roos als Kevin zijn op zoek en de kampeerbus is de metafoor voor hun queeste naar wie ze zelf zijn. Ze zijn als het ware onzichtbaar aanwezig.

De roman bestaat uit drie grote delen met veelzeggende titels: Uit het zicht, Niemand mist me en Kapot. Het zijn in feite de fases die Roos en Kevin doorlopen. Zorgvuldig bouwt Judith de Laat haar verhaal en de personages op. Beetje bij beetje krijg je zicht op het verleden van Kevin en Roos en de trauma’s, het gemis waaronder ze lijden; waarom ze aan de zijlijn staan. En wat voor effect het allemaal heeft op hun zijn. Het je veilig voelen, mogen zijn wie je bent, gezien worden, waardering krijgen, aandacht en liefde ontvangen zijn zo belangrijk voor de ontwikkeling van een harmonische persoonlijkheid. Ze missen het. Ze komen er achter dat er in hun verleden niet gesproken werd over het verdriet, het gemis, maar dat er stilte was.

Boekenkrant

Gebroken brug
De Laat blijft gelukkig niet hangen in die problematiek, ze biedt ook perspectief. Ze heeft daar een prachtige metafoor voor: een gebroken brug (zie de cover van het boek). Op haar rondzwervingen komt Roos bij een ‘gebroken brug’ met tussen twee brugdelen een gapend gat. “Deze brug vindt haar verlossing aan de overkant, doorgaan maakt dat je weer heel bent.” Het is tijd “om vaste concepten los te laten, op de bonnefooi iets anders te doen?” En door inzicht te krijgen, te reflecteren op jezelf, je emoties een plek geven, het verleden achter je te laten, ontstaat er rust en ruimte om jezelf te zijn. En dat is precies waar Kevin en Roos op zoek naar zijn. De ontknoping van het verhaal ontroert.

In korte hoofdstukken ontwikkelt zich de handeling. De auteur laat veel ruimte, vult niet alles in. Zo vertelt ze niet hoe Kevin ten opzichte van zijn werk staat, maar doet dat suggestief en dat is veel mooier: “Hij moet nog negen weken lesgeven tot de zomervakantie, vijf weken les, iets meer dan honderd lesuren.” Het verhaal blijft op spanning, maar De Laat stemt de snelheid van de voortgang van het verhaal af op de psychologische ontwikkeling van de personages en weet door details het verhaal extra kracht te geven. Zo is Roos ‘ongezien verdwenen’, heeft ze het vermogen ergens te zijn maar niet op te vallen. En als ze dan op ‘de vlucht’ is staat er ineens “mijn nummerborden zijn onzichtbaar. Het is een truc die ik leerde van papa, ook hij wilde niet gevonden worden.”

Judith de Laat heeft een verfijnd taalgebruik. Minutieus beschrijft ze de gedachten en gevoelens van personages. Wanneer Roos de auto steelt: “Met wat extra gas rijden we samen schreeuwend de weg op. Lucht komt in beweging en ik kokhals. Een stroompje vocht drupt langs mij kin, valt op mijn broek. […] De warme wind geeft ademruimte. […] Mijn lijf tintelt, ik zie vlekken voor mijn ogen. Ik zucht diep en creëer afstand van de plek waar ik vandaan komt. Ineens breekt een glimlach door, warmte stijgt op, diep vanuit mijn buik.”

Wat weg is weet Judith de Laat op indrukwekkende manier te benoemen.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow