"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wij zijn de optimisten

Dinsdag, 21 maart, 2023

Geschreven door: Jelle Dehaes
Artikel door: Jan Stoel

Interview met Jelle Dehaes: “Ik heb een tijd gedacht om het boek onder een andere naam uit te geven om mezelf weg te cijferen

[Interview] “Er is genoeg geschreven, de filosoof rest te shockeren” staat te lezen op de achterflap van de debuutroman van Jelle Dehaes. Daarop volgt een uitstekende tekst op de achterflap. Maar er is ook een cover en die sprak me nog meer aan. Een badkuip die min of meer afgedekt wordt door een badgordijn en die gevuld is met water waarin nog wat sop drijft. Daarvoor een opbollende badmat. De koude kleur blauw en de ‘geschreven’ letters maken het beeld compleet. Er is iets aan de hand met deze badkuip, zo leert de verantwoording in het boek. “In oktober 1987 verscheen op de cover van het Duitse tijdschrift Stern een foto van een dode politicus. Uwe Barschel lag met zijn kleren aan in het volgelopen bad van een hotelkamer (in Genève, JS). Het zou om zelfmoord gaan. Twee journalisten die een afspraak met hem hadden, vonden hem nog  voor de politie ter plaatse was. De foto die ze maakten werd later in het onderzoek gebruikt als bewijsmateriaal. In de zoektocht naar de waarheid vervaagt de grens tussen de sensatiepers en de forensische wetenschap.”

Het hoofdpersonage in Wij zijn de optimisten Vikor Sagal is forensisch fotograaf. Zijn vader Paul is verdwenen naar Zwitserland (zie hier de mogelijke link met Genève). De foto op de cover is van de hand van de Duitse kunstenaar Thomas Demand. Hij onderzoekt de manier waarop massamedia onze perceptie beïnvloeden. Dat komt terug in de roman van Dehaes. Demand heeft met Badezimmer een abstractie gemaakt van de foto die op de cover van Stern stond. Hij maakte een sculptuur van papier en karton op ware grootte, maakte foto’s en vernietigde de sculptuur. “Wat overblijft is een beeld van een beeld van een beeld van de dood van Barschel”.

Ik kwam in een boek terecht waarin filosofie en literatuur/fictie elkaar raken, verbinding met elkaar maken. Ik vond Wij zijn optimisten geen gemakkelijk boek, maar wel interessant door de gelaagdheid. Je kunt het boek namelijk op verschillende manieren lezen: als een spannende roman, als een zoektocht van de hoofdpersoon naar zijn vader en zichzelf, maar ook als een boek waarin je tot nadenken gestemd wordt over leven en dood, euthanasie, de aandachtsmaatschappij waarin we leven. En overal in het verhaal is er de filosofie: het denken over wat onbekend en ondenkbaar is. Ik sprak met de auteur van Wij zijn de optimisten. Maak kennis met Jelle Dehaes.

Waar ligt de kiem van je verhaal? Wat heeft je doen besluiten een roman te schrijven?

Boekenkrant

“In 2014 ben ik een schrijfopleiding begonnen. Daar wordt af en toe op neergekeken, maar ik denk dat het voor mij de ideale start was om mijn vage schrijfplannen vorm te geven. Ik liep al langer rond met het plan om een filosofische roman te schrijven. De zoektocht naar mijn eigen stem, de vorm en een verhaal heeft enkele jaren geduurd. In feite heb ik tijdens die opleiding leren schrijven. Ik schreef eerder twee hoofdstukken in een inleidend boek over filosofie, maar het schrijven van fictie vergt toch wat meer kunde. In de zomer van 2018 ben ik dan aan de versie begonnen die nu in de winkels ligt.”

Je hebt een roman geschreven die je lezers op verschillende ‘niveaus’ kunnen lezen. In de inleiding heb ik daar al iets over geschreven. Van een spannend verhaal op weg naar een ontknoping tot een laag met filosofische vragen over de zin van het leven en over de dood. Da’s heel wat voor een roman. Dan moet je komen tot een consistent verhaal. Ik denk dan dat je een roman hebt geschreven waar je kunst, wetenschap, de zin/onzin van het leven, de moraal met elkaar hebt willen verweven. Of bedoel je er iets anders mee?

“Ik hou zelf niet zo van romans waarin het thema te nadrukkelijk wordt afgelijnd en alleen binnen die afgrenzing wordt ingekleurd. Ik hou dus van die verwevenheid, ja.  Maar of je dan ook tot een consistent verhaal moet komen, weet ik niet. Het is opvallend hoe moeilijk we het vaak hebben met onopgeloste vragen in een roman. Het lijkt alsof we een voortdurende nood voelen om alles mooi af te ronden, om op het einde alle stukjes in elkaar te laten passen. Dat komt het meest tot uiting in een thriller. Ik hou wel van losse eindjes, maar een thriller met losse eindjes is not done. Dat is iets wat ik tijdens het schrijven altijd voor ogen heb gehouden; hoe kan ik in de ontknoping van een spannend verhaal alles laten samenkomen en tegelijkertijd de wanorde van het denken toelaten?”

Je begint de roman al met de verschrikkelijke gebeurtenis van 20 april 1999: de schietpartij op de Columbine High School.  Aan het eind van het boek komt de aanslag op de Twin Towers op 11 september 2001 aan bod. Je kiest voor twee dramatische  gebeurtenissen die als het ware het boek ‘omarmen’. Vanwaar die keuze?

“Dat is mooi gezegd. Die twee voorvallen omsluiten mijn verhaal als een tijdskader inderdaad. Enerzijds is dat een formele keuze. Ik leerde van auteur Gie Bogaert hoe mooi het kan zijn wanneer het laatste hoofdstuk opnieuw naar het eerste verwijst. Dat zorgt voor een doordachte structuur.”

“Anderzijds speelt het verhaal zich af tijdens de millenniumovergang. Dat is voor een roman een dankbare periode om verschillende redenen. Internet stond nog in de kinderschoenen, er was de discussie over de euthanasiewetgeving en het leek wel het begin te zijn van een internationale terroristische golf.”

Hier past wel het citaat van Don Delillo dat je als opdracht voor in je roman schrijft: “News of disaster is the only narrative people need. The darker the news, the grander the narrative. News is the last addiction before – what? I don’t know. But you’re smart to trap us in your camera before we disappear.”

“Sinds de aanslag op president Kennedy heeft Don Delillo een oeuvre bij elkaar geschreven over het mechanisme van de terrorist. De romanschrijver bevindt zich in de schaduw van de terrorist omdat die laatste een hogere nieuwswaarde heeft. Die logica lijkt nu pas echt tot ons door te dringen. Met de ontwikkeling van het internet zet de aandachtseconomie zich overal door. Op nieuwsredacties staan er tegenwoordig grote schermen waarop een rangschikking staat van de meest gelezen artikels. Slechte artikels krijgen dan een nieuwe titel die ons als lezer wel zou kunnen verleiden. Het vinden van de gepaste titel is vaak een kunst van goede oneliners als clickbait. Mark Fisher schreef ooit dat we ons eerder het einde van de wereld dan het einde van het kapitalisme kunnen voorstellen. Alles staat zo danig in het teken van verkoopbaarheid dat we ons geen alternatief meer kunnen voorstellen. Op sociale media worden we bijna gedwongen om zo te denken. We verkopen onszelf voortdurend, profileren onszelf als waren we een commercieel product. We denken in hashtags, fotofilters en het beste tijdstip om te posten om zo veel mogelijk van de aandachtskoek te krijgen. En als het even kan met spectaculaire beelden. If it bleeds, it leads.

Ik moet meteen denken aan de sensatiezucht in onze maatschappij. Ellende scoort. Gruwelijke dingen trekken de aandacht, worden in de media uitgemeten en worden eigenlijk ook entertainment. Ik denk bijvoorbeeld aan de Netflix-serie rondom seriemoordenaar Jeffrey Dahmer. De realiteit is vaak erger dan we ons kunnen voorstellen. Je verwijst naar de foto De eerste moord (een foto van Weegee uit 1941). Een afperser is doodgeschoten en je ziet een vrouwelijk familielid huilen en de kinderen uit de buurt zich verdringen om op de foto te komen. Het verhaal van Barschel op de cover is ook zoiets. In je boek laat je Paul Sagal zeggen: “Ik kan het wel waarderen, kunst; puur om te shockeren.”

“Ik liet me inspireren door de Australische filosoof Peter Singer die bewust shockerende uitspraken doet om de discussie over dierenrechten aan te wakkeren. Wanneer hij zegt dat een volwassenen chimpansee meer waard is dan een pasgeboren baby, dan doet hij dat vooral om ons te laten nadenken over het diepgewortelde cultureel onderscheid tussen mens en dier. Hij stelt vooral onze vastgeroeste overtuigingen ter discussie die de basis vormen van de ethiek. Zulke uitspraken vormen daardoor een eerste stap om anders te gaan denken. Wat shockeert, vraagt onze aandacht en vormt in die zin het begin van een gesprek. Maar in het boek probeer ik die denkwijze door te trekken tot het dystopisch dreigt te worden. We associëren filosofie met het aanreiken van goede, rationele argumenten. Maar wat zou er gebeuren als we de logica van de aandachtseconomie ook daar consequent toepassen? Wat als de filosofie zich als vaandeldrager van de rationaliteit laat verleiden door de sensatiezucht?”

Wat ik ontzettend sterk vond in je roman zijn de essays van de vier eerder genoemde filosofen. Ze vormen het geraamte van je roman. Er is in hun filosofieën altijd een relatie met hun eigen leven, met wat ze in hun jeugd, het gezin waar ze deel van uitmaakten, meegemaakt hebben.  Bijvoorbeeld Wittgenstein, telg uit een rijke Weense familie. Zijn vader was een grote naam in de staalindustrie, maar was een ‘explosieve’ man hetgeen tot een huissituatie leidde waar constant spanning heerste. Filosofie was voor vader iets onbenulligs. Ludwig trekt zich terug op een hutje op een fjordhelling, kampt met zelfdodingsgedachten en is bang te sterven voor zijn werk zou zijn afgerond. Na zijn dood werd zijn belangrijkste werk pas gepubliceerd. Ik zie datzelfde eigenlijk ook bij Paul Sagal: hij heeft wat aantekeningen gemaakt, maar is verdwenen voor zijn werk af is. Je verknoopt hun filosofieën met het verhaal. Waarom heb je juist die filosofen en de essays over hen zo’n belangrijke rol in je roman gegeven?

“Voor mij is proza schrijven in de eerste plaats aan onderzoek doen. Je zou kunnen zeggen dat die filosofische stukken geen plaats hebben in een roman. Misschien zijn ze te expliciet of misschien zouden ze alleen werken als de filosofie vertaald wordt in de impliciete beleving van de personages. Dat zou kunnen. Maar die oefening interesseert me minder. De filosofie die mij interesseert draagt sporen van het literaire en omgekeerd. Maar ik heb wel degelijk vanuit de personages geschreven. Ik heb tijdens mijn onderzoek gelezen zoals Viktor de filosofische teksten zou lezen; op zoek naar hoe zijn vader zou denken en steeds linken zoekend naar zijn eigen leefwereld van de fotografie en film. De essays die Viktor tussen zijn verhaal plaatst, vormen zijn antwoord op de shockerende moorden met oneliners. Het vraagt iets van een lezer, daar ben ik me van bewust. Waarschijnlijk wordt hij uit zijn leesritme gehaald. Dat zou vreemd kunnen aanvoelen voor een verhaal met een plot van een thriller. Het vraagt om een andere soort van aandacht. Maar dat is precies de vorm die ik voor ogen had; het spel tussen een lineaire thriller en de hermetische filosofie die je daar steeds weer uit trekt. Hopelijk blijft die ervaring ook hangen wanneer het boek uit is. Het mag wat nazinderen. Het moordspel kent een oplossing en toch kent het boek tot op zekere hoogte een open einde. De lezer kan dan verder aan de slag. Al hoeft dat niet per se; je kan het boek perfect als een spannend verhaal lezen. Maar ik hou wel van de idee dat een boek verder reikt dan alle letters tussen voor- en achterflap. Wat de lezer opzoekt en bedenkt, hoort bij het boek. Dit interview hoort bij het boek. Mijn lessen horen bij het boek.”

Je bent ook docent. Je bedankt in je verantwoording je leerlingen? Waarom doe je dat?

“Ik heb jarenlang filosofie als vak gedoceerd en nu geef ik les in een kunsthumaniora. Mijn leerlingen zullen heel wat van de boekinhoud herkennen uit de lessen. En er komt natuurlijk erg veel kunst in het verhaal aan bod. Robbe, een leerling uit het zesde jaar toonde me onlangs een prachtig schilderij dat hij had gemaakt van mevrouw Elavy, een van de personages.”

Ik bezorg je de foto’s, mevrouw Elavy (2023), Robbie Adriaensen

“Vorig jaar hadden de leerlingen van Woord-Drama ook enkele hoofdstukken proefgelezen. Er zijn ook veel leerlingen die interesse vertonen in het boek. Dat doet allemaal heel veel deugd, zeker omdat ik het de laatste jaren erg moeilijk heb gehad om steeds opnieuw even gemotiveerd voor de klas te staan.”

“Als docent probeer ik mezelf te zien als een kracht. Daarom vind ik ‘leerkracht’ zo’n mooi woord. Traditioneel wordt er van mijn vak gevraagd dat ik de leerlingen kritisch leer nadenken. Maar mij lijkt het vooral cruciaal dat ze de complexiteit van ethische vraagstukken kunnen herkennen. Vaak hebben ze over alles en iedereen al een mening klaar, maar wat mij betreft mogen ze die ook af en toe inslikken om even te pauzeren. Nogmaals; het is een andere vorm van aandacht die trager werkt en afwachtend is. Dat lijkt te botsen met de snelheid van alles wat hen omringt. Maar hopelijk leren ze daardoor meer bescheiden, milder en liefdevoller in het leven te staan. Als ook het boek daartoe zou kunnen bijdragen, is dat mooi. Dan wordt ook het boek een leerkracht.”

Ik heb wel genoten van de manier waarop je je personages opbouwt: je ‘springt’ in de tijd en dat levert veel variatie op. Langzamerhand bouw je het leven van Viktor, Lise en Paul op. Als voorbeeld neem ik Viktor. In het eerste hoofdstuk noem je alleen zijn naam, het hoofdstuk daarna vermeld je zijn beroep, daarna zijn achternaam, weer later dat zijn relatie met Lise onder druk staat. Op een gegeven moment, hoofdstuk 11, heeft Lise voorwerpen in een doosje bij zich die verwijzen naar het verleden en weer een stuk van het verhaal vertellen. Je lijkt wel puzzelend te schrijven. Hoe doe je dat?

“Ik heb een heel lang en divers schrijfproces achter de rug. Ik heb heel veel herschreven en geschrapt, ben steeds weer opnieuw begonnen, zeker tijdens de eerste jaren. De personages zijn dus dynamisch gegroeid waardoor het moeilijk te zeggen is hoe ik precies te werk ben gegaan. De puzzel is natuurlijk wel een motief dat er bewust is ingestopt.”

Puzzelen: de puzzel van de verdwijning van Paul, de zorgvuldig geënsceneerde moorden, de relatie met de filosofie. Steeds worden stukjes van die puzzel ingevuld. Het suggereert dat de roman een puzzel is, net zoals het leven. Om met Wittgenstein te spreken: “De waarheid bestaat niet in het enkelvoud. Zij bestaat alleen meervoudig, letterlijk, als verschillende betekenissen die tot ons komen en ons voorzichtig laten kennismaken.”

“Viktor maakt de puzzel van een foto van zijn vader en maakt die puzzel tijdens de dagen waarop hij het erg moeilijk heeft. Het geeft hem ademruimte, alsof de angst om zijn vader te verliezen voor even aan banden kan worden gelegd. De puzzel staat dus voor Viktors nood om tot rust te komen. Maar het werkt niet alleen therapeutisch. Een puzzel kan alleen maar bestaan wanneer er uiteindelijk ook een oplossing is. Als het laatste stukje is gelegd, is de puzzel afgerond en kunnen we aan iets nieuws beginnen. Zo lezen we ook een thriller. Tegenover die nood aan orde en rust, heb ik het rizoom van Gilles Deleuze geplaatst. Een rizoom is een netwerk van door elkaar lopende wortels zonder begin of einde. Het rizoom is niet op te lossen en de betekenis of kracht ervan licht dan ook elders. Het vraagt om een andere manier van denken, het laat ons anders naar de dingen zien. Die alternatieve manier van denken vond ik terug bij de vier filosofen waarover Viktor een essay schrijft. Ze schrijven niet zoals er traditioneel aan filosofie wordt gedaan; met droge en argumentatieve teksten. Ze neigen elk op hun eigen manier naar een vorm die als literaire keuze een filosofisch statement wordt.”

 Ik vind het plot van je roman ingenieus. Voor mij is het samen te vatten als “je moet goed kijken om te zien.” Had je dat ook in gedachten?

“Dat is een mooie manier om die alternatieve manier van denken te omschrijven, ja. Je zou kunnen zeggen dat we ook in het dagelijkse leven die noodzaak voelen om de puzzel op te lossen. Voor alles is er een aanwijsbare verklaring te vinden die we liefst zo helder mogelijk uiteen kunnen zetten. Als ons lief het uitmaakt, vragen we om een uitleg. Wanneer we die niet krijgen, zullen we die zelf invullen. En die uitleg is meestal eenduidig omdat we onze pijn zo eenvoudig mogelijk een plaats willen geven. We maken een soort trechterbeweging in ons denken, bijna als een soort van overlevingsinstinct. We kunnen de complexiteit of de wanorde van ons denken niet aan. Misschien is de cruciale vraag van het boek wel hoe we die onrust kunnen toelaten zonder dat ze verontrustend of vernietigend wordt.”

Waarom draagt je roman de titel Wij zijn de optimisten? Is het een optimistische roman dan?

“De titel verwijst naar een uitspraak van Emil Cioran: ‘Ne se suicident que les optimistes, les optimistes qui ne peuvent plus l’être. Les autres, n’ayant aucune raison de vivre, pourquoi en auraient-ils de mourir?’ Ik interpreteer dat citaat als een voorbeeld van dat alternatieve denken. Misschien voelen we ons vaak zo slecht omdat we een steeds op zoek zijn naar een kant-en-klare vorm van geluk. Wanneer we niet in staat zijn dat geluk te vinden, vervalt ons optimisme. Een teleurgestelde optimist roept zo zijn eigen ongeluk in het leven. Dan is het nog maar de vraag of we het optimisme niet beter anders zouden invullen. Of we de angst en de kwetsbaarheid niet veel meer moeten toelaten en het meedragen in wat voor ons betekenisvol kan zijn. Optimisme is dan geen geloof meer in een goede afloop, maar een levensvisie die dat gegeven durft omarmen en er de schoonheid van kan inzien.”

En dan viel me nog een ding op. Je schrijft een verantwoording van je roman en ondertekent die met Viktor Sagal. Is Jelle Dehaes Viktor Sagal? En is Wij zijn de optimisten dan een therapeutisch boek?

“Eerder het tegenovergestelde. Ik heb een tijd gedacht om het boek onder een andere naam uit te geven om mezelf weg te cijferen. Viktor Sagal heeft dat boek geschreven. Ik heb vanuit zijn gedrevenheid en drijfveren de woorden enkel op papier gezet. Dus leek het me ook opportuun om hem de verantwoording te laten schrijven. Als persoon zou ikzelf voor de lezer irrelevant moeten zijn. Ik vind het ook gewoon heel leuk om een spel te spelen van feit en fictie. In het boek komen een aantal bestaande kunstwerken aan bod. Ze staan naast fictieve kunstwerken uit boeken van bijvoorbeeld Johan Harstad en Paul Auster en ook naast kunstwerken die ik zelf heb gemaakt. De werken van Lise, bijvoorbeeld, bestaan echt, net zoals de meeste werken van Elco Balthazar. Ik maakte ze tijdens mijn opleiding in de vrije kunsten.”

Everything you touch, becomes art (1994), Elco Balthazar

Exhibitionism (2001)Lise Grossard

“Uiteraard leunt het boek wel dicht bij me aan, vooral qua thematiek. Ik voel wel iets van die levensbeschouwelijke eenzaamheid die ik heb willen schetsen. En ook de vertelstem en het ritme van het proza is van mijn hand. Maar het is geen therapeutisch boek. Ik heb niets van me af moeten schrijven, integendeel; ik zou hiermee heel graag iets opbouwen. Een verder onderzoek hoe die filosofische thema’s in een literaire vorm betekenis kunnen krijgen.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine