"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Witte vlag

Maandag, 15 juli, 2013

Geschreven door: Emily Kocken
Artikel door: Claudia Zeller

Het beestje geen naam geven

Witte vlag gaat voornamelijk over een hond. Honden doen het goed in de Nederlandse literatuur. Jan Cremer ging op pad en achter de meiden aan in gezelschap van zijn hond Wodka, en ook Adriaan van Dis’ personages worden vaak vergezeld door een trouwe viervoeter. Maar de naamloze hond in Witte vlag, een oud teefje, is er niet al te best aan toe. In dagboekachtige scènes volgt de lezer door de ogen van Elzbieta Różewicz de aftakeling van haar geliefde hond. Gelukkig gaat het niet alleen maar over een hond. Het debuut van Emily Kocken is een geslaagde parodie op de realiteit en de hedendaagse kunstscene zonder dat te willen forceren. Steeds voel je als lezer een bepaalde dreiging hangen zonder ook maar een moment te vergeten hoe absurd en onbenullig de beschreven situatie eigenlijk is.

Emily Kocken is geen jonge, hippe schrijfster. Dit is een verademing. Al lijkt ze op haar auteursfoto meisjesachtig, we hebben te maken met een vrouw van vijftig die, zo neem ik aan, in haar leven heel wat pieken en dalen heeft gekend. Haar stijl is afgemeten, keurig en precies, niet oubollig, niet te hedendaags. Kocken presenteert een geheel eigen idioom en plukt de taal uit elkaar met het geduld van een miniatuurschilder. De zinnen zijn helder, recht voor zijn raap, het lage verhaaltempo vergt rust en reflectie, waardoor de broeierige sfeer goed tot haar recht komt. Want eigenlijk gebeurt er niet zo heel veel. Witte vlag is geen schreeuwerige roman, maar juist eentje die kleine dingen, momenten en gestes uitvergroot. Bijvoorbeeld de keuze van de op het eerste gezicht nogal apathische en lethargische Elzbieta om voortaan niet meer Elisabeth Watson te heten, maar Elzbieta Różewicz.

Van mensen en honden

Het narratief van Witte vlag stoelt op verschillende elkaar overlappende driehoeksverhoudingen. Tussen deze driehoeken ontstaat een bepaalde dynamiek, waarbij de hond, dood of levend, steeds het middelpunt blijft. Elk personage probeert vast te houden aan een niet-bestaand ideaal, van het leven, de dood of de kunst, de rol van de vrouw of een smetteloos huis. Aan dit streven gaan ze bijna ten onder. Territorium wordt afgebakend en bevochten, maar veel meer dan over macht en onmacht ten overstaan van de dood gaat Witte vlag over afstand en de (on)mogelijkheid deze afstand tussen de personages, maar ook tussen de lezer en de personages, te overbruggen:

‘Het is een zwart hondje. Wat een beeldje. Een jong hondje. Het zou verboden moeten worden, de eindeloze productie van dit soort archetypische accessoires die ons, arme onnozelen, de toegang lijken te beloven tot een andere, betere wereld die overloopt van schoonheid en troost. O, ja. De schade aan mijn hart zal weer groot zijn, over een jaartje of, pak ‘m beet, tien, elf, twaalf. (Mag ik hopen, dertien?) Onherstelbaar. Of zal het dit keer meevallen? Alles gaat toch dood voordat ik het werkelijk lief van hebben.’

Boekenkrant

De beklemming en de white cube

Dat de lezer deelt in alle gedachten en handelingen van Elzbieta en nooit buiten haar perspectief kan treden is benauwend, een sfeer die door de setting wordt versterkt. Een groot gedeelte speelt zich af in de flat van Henry en Elzbieta in de Amsterdamse wijk De Baarsjes. Wat op het eerste oog nog het meest op een white cube lijkt, blijkt op het einde een verloederd appartementje van een stel lunatics. Want getikt zijn ze zeker. Henry, Elzbieta, maar ook hun overbuurman Simon en zijn tante Elisabeth zijn op z’n zachtst gezegd vrij ridicuul in al hun doen. Niettemin worden ze geloofwaardig neergezet. Henry Watson, kunstenaar op zijn retour en grote bewonderaar van Joseph Beuys, wil de net gestorven hond laten opzetten, iets waartegen Elzbieta in opstand komt. Verder is hij voortdurend bezig met allerlei subsidieaanvragen, netwerkafspraken en het bezoek van kunstbeurzen. Witte vlag is net zo misleidend als Henry’s kunstenaarschap en het aan Alain Badiou ontleende motto van de roman: ‘Art is incapable of truth.’ Dit gaat volgens Badiou namelijk slechts op voor het didactische, aan Plato ontleende kunstschema. Volgens Badiou zelf is kunst wel degelijk in staat de waarheid te vertellen en is kunst een van de vier waarheidsprocedures – en een mogelijkheid om te ontsnappen aan de futloosheid van onze huidige situatie.

De (kunst)wereld op z’n kop

Het is knap dat de schrijfster de neiging wist te onderdrukken er een al te opzichtige verwijzing naar de helicat in te verwerken, een kunstobject dat recentelijk voor heel wat ophef heeft weten te zorgen. Althans, af en toe moest ik tijdens het lezen wel even aan de helicat denken. Verder lijken veel van de scènes net broze beeldjes die verdwijnen zodra je er te dichtbij komt, ruïnes van luchtkastelen op het randje van verleiding en misleiding. Als het aan mij ligt moet Emily Kocken naast haar werk als beeldend kunstenaar vooral doorgaan met het schrijven van romans – liefst eentje over een kat. Want honden kent de Nederlandse literatuur inmiddels wel genoeg.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De kuur

Auteur:
Emily Kocken
Categorie(ën):
Literatuur

Witte vlag

Witte vlag