"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wouter Dam I Keramiek Ceramics   

Donderdag, 13 juli, 2023

Geschreven door: Jan de Bruijn, Martijn van Ooststroom
Artikel door: Chris Reinewald

Hoe de bodem verdween en de krul kwam

[Recensie] Keramist Wouter Dam (1957) geeft zijn vaasachtige objecten geen titels. Hij lijkt een man van weinig woorden. De catalogus van zijn kleine overzicht in Kunstmuseum Den Haag bevat dan ook vooral haarscherpe foto’s. Maar laat de inzichtelijke begeleidingstekst van conservator Jan de Bruijn toch niet ongelezen.

In de mooiste zaal van het Kunstmuseum, waar het licht op de vijver ervoor naar binnen spiegelt, staat nu een chronologische opstelling van Wouter Dams keramiek vanaf 1980 met zo’n vijftig monochrome objecten. Ook de catalogus volgt dit tijdspad. Achterin komen de afbeeldingen op pasfotoformaat nog eens langs, maar nu met feitelijke gegevens: jaartal, maat: tussen de 30 en 50 cm. Een paar keer wordt een object van twee kanten getoond op een dubbelpagina, wat te herkennen is aan een wit kaderrandje.Goede greep. De barokke objecten zijn namelijk zo grillig dat iedere aanblik weer nieuwe inzichten en doorkijken geeft.  

Anders dan op de helder uitgelichte expositie fotografeerden Petra en Erik Hesmerg voor het boek de objecten in een “vignet”, alsof ze vanuit het donker dramatisch zijn aangelicht.

Door de fotografische scherpte en matte druk kun je de korrelige “kleihuid” duidelijker zien dan op de expositie. Nuttig. Want in het echt durf je bijna niet van dichtbij te kijken: zo fragiel zien de bijna zwevende stukken (circa 1 kilo zwaar) eruit.

Foodlog

Dynamieken in de ruimte
In de catalogustekst (en op de tentoonstellingswanden) wordt over Dams loopbaan en stijlopvattingen verteld. Hoe hij met Barbara Nanning, Geert Lap, Babs Haenen en Pauline Wiertz van 1975 tot 1980 deel uitmaakte van de fameuze keramiekklas van Jan van der Vaart op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam.

Zelf maakte de docent geometrische en altijd functionele vormen. Zijn leerlingen stimuleerde Van der Vaart echter tot een eigen stijl, via een zelf ontwikkelde techniek. Dam “radikaliseerde” daarin wat later dan zijn klasgenoten. Na eerste variaties in en aan de bovenrand kantelde hij de vaasvorm en ontdeed die van de bodem. Zo diende zich een functie-elders aan voor de nu bodemloze ex-vaas.

Bloemen konden er niet meer in. Dam herkende wat onder zijn handen ontstond als een soort archeologische brokstukken. Met verdere in-, aan- en afsnijdingen schiep hij sierlijke schillen van klei die vormbepalende, autonome ornamenten werden.

Dam ging de ruimte en de dynamiek rondom het object verkennen. Vanaf dit beslissende moment betitelt hij zijn vaasobjecten als beelden of skulpturen.

In zijn essay zwengelt De Bruijn een interessante semantische discussie aan. Een “beeld” kan in het Nederlands ook een platte afbeelding betekenen. Een skulptuur verwijst echter meer naar het plastische beeld-houwen, wat beter overeenkomt met hoe Dam werkt.

Eén vakmatige vraag blijft: waarom kochten de voorgangers van de huidige conservator in het toenmalige Haags Gemeentemuseum nooit werk van Wouter Dam aan? Was het vergeleken met de klassieke céramique-collectie te grillig, te weinig traditioneel ambachtelijk?

Hoe dan ook. Dankzij toegezegde schenkingen van verzamelaars Martijn van Oostroom en Ernst van Alphen heeft Dams werk na diverse buitenlandse topmusea dan toch ook Den Haag bereikt.

Chris Reinewald

Eerder verschenen, in andere vorm, op Museumtijdschrift

Expositie: Wouter Dam, Kunstmuseum Den Haag, t/m 29 oktober 2023, www.kunstmuseum.nl