"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zonder angst

Zaterdag, 22 april, 2023

Geschreven door: Inge van Prooijen
Artikel door: Roelant de By

“Ik ben echt iemand die van het rumoer van de stad houdt”

Interview met Inge van Prooijen over haar thriller Zonder angst\

[Interview]

Maanden geleden liet Inge van Prooijen aan de wereld weten dat haar debuutthriller eraan zat te komen. De achterflaptekst en de cover maakten mij zeer nieuwsgierig. Een gesprek met haar enthousiaste uitgever [Ilse van de Crime Compagnie, RdB] versterkte dat gevoel alleen maar. Kort voor de boekpresentatie heb ik afgesproken met Inge in haar woonplaats Den Haag. We zitten in een koffietentje vlakbij het station waar Inge graag komt. Inge is heel gezellig en praat makkelijk.

In jouw boek staan veel verwijzingen naar drank. Voortdurend wordt er een wijntje geschonken. De moeder in het verhaal is zelfs alcoholiste. Dat brengt bij mij de vraag boven, hoe jij staat tegenover alcohol? Ben jij zelf een lekkere drinker of moet je er juist niets van hebben?

Boekenkrant

“Ik vind het heerlijk, ik drink zeker, maar ik ben geen Cleo. Ik hou het netjes, zeg maar. Ik drink alleen rode wijn. Elk jaar neem ik me voor om een dry january in te lassen. Maar voor 19 januari, de boekpresentatie, ga ik een uitzondering maken.”

We zitten hier in Den Haag, jouw woonplaats. Jouw boek speelt zich hier af. Kom je hier ook vandaan?

“Ja. Een van de allereerste schrijftips die je meekrijgt is: schrijf over iets wat je kent. Dus ik wist al heel snel dat Den Haag het speelveld zou worden van mijn thriller. Ik lees zelf ontzettend graag en vind het heerlijk om te lezen over bepaalde steden met beschrijvingen alsof je zelf in die stad bent. Nu sta ik mijzelf wel enige vrijheid toe bij de locaties. Er is bijvoorbeeld geen zwembad op de plek die ik beschrijf in Den Haag. Maar dat zijn details. Alle horeca en de yogascholen die ik beschrijf, bestaan allemaal echt. Ik heb ze ook verteld dat hun bedrijf in mijn boek vermeld wordt.”

Dat is leuk! Misschien kun je op die plekken wat extra aandacht voor je boek genereren. Wanneer je als lezer de plek waar iets zich afspeelt kent, geeft dat zeker iets extra’s.

“Willemijn, van de uitgeverij [de Crime Compagnie, RdB], opperde al dat er misschien wat tijdelijke verkooppunten op die locaties zouden kunnen komen. Nu zit ik in de fase van promotie en die is mij totaal onbekend. Dat zijn allemaal nieuwe dingen voor me. Ik ben gisteren langs de yogastudio geweest en heb daar met degene die over de marketing gaat gepraat. Die gaf me ook allerlei tips mee. Toen dacht ik: oh ja, dit is een andere wereld; dit hoort ook bij het publiceren. Net als een interview geven. Dit is mijn eerste dus als ik raar doe is dat gewoon nieuwigheid.” 

Maanden geleden hoorde ik al van het verschijnen van jouw boek. Er waren hoge verwachtingen bij de uitgever. En wij hadden al in een vroeg stadium contact. Hoe kwam je bij de Crime Compagnie terecht?

“Ik heb al wat meer dingen geschreven, zoals een non-fictie boek dat vijf jaar geleden uitgegeven is bij AW Bruna. Dit was mijn eerste thriller en ik vond deze heel goed passen in het fonds van de Crime Compagnie. En zij vonden dat gelukkig ook. Ik weet nog heel goed toen ik te horen kreeg dat zij mijn boek wilden uitgeven. Ik was net bevallen van een zoon toen mijn man, Bob, dat bericht kreeg. Ik voel me heel erg thuis bij ze. Ze zijn erg betrokken en steunen je als auteur heel goed. Want toen begon de periode van herschrijven en proeflezers enzovoorts.”

Jullie hebben een zoontje van anderhalf. Heeft dat een grote verandering veroorzaakt in de manier waarop je jouw thriller aan het schrijven was?

“Niet zozeer bij het schrijven zelf, want ik heb een deel van mijn boek geschreven tijdens mijn zwangerschap. Normaal lees ik ontzettend veel thrillers, maar dat lukte niet meer. Ook gruwelijke, echt gebeurde dingen in krantenartikelen kon ik niet meer aan. Bij “Jongen van dertien neergestoken” haakte ik al af. Het is nooit fijn om dergelijke dingen te lezen maar toen ik zwanger was kreeg ik zelf ook best wel angsten. Op straat voelde ik me niet meer veilig en keek telkens om me heen. In de tram vond ik het ook niet meer fijn; stond je daar met een bolle buik. Je bent dan zó gericht op beschermen wat in jou zit. Gelukkig is dat gevoel weer overgegaan. In die tijd heb ik feelgood boeken ontdekt. Heerlijk vond ik dat.”

Ja, want hoe zit het met je eigen angsten?

(lachend) “Ik was twaalf toen ik de film De Heksen van Roald Dahl zag. Die was zó eng… Ik sliep in een kamertje met uitzicht op een lantaarnpaal, net zo een als in die film. Ik vond het verschrikkelijk om te moeten gaan slapen. Dat heeft echt weken geduurd. Als kind heb ik best wel wat angsten gehad. Ik ben ook heel gelovig opgevoed bij de Pinkstergemeente. Daar werd je ook heel erg bang gemaakt voor van alles: demonen, geesten, spoken, noem maar op.”

Dat zat ik me laatst te realiseren toen ik die foto van jouw boek maakte met mijn kleindochter erop met een band over haar ogen net als jouw cover. Zo’n baby kent geen angst. Dat wordt er door volwassenen ingeprent en opgelegd.

“Ja, deels. Ik denk dat het deels genetisch is. In gezinnen zie je soms meerdere mensen die het label angststoornis hebben.”

Maar dat is juist opgedrongen! Vooral gezinnen waar kinderen dezelfde ouders hebben, worden de eigen angsten van de opvoeders op hun kinderen overgedragen. Niet genetisch, daar geloof ik niks van.

“Ik geloof in een combinatie daarvan, net als bij depressie. Een bepaalde gevoeligheid hoe iemand reageert op die prikkels. Natuurlijk heeft het ook te maken met opvoeding, een onveilige situatie thuis, of juist een heel beschermende, want dat is ook heel onveilig.”

Ja, overbeschermende ouders maken een kind heel angstig, want dan heb je te maken met een boze buitenwereld en daar word je ontzettend bang van als kind.

Inge: “Ik vind het een heel interessant gegeven waarom de één er gevoelig voor is en de ander niet. Zelfs in hetzelfde gezin.”

Heb jij broers of zussen?

“Ik heb twee oudere broers. (lachend) Die zijn voor zover ik weet niet bang. Iets stoerder dan ik. En mijn ouders zelf… Dat weet ik eigenlijk niet. Ik zou het mijn moeder eens moeten vragen.”

Als je bij de Pinkstergemeente zit wordt je sowieso bang gemaakt voor alle dingen die het werk zijn van de duivel. Je weet het antwoord wel zonder het te vragen.

“Mijn vader komt uit een streng gereformeerd nest met allerlei hel en verdoemenis preken, dus dat is ook duidelijk. Mijn broers en ik zijn al vrij jong uit de Pinksterbeweging gestapt. Ik was dertien en wilde naar Parkpop, hier in Den Haag. Anouk ging optreden en daar was ik een grote fan van. Maar als je van iemand van de kerk dingen naar je hoofd krijgt als hoe Jezus dat zal vinden dat je naar zoiets toegaat? Je plezier wordt zo voor een groot deel vergald. Een naar gevoel aanpraten. Over alles. Zo ging het ook als het over jongens of alcohol of muziek ging. Gelukkig waren mijn ouders relaxed in dingen opdringen en mochten we zelf kiezen of we meegingen naar de diensten of niet. Hoewel ik niet meer gelovig ben, denk ik dat veel normen en waarden wel bij mij passen. Zorgen voor je medemens vind ik belangrijk. Ik geloof zeker niet in het Amerikaanse idee dat alles bereikbaar is als je er maar hard genoeg voor werkt. Niet iedereen kan dat, en heeft de mogelijkheden.”

Je hebt gezegd dat je het liefst schrijft in een rumoerig cafétje, zoals waar we nu zitten.

“Ja, ik ben echt iemand die van het rumoer van de stad houdt. Ik schrijf ook thuis, maar soms schrijf ik lekkerder in een cafétje. Muziekje, geroezemoes, dat werkt voor mij heel goed om te focussen. Thuis ga ik ook de was doen, stofzuigen, de vaatwasser in- en uitruimen, taken die ik anders het liefst óók niet doe, maar op het moment dat ik moet schrijven, krijgen die zaken voorrang. Daar weggaan en dit opzoeken werkt voor mij heel goed. Ik moet wel zeggen dat ik sinds de geboorte van mijn zoon veel gedisciplineerder schrijf. Mijn tijd is veel beperkter geworden. Nú denk ik: voorheen had ik altijd tijd, wat ik toen heus niet dacht. (lachend) Waar had ik het dan zo druk mee, vraag ik me nu af.”

Je hebt tien jaar in de psychiatrie en in de verslavingszorg gewerkt, lees ik op de achterflap.

“Ja, ik heb SPH gedaan, Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Ik was 19 toen ik klaar was en ben toen bij de Kesslerstichting gaan werken hier in Den Haag. Dat ging voornamelijk om woonbegeleiding bij psychiatrische patiënten, nachtopvang, heel onregelmatige werktijden waren dat. Ik wist al vrij snel dat ik dat niet tot aan mijn pensioen zou kunnen doen. Het is vrij pittig, met veel agressie als je voor groepen staat. De grootte van de groepen en de onvoorspelbaarheid van de sfeer maken het heel zwaar. Bij zoveel mensen tegelijk kun je dat niet veilig houden, ook niet voor die mensen onderling. Dat voelt soms heel machteloos. Al die incidenten deden me geen goed. De één-op-één contacten vond ik wél heel fijn om te doen. De afgelopen drie jaar heb ik gewerkt als praktijkondersteuner bij de huisarts voor de GGZ. Dat waren één-op-één gesprekken, acht cliënten per dag. Dat ging van burn-out tot relatiedrama, opvoedvragen en milde angstklachten. Dat was een heel fijne zorgbaan. Je zag mensen ook weer opknappen na een aantal gesprekken. Vaak hadden die mensen een klein zetje nodig om ze zich weer beter te laten voelen. Op het moment dat het wel heel ingewikkeld was, ging je doorverwijzen naar de gespecialiseerde GGZ. Vanwege de reistijd ben ik per februari van baan veranderd, dan begin ik bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.”

De hoofdpersoon in jouw boek, Cleo, is therapeut met een eigen praktijk, met als specialisatie mensen van hun angsten af te helpen. Dat jij zo goed in die materie thuis bent, voel je als lezer. Dat is erg prettig. Qua onderwerpkeuze blijf je heel dicht bij jezelf, bij wat jouw generatie bezighoudt, zeg maar.

“Ja, het is, denk ik, een eigentijdse thriller. Er komen veel elementen van nu in voor, zoals social media en alles daaromheen.”

En in hoeverre kun je elkaar vertrouwen?

“En in hoeverre kun je jezélf vertrouwen? Je eigen oordeel, je eigen ervaringen? En dat werkt dan door in het hier en nu. Moet je dingen loslaten of juist als guideline gebruiken? Dat zie je bij Cleo.”

Ik heb een voorbeeldje van wat tekst uit jouw boek: “Ik luisterde aandachtig en mijn hart brak.” Dat is geweldig want je laat niet alleen zien dat ze als hulpverlener meeleeft met haar cliënt maar tevens dat haar oordeel vertroebeld wordt door haar emotie.

“Ja, absoluut. Dat is ook omdat ik echt geloof dat het niet te doen is om puur professioneel te zijn ten alle tijden. Je bent zelf een mens en geen robot. Je hebt je eigen ervaringen, herinneringen en kwetsuren die geraakt kunnen worden. Dan ontkom je er niet aan om bij de één alles te willen doen om die persoon te helpen en bij de ander … nou ja. Je kunt er wel naar streven om altijd voor 100% objectief te zijn, maar ik denk niet dat dat kan. Ik was superjong toen ik ermee begon en heb vooral de eerste jaren daar heel erg mee geworsteld. Ik voelde me zó betrokken bij sommige zaken. Mijn manager zei dan tegen me dat ik het werk niet mee naar huis moest nemen. Maar dat lukte me niet altijd. Ik dacht dat er iets mis met me was dat ik dat niet kon. Pas veel later besefte ik dat er met mij niks mis was maar dat ik op een andere manier met dingen om moest gaan.”

In jouw boek komt veel heftigheid in relaties voor. Hoe denk jij zelf over relaties?

“Ik heb echt wel bewondering voor mensen met een langdurige relatie. Het is niet makkelijk, maar het is het wel waard. Ik zie om mij heen vrienden die na een jaar of twee, wanneer de eerste verliefdheid er een beetje af is, om zich heen gaan kijken en denken: en door!”

Dat is een heel moderne term.

“Je hebt zoveel mogelijkheden op dat vlak met al die datingapps. Ik heb zelf tussen mijn eerste en mijn tweede relatie ook flink zitten daten. Mijn man heb ik via tinder leren kennen, maar we zaten er hetzelfde in. We wilden niet iets vluchtigs, maar een lange relatie. Als er iets is, gaan we erover praten, hebben we afgesproken. Niet zomaar opgeven. We zijn nu vier jaar en een kindje verder.”

Je schrijft, ik citeer: “Liefde is een keuze. Een keuze die je steeds weer moet maken en bewaken. Niets gaat vanzelf. Zeker niet na tien jaar.” Je hebt er voor het verhaal maar tien van gemaakt in plaats van vier.

“Absoluut. Ik hoop dat ik dat dan nog steeds kan zeggen. (lachend) Er zijn best overeenkomsten tussen Cleo en mijzelf, maar niet alles.”

Tot slot wil ik je nog vragen naar jouw voorkeuren en guilty pleasures. Welke genres en schrijvers lees je graag?

 “Het liefste thrillers en dan van bijvoorbeeld Lisa Gartner en Lisa Unger, maar ook Agatha Christie. Sinds mijn zwangerschap lees ik ook graag feelgoods. Zeker als er veel humor inzit kan ik daar erg van genieten. Daarnaast zijn realityprogramma’s mijn guilty pleasure. Tijdens mijn zwangerschap kon ik niet zoveel en ging ik allerlei troep op Videoland kijken. Ik verbaasde mij enorm over de jonge mensen in die realityshows. Die zijn alleen met hun uiterlijk bezig en met het krijgen van volgers op Instagram en dergelijke. Dat fascineert me nog steeds. Daarom heb ik daar ook in mijn boek wat mee gedaan.”

Voor het eerst gepubliceerd in Bazarow Magazine