Marc Schoorls brutale vrijplaats
[Column] Zoals de Franse dichter Edmont Haraucourt (1857-1941) zijn gedicht Rondel de l’Adieu opende: “Partir, c’est mourir un peu.” Afscheid nemen ook. Elke dag sterf je een beetje, nietwaar? Hoe dan ook, dit is mijn laatste column alhier. Ik heb ze, zeker in den beginne, met veel plezier geschreven, gedreven door enthousiasme, in de flow van boekpublicaties. Het kon niet op. Dacht ik. Maar allengs werd het stil om me heen. Dodelijk stil. En mijn boekenverkoop liep terug tot bijna nul. Kleine uitgevers die ik sprak bevestigden dat een boek na een jaar wel uitgerangeerd was. “En wat gebeurt er met de rest dan?” Die worden vernietigd, luidde steevast het antwoord. Daar keek ik toch wel van op. Schrok er zelfs van. Daar had ik nooit bij stilgestaan. Zelfs de ramsj kan het aanbod allang niet meer aan. Daarom worden boeken op enorme schaal doorgedraaid, alsof het oude bloemkolen zijn of een partij rotte vis. Héél verbazingwekkend hoeft dat natuurlijk niet te zijn: boeken zijn een markt, het is handel. En zo niet: dan moet er opgeruimd worden. Dus nu staat er een flinke stapel dozen in de gang van mijn woning. Want ze laten vernietigen kon ik niet over mijn hart verkrijgen: in die boeken zit mijn ziel en zaligheid. (En heel veel tijd en ook aardig wat geld.)
Een column geeft houvast maar schept uiteraard ook een verplichting. En dat begon me zwaarder te vallen. Ik schrijf alleen als iets in me daartoe drijft en sla soms weken, maanden over – ik heb er ook wel tig keer afscheid van genomen, maar dan werd die… ziekte toch weer wakker gekust. Maar een column moet elke week geleverd worden. En ik wou niet in een stramien vervallen, schrijven over een voorval op straat of bij de bakker, of huishoudelijke mededelingen doen over de kinderen, ouwe koeien uit de sloot halen, of iets over de polletiek opmerken, Nee, ik wou fris van de lever blijven schrijven, gebruik makend van invallen, gekkigheid desnoods. Het mocht geen maakwerk worden en ook geen maatwerk. Want dan beschouwde ik het als een moetje. Als werk, zonder dat daar een beloning in welke vorm dan ook tegenover stond. Nee, het moest plezier uitstralen. Allengs ging me dat moeilijker af. Ook al omdat de wereld weer een lelijke draai maakte. Ik kreeg het er benauwd van. Het vermoeide me. En ik heb het als gevolg van long- of postcovid sowieso al vaak benauwd en ben, ook daardoor, al zo vaak moe.
“Daar kom je nu mee”
En dan, er zijn al zo ontzettend veel columns. Veel te veel eigenlijk. (“Daar kom je nu mee.”) Er is niet één column die ik niet kan missen. Anders dan voorheen: Gerrit Komrij bijvoorbeeld sloeg ik nooit over. Ik knipte ze zelfs uit. Maar ook hij had zo zijn perioden en ging er later toe over om steevast te schrijven over een gedicht van een ander: in liefde bloeyende. Best mooi, soms ook ‘leuk’, nooit slecht, maar wel minder aansprekend, merkte ik.
Het is ook nooit mijn streven geweest een columnist te worden. Maar het een tijdje zijn, leek me wel zo aardig – en aantrekkelijk: misschien zou het helpen bij het onder de aandacht brengen van mijn boeken. Want een boek of wat streefde ik wel na. En nog. Tegelijkertijd verhinderde de column mede dat ik aan een boek kon werken. Want het bedenken en formuleren van een column kost toch ook echt tijd, zeker als je minder fit bent.
En er moet brood op de plank. En mijn tuin heeft ook broodnodig onderhoud nodig. “Il faut cultiver le jardin,” zoals Voltaire al zei. Al bedoelde hij dat natuurlijk niet letterlijk. Het is wel de praktijk.
—
Marc Schoorl (Wassenaar 1962) is de auteur van onder meer de romancyclus Autobiografie van een romanpersonage. Deel 1 is Zes broers en een zus dat in december 2020 verscheen. Het werd deels als feuilleton gepubliceerd op Bazarow.com. Deel 2, Zo Vader, zo zoon, is sinds 2021 verkrijgbaar en deel 3, O moeder, zei de zoon (en hij liep de zee in) verschijnt binnenkort. Hij publiceerde het eerste & enige Nederlandstalige boek over Joy Division, een kritische hagiografie over Willem Frederik Hermans en een monografie over aforismen (Veelzeggende zinnen). Schoorl schreef voor De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en andere bladen over literatuur en aanverwante zaken. In zijn zondagse column op Bazarow deed hij verslag van zijn schrijversleven en volgt hij kritisch het literaire wel en wee in Nederland. Vandaag verscheen zijn laatste column hier.