"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

A Dutch Republican Baroque

Woensdag, 4 april, 2018

Geschreven door: Frans-Willem Korsten
Artikel door: Karin de Leeuw

Het was niet alles goud wat er blonk

[Recensie] Het is nog steeds de gewoonte in ons land om de zeventiende eeuw aan te duiden met de term Gouden Eeuw. Natuurlijk zijn er de laatste decennia genoeg boeken geschreven die vertellen dat het niet alles goud was wat er blonk, maar het is een niet-historicus die nu kans ziet een echt ander interpretatiekader te schetsen. Dat werpt een interessant licht op de geschiedenis van de Republiek.

Frans Willem Korsten is vooral bekend door zijn standaard werk over de interpretatie van geschreven teksten, Lessen in literatuur (2002). Inmiddels is hij echter gespecialiseerd in veel meer dan alleen de literatuurwetenschap. Over bijna alle vormen van kunst en cultuur heeft hij geschreven en een analyse gegeven. Nu neemt hij een heel tijdperk tot studie-object en komt met een mooie, maar niet eenvoudige en zeker niet eenduidige interpretatie.

Barok is een goede omschrijving over de hoogtijdagen van de Republiek in de zeventiende eeuw, redeneert Korsten. Hij plaatst die periode tussen twee politieke moorden, de onthoofding van raadspensionaris Van Oldebarneveldt in 1619 en de lynchpartij op de gebroeders De Witt in 1672. Barok wordt over het algemeen gezien als een periode in de kunstgeschiedenis, gekenmerkt door overdadige decoratie. Hij wordt dan in verband gebracht met de katholieke contrareformatie. Het lijkt daardoor op het eerste gezicht vreemd om de Republiek, wier bestaan gegrondvest was op een calvinistisch opstand tegen een katholieke vorst, de staat van zwartgeklede handelaren en harde werkers, aan te duiden als barok.

Korsten weet de lezer te overtuigen dat zijn interpretatie van barok deze wel degelijk van toepassing maakt op de Republiek. Kenmerkend voor de barok is illusie, meent Korsten, die zich op zijn beurt laat inspireren door met name de Franse filosoof Deleuze. Maar die illusie is realiteit. Voor de inwoners van de Republiek was dat duidelijk. Hun staat was door niemand bedacht of ontworpen. In het denken van de zeventiende eeuw was een natie zonder soeverein zelfs een onmogelijkheid. Toch was de Republiek tot stand gekomen. En iedereen verwonderde zich er over, maar het was wel realiteit.

Boekenkrant

Aan de andere kant is er de beroemde schilderkunst uit de Gouden Eeuw, zo realistisch, soms alsof je er bij bent. Maar een schilderij is niet echt. Het fruit in de stillevens niet, de koeien van Potter niet.

Realiteit en illusie daar speelt Korsten mee. Hij begint het verhaal met de ontploffing van het kruitdepot van Delft op 12 oktober 1654. Het gaf een klap die tot op het eiland Texel te horen was. Zo’n plotselinge explosie geeft kernachtig een situatie weer. Het ene moment is er een werkelijkheid van de middelgrote stad die Delft toen was, waar het dagelijks leven zijn beloop had. Het andere moment is de stad grotendeels verwoest en zijn er veel doden te betreuren. En in dat ene ondeelbare moment daar tussen zijn er, een fractie van een seconde, twee realiteiten. In dat moment worden de mogelijkheden naar een nieuwe realiteit geschapen en zijn de emoties daarover nog totaal onbewerkt. Het volgende moment begint een nieuwe realiteit zich te zetten in een kader en worden emoties tot duiding of affecten.

En tot iedereen drong het door dat men deze plotselinge wending van het lot niet kon toeschrijven aan een bovennatuurlijke, goddelijke macht. De ontploffing met zijn catastrofale gevolgen was zuiver en alleen toe te schrijven aan mensen: men had veel te veel munitie in voorraad gehouden.

De Republiek betekende vrijheid, maar het was ook het politieke toneel waarop executies plaatsvonden, waar gemarteld werd, waar slavernij en slavenhandel plaatsvonden. Een groot voordeel van de aanpak van Korsten boven die van de beschrijvers van de Gouden Eeuw is dat hij deze dingen ook analyseert en benoemt. Hij roept Ahrend en Althusser te hulp voor een interpretatie.

In het geval van martelen bijvoorbeeld biedt zijn analyse een nieuwe blik. In de Republiek werd gemarteld, maar tegelijk waren onder invloed van de humanist Coornhert de tuchthuizen opgekomen, Nederlandse verbeterinstituten die in heel Europa bestudeerd en nagevolgd werden. Als mensen die gefolterd werden door de inquisitie vroegen wat ze moesten bekennen om dit te laten stoppen, dan ging de folteraar door. Het vlees moest zodanig gepijnigd worden dat de beklaagde zelf begreep wat hij moest bekennen. In de Republiek ontstond in toenemende mate het idee dat martelen wreed was en wreedheid werd gezien als chaotisch, irrationeel gedrag. In de tuchthuizen werden delinquenten geplaatst onder het gezag van een ‘vader’ of ‘moeder’ die richting gaf aan het verbeterproces. Mensen die ongewenst gedrag vertoonden werden opgeborgen, geen object voor een marteling of executie met hysterische elementen. In feite verdwijnt daarmee ook een barok element, namelijk de gedachte dat niet alle mensen hetzelfde zijn of dezelfde uitgangspunten hebben. De pluriformiteit verdwijnt. Mensen worden in het tuchthuis gemaakt tot allemaal dezelfde burgers.

Slavernij is moeilijk te interpreteren binnen de ideologie van vrijheid. Dus wordt van slaven een aparte categorie mensen gemaakt en de slavenhouder krijgt een taak als hoeder. De vergelijking met het oude Rome wordt getrokken. Ook daar heb je naast het ideaal van de vrijheid en burgerrechten, de ideologie van de huisvader, die als een herder zorgt voor zijn schapen.

Met de komst van de slavernij begint de verkalking van de barok, van de meervoudigheid en het experiment van de nieuwe Republiek.

Maar, zegt Korsten, de omslag zat er van het begin af aan ingebakken. Die filosofische tweedeling tussen het ideaal van het volk dat een hoeder nodig heeft en dat van de vrijheid ligt ten grondslag aan de strijd tussen Van Oldebarneveldt en Maurits van Oranje Nassau, zegt Korsten. Op school hebben we geleerd dat remonstranten (Oldebarneveldt) en contraremonstranten, gesteund door Maurits, een theologische stelling innamen rond de predestinatie: is een mens in staat door eigen wil en handelen zijn lot in het hiernamaals te beïnvloeden of dat de allerhoogste ieder mens reeds heeft voorbestemd en dus feitelijk geen vrije wil heeft. In dat laatste geval is de mens, de burger, een schaapje dat geweid moet worden door een goede herder, God in de hemel en een stadhouder hier op aarde bijvoorbeeld. Die dubbele gedachte vinden we reeds in het Plakkaat van Verlatinghe, de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek en in die dubbelheid schuilt een belangrijk barok element.

Frans Willem Korsten heeft het uitgelegd in een prachtig boek, dat voor mijn gevoel pas in een Franse interpretatie traditie. Verrukkelijk is zijn exposé over ‘freedom of acting’en ‘political action’ aan de hand van het beroemde doelpunt van Maradona tijdens het wereldkampioenschap van 1986 in de wedstrijd van Argentinie tegen Engeland. Denk niet dat het hier gaat om populair doen en zeker niet om een makkelijk betoog. Een leek als ik moet dit boek echt wel meer dan een keer lezen om het allemaal te begrijpen. Maar wie daarvoor zijn best doet, krijgt ook wat: een analyse die niet alleen kijk geeft op de zeventiende eeuw, maar ook op de patriottentijd en zelfs op verschillen die men heden ten dage nog steeds terugziet in onze samenleving.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles