"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Berichten van het front

Dinsdag, 12 oktober, 2021

Geschreven door: Anna Enquist
Artikel door: Nora van Arkel

“Goedenavond deze laatste avond, ik spreek
tot u namens de werkgroep gedupeerde dichters,
de vereniging rouwende schrijvers en wens u
kinderen toe die niet de eindstreep halen
voor u zelf de drempel over bent, dit jaar.”

[Recensie] Het gedicht Oudjaarstoespraak luidt het begin van de negende bundel van Anna Enquist in, een bundel die doordrenkt is van een gevoel van gemis en de onmacht om iets aan het eigen gemis te doen. Enquist is een van de toonaangevende schrijvers die keer op keer weer de strijd levert met de dood op papier, in de vorm van het gemis van haar dochter. Enquist richt zich meteen tot de lezer, iets wat ze meermaals doet in Berichten van het front. Ze wenst de lezer iets beters toe.

Oudejaarstoespraak vertolkt het verslagen gevoel van onmacht van de beroofde dichter, die tegelijk onverschrokken doorgaat: “Wij/ schrijven door, u hoeft het niet te lezen”. De toon is zeer sec en schrijnend – de situatie wordt geschetst als iets dat nu eenmaal zo is, niets aan te doen behalve het blijven werken met woorden: “Wij kneden het gemis totdat het op de bladzijde past.” De dichter spreekt de lezer aan zonder wrok: “U mag uw bitter bordje/ laten staan, het is niet erg. Maar deze laatste avond/ van het jaar wil ik u groeten en vertellen dat wij nog/ bestaan.”

In weinig wollige taal zet Enquist met Berichten van het front een wereld uiteen die evenveel ontroert, bevraagt als aanschouwt. De toon is soms strijdlustig, kwaad, maar nog vaker kalm, vragend en gidsend. De bundel bestaat uit vier delen: Demeter, Hoog, wit, koud, Ter hoogte van het gras en Buutvrij. Iedere cyclus van tien gedichten leidt de lezer door een ander aspect van het gevecht met acceptatie en gemis, in banen geleid door de seizoenen van het leven. De dichter reist langs bergtoppen, sneeuwvlaktes, weidevelden, verzengende hitte op terrassen en de achtertuin. ‘Alles bloeit’ speelt zich af in deze weelderige tuin met een kleinzoon, als de dichter plots wegzakt in de koude winter in haar hoofd:

Boekenkrant

“Dat het dan donker wordt, er sneeuw
valt, hagelstenen neerstorten als
kogels: bitter koud, geen bloem
in zicht. Naar binnen, snel, weg
uit dit dodenrijk. Dat kan niet,
oma, kijk maar, wij zijn in de dag,
daar is de zon. Hij heeft gelijk.”

De vervreemding van het gewone leven die verdriet op sommige momenten kan veroorzaken, van het leven waar je midden in staat, wordt op toegeeflijke wijze beschreven. Er schuilt acceptatie in, maar tegelijk ook altijd weer het verlangen om terug te keren, iets te veranderen. In ‘Eindstation’ schrijft de dichter na het ontwaken in de trein, een plek waarvan ze niet weet wat ze er doet: “Ze wil terug naar de mythen, tijdloos op vleugels/ van hier naar daar, om die nieuwsgierige slons/ te grazen te nemen, Pandora, stuk ongeluk”. 

De enige uitweg voor de dichter om ongestoord te kunnen dromen en dwalen in deze mythes lijkt het schrijven, maar tegelijk is ze hier kritisch over. “Wat houd je weg met/ je regels?” vraagt ze zich af in Kompas. Het dichten is niet alleen een vrijheid, maar ook een beschermlaag of muur die opgetrokken wordt. Dit is niet altijd liefdevol, niet altijd prettig. In Uitzicht beschrijft Enquist “de beroofde dichters”, die als doel hebben: “Wat verloren ging moet/ gevangen in taal.” Zij staan boven op de Olympus “met weerzin werkend/ aan hun rouwzangen”:

“De woorden als keien naar beneden smijten,
ze ketsen kwaad tegen de rotswand. Er is
een pad, neerwaarts, een vermoeden van struiken,
varens, riet. Het moeras ligt te wachten, daar zal je
thuiskomen, potlood verloren, woordeloos
stappend in een zompige kuil vol verdriet.”

Berichten van het front beschrijft allerlei fases van het gemis van een dochter die nog jarenlang, al dan niet voor eeuwig door blijven zinderen. Soms zacht en gemoedelijk, soms onvermoeibaar, hongerig en kwaad, soms vol acceptatie van de situatie en soms escapistisch vanaf ijle hoogtes. De negende bundel van Enquist is er een waarin ze grondig de thema’s moederschap, dichter-zijn en alle overlappende vlakken hiertussen onder de loep legt, zonder zichzelf te sparen of te overschreeuwen. Het zijn indrukwekkende en ontroerende cycli die ogen openen, om ze vervolgens met een kalm gebaar weer toe te dekken.

De dichter laat de lezer echter niet achter met een geruststelling. In het afsluitende gedicht Afscheidsgroet dankt ze de lezer “die mij tot dit einde heeft gevolgd” en trekt toch alles weer in twijfel:

“(…) Ik denk het
maar hier staat slechts tekst, een schema
dat u vullen zal. Of niet. Het zij zo.

Hoe dan ook is hier mijn afscheidsgroet: wantrouw
de woorden. Luister goed. En koester de muziek.”

Eerder verschenen op Poeziëclub

Boeken van deze Auteur: