"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De aardappelcentrale

Vrijdag, 19 april, 2019

Geschreven door: Atte Jongstra
Artikel door: Marnix Verplancke

Sappig en bitter

De eerste zin:

“In 1945 hadden de geallieerde legers Duitsland bereikt en staken ze de Rijn over.”

Recensie

Wanneer de verteller van Atte Jongstra’s nieuwste roman een bejaardentehuis bezoekt waar een oudere dame woont die het onderwerp van de biografie waaraan hij werkt nog gekend heeft, raakt hij aan de praat met haar buurman. Chris Holtser, zoals de man heet, blijkt een bijzonder eigengereide kijk op de realiteit te hebben. “Het is een grote zeikboel,” zegt hij, “Altijd maar pissen. Ik sta de hele dag met dat ding in mijn hand.”

Boekenkrant

Maar ooit was het anders, ontdekt de verteller wanneer hij een paar pakken papier meeneemt die in Holtsers kamer rondslingeren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een beeldhouwer die uit vrees om opgeroepen te worden door de Duitse Arbeidsdienst een baantje zocht als archivaris bij de dienst monumenten. Hij behoorde ook tot een vriendenkringetje dat grof geld verdiende met het maken van kopieën van bekende schilderijen, liefst van al met eten erop, Van Goghs korenvelden bijvoorbeeld, maar niet zijn aardappeleters, want dat zou het er al te zeer in wrijven dat ze een hongerwinter meemaakten. De aardappelcentrale noemden ze zich, en alles ging goed tot Holtser het plan opvatte een monument te maken voor de Onbekende Overlevende, een reusachtige aardappel, wel anderhalve kubiek groot.

Atte Jongstra is al jaren het cynische geweten van Nederland, en in deze roman gaat hij tot het uiterste in zijn demasqué van de kleinburgerlijke genoegzaamheid. Hij voert Prins Bernhard op die het jammer vindt dat hij niet mee geweest is met zijn secretaresse toen ze huizen ging plunderen in het bevrijde Duitsland. Hij laat Holtsers vriendinnetje verzuchten dat die dag kersen plukken op de Veluwe de mooiste van haar leven was, ook al stonden er in het station zoveel joden met pak en zak te wachten op de trein naar Westerbork, en hij maakt van Holtser zelf een sluwe, egoïstische antiheld die tolk wordt voor de Amerikaanse Monument Men, via het noorden van Vlaanderen naar Aken en zelfs Straatsburg reist en klaagt wanneer zijn hotel niet door het Amerikaanse leger wordt betaald.

De aardappelcentrale is tegelijkertijd sappig als een rijpe perzik en bitter als een pompelmoes. Het is een ontluisterende roman die baadt in een Oost-Europees aandoend absurdisme en bewijst dat we onszelf wel heel veel hoogdravende verhalen kunnen wijsmaken, maar dat zonder piepers de wereld stilvalt.

3 vragen aan Atte Jongstra

Eerder schreef u De heldeninspecteur, over de Tiendaagse Veldtocht waarmee de Nederlandse koning in augustus 1831 de opstandige Belgen op hun plaats zette. Uw nieuwe boek gaat over het einde van WO II. Waarom weer die oorlog?

Jongstra: “Omdat er verschrikkelijk veel schijnheilige verhalen verteld worden over hoe mensen zich gedragen in een oorlog. In Nederland wordt Prins Bernhard nog steeds naar voor geschoven als de held van de bevrijding, maar hij wou tweehonderd NSB-ers zonder enig proces laten executeren. Gelukkig hebben fatsoenlijke militairen daar een stokje voor gestoken. En dan had je nog degenen die altijd zwart waren geweest en opeens wit bleken. Onder het pseudoniem Willem Waterman schreef Wilhelmus van den Hout tijdens de oorlog de goorste antisemitische stukken. Net erna bracht hij een heldendicht voor de Britse luchtlanders bij Arnhem. En nadien schreef hij de Bob-Evers-jeugdboeken die we indertijd allemaal moesten lezen op school. Geen haantje dat ernaar kraaide.”

Het was een tijd van opportunisme en niet van idealisme?

Jongstra: “Natuurlijk, een volstrekt immorele tijd waar ik een volstrekt immoreel boek over geschreven heb. Wanneer het op overleven aankomt, speelt de moraal geen rol. Dan moet je soms hele nare dingen doen. Maar het is een heerlijke setting voor een schelmenroman. In feite is mijn boek trouwens ook een anti-Max Havelaar. De hoofdpersoon van die iconische roman is een soort verzetsman tegen het Nederlandse koloniale bewind in Indonesië. Holtser is ook een verzetsman, maar hij doet helemaal niets en hij is op het randje van fout. Om de parallel nog wat duidelijker te maken heb ik er ook een paar vormelijke gelijkenissen ingestoken. Zo staat er in het begin van Max Havelaar een opsomming, en in mijn boek ook.”

Geen Nederlands huisje zo heilig of het zal WO II wel zijn, en daar schrijft u dan een schelmenroman over. Hoe zal die ontvangen worden, denkt u?

Jongstra: “Zelf zie ik het probleem niet, maar mijn uitgever zei dat hij het boek even moest wegleggen. Ik heb dus geen idee, maar ik hoop dat het een schandaal wordt, want dat is altijd goed voor de verkoop. Maar misschien wordt het wel helemaal niets. Nederland lijkt de laatste tijd voorlijk te zijn in het negeren van alles wat met literatuur te maken heeft, wat je net zo goed achterlijk zou kunnen noemen natuurlijk. (lacht).”

Eerder verschenen in Knack Focus