"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De lus

Vrijdag, 22 mei, 2020

Geschreven door: Martha Heesen
Artikel door: Anke Cuijpers

Gelaagd portret van een nagelaten daad

[Recensie] In het zorgvuldig opgebouwde De lus van Martha Heesen zijn de dagen grotendeels gevuld met herinneren. Heesen schrijft scherpzinnige psychologische portretten, niets is zwart-wit in haar verhalen, en ze doet dat in afgewogen, beeldrijke taal. Voor haar eerste novelle voor volwassenen, Zeiseman, werd ze genomineerd voor de Bookspot Literatuurprijs, en voor haar oeuvre aan kinderboeken ontving ze de Theo Thijssenprijs voor jeugd- en kinderliteratuur.

In De lus wordt de oudere vrouw die ooit een meisje met vlammend rood haar was, verteerd door spijt. Ooit was ze lerares, ooit had ze minnaars. Dat lijkt allemaal niet meer van belang nu. Het enige wat nog van belang is, is de wattman, een trambestuurder. Zo bang is ze dat ze hem niet tijdig aan kan spreken, dat ze alleen nog maar met haar hoofd onder de dekens wil liggen als ze thuiskomt van haar tramreisjes. Elke dag gaat ze met dezelfde verbetenheid naar de tram, wacht op de juiste bestuurder, de wattman, en reist dan steeds naar dezelfde plek, de Diepte, waar ze als kind gewoond heeft. Daar gaat ze zitten, en wacht. Al hoeft ze niet lang te wachten voor het begint. Het herinneren.

Het verhaal wordt niet alleen verteld door de oude vrouw, maar ook door een paar buurtbewoners uit de Diepte. Dat leest zo naturel alsof je ze toevallig tegenkomt op straat:

“Pardon! Wat vroeg U? Wie? Dat gezin? Natuurlijk ken ik dat gezin, die mensen woonden maar een paar huizen bij me vandaan.”

Boekenkrant

Het gezin waar hier aan gerefereerd wordt, bestaat uit een man en een vrouw, namen krijgt bijna niemand in dit verhaal, het meisje met het rode haar, en een aangenomen jongetje. Waardoor de knaap in het gezin terecht komt, of hij uit een tehuis komt bijvoorbeeld, wordt niet geduid. Waar het verhaal zich op concentreert is de ontvangst van de jongen door de kinderen in de Diepte. Zoals het gezin vanachter de vitrages afkeurend en hoofdschuddend wordt bekeken door bewoners van de Diepte, zo pesten de kinderen de jongen van meet af aan. Die lijkt gewend slachtoffer te zijn, voelt zelfs triomf als hij de pesterijen gevoelloos kan ondergaan. Als het meisje met het rode haar naar haar broer kijkt, ziet ze:

“dat grauwe stekelhaar, die grauwe wimpers als ijverige bezempjes, de rechte grotemensenneus, de dunne lippen daaronder, bewegend, natuurlijk, altijd bewegend, tellend zeker weer, alles tellend, achtenzestigduizend en vijf, zei ze om hem in de war te maken, maar hij schudde zijn hoofd, herstelde zich zonder zijn vingers te gebruiken, keek triomfantelijk omhoog.”

Het meisje schaamt zich, weet zich nagestaard door omstanders als ze eten gaat brengen aan de oude Visch, voelt zich die rooie griet van die mensen met dat sneue jongetje die menen dat ze altijd het goede voorbeeld moeten geven. De oude vrouw trekt zich, decennia later, weinig meer aan van de blikken van omstanders. Vreemd uitgedost en met een jas waar de voering van los is, loopt ze elke dag naar de tram. In zichzelf gekeerd is ze, volledig in beslag genomen door haar tocht naar de wattman en de Diepte. Dat ze daarbij het uur U citeert van de dichter Martinus Nijhoff is vanzelfsprekend, want passend, het is het uur van de waarheid dat ze zoekt.
Het is de spijt over wat is nagelaten. De wreedheid van de omstander die ziet en niets doet, en daarmee veroordeelt wat afwijkt van de groepsnorm. De wreedheid ook van kinderen, die nog nauwelijks besef hebben van de gevolgen van hun daden. Heesen laat het verhaal louterend eindigen met een gevoel van opluchting, een begin van een gesprek. Het is nooit te laat om te verbroederen.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub Van Alles

Boeken van deze Auteur:

De lus

Auteur:
Martha Heesen
Categorie(ën):
Literatuur

Zeiseman

Auteur:
Martha Heesen
Categorie(ën):
Literatuur

De lus