"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De nachten van de pest

Vrijdag, 7 oktober, 2022

Geschreven door: Orhan Pamuk
Artikel door: Marnix Verplancke

Pestepidemie in het Ottomaanse Rijk

[Interview] Is het niet tekenend, aldus Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk, dat ik al veel Amerikaanse presidenten heb ontmoet maar nog nooit die van mijn eigen land? Een gesprek over zijn nieuwe roman, de spanning tussen islam en politiek en uiteindelijk ook een beetje – ook al wou hij aan die man niet te veel woorden vuil maken – over Recep Erdogan.

“Medelijden en woede, dat zijn de eerste zaken die ik voelde,” vertelt Orhan Pamuk wanneer we het over de aanslag hebben die zijn vriend Salman Rushdie ternauwernood overleefde. “Medelijden met de schrijver natuurlijk, en woede gericht tegen de organisatoren van het event, want zelfs als Rushdie zegt geen bodyguards te willen, wat best te begrijpen is na al die jaren, moet je er voorzien. Dat is je verantwoordelijkheid. Thuis in Istanbul loop ik sinds de doodsbedreigingen die ik in 2005 kreeg omwille van mijn uitspraken over het lot van de Turkse Armeniërs en Koerden nooit zonder bodyguard over straat, en ik was blij dat er tijdens mijn optreden in Bozar discrete bescherming aanwezig was.”

Pamuk, een van de reuzen van de wereldliteratuur en goed voor de Nobelprijs in 2006 was afgelopen dinsdag in Brussel om er zijn nieuwe roman voor te stellen, De nachten van de pest, een bakbeest van een boek, bijna achthonderd pagina’s dik. Tegen de achtergrond van het zachtjes in elkaar stuikende Ottomaanse Rijk vertelt het boek een verhaal over cultuur, religie, politiek, liefde, rivaliteit en heel veel dood. Het boek speelt immers in 1901, op het fictieve eiland Minger, deel van het rijk van sultan Abdülhamit II. Wanneer er builenpest uitbreekt grijpt de overheid in met strenge quarantaines, wat bij de religieuze leiders in verkeerde aarde valt omdat de gebedshuizen dicht moeten en zij meer heil zien in Allah dan in de westerse wetenschappers die zweren bij inperken, afstand houden en ontsmetten. Op Minger werkt de pest als katalysator voor de reeds bestaande maatschappelijke spanningen, waardoor de polarisatie en uiteindelijk ook het geweld toenemen, tot de hele bestuursstructuur er aan onderdoor gaat en het eiland de onafhankelijkheid uitroept. Maar, zoals recensent Andrew Motion in zijn recensie van het boek in de Times Literary Supplement van deze week zo treffend schrijft, “je kunt een eiland misschien wel uit een rijk halen, maar het rijk uit dat eiland halen is een ander paar mouwen.” En dus gaat de strijd onverminderd door.

“Echt?” lacht Pamuk wanneer ik hem over Motions zin vertel, “Die is zo raak, die komt op de achterflap van de tweede druk,” waarna hij enthousiast begint te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van het boek waar hij vanaf 2016 aan gewerkt heeft. “Ik denk er al 45 jaar aan om een roman over een pestepidemie te schrijven. Aanvankelijk wou ik inzetten op de tegenstelling tussen het fatalisme van de oosterling en de doodsangst van de westerling, maar na verloop van tijd zag ik dat ik breder en dieper moest gaan, het verhaal van de pandemie in een politieke realiteit kaderen, en zo kwam ik uit bij de recentste en best gedocumenteerde pestpandemie van allemaal, de derde om in geneeskundige termen te spreken, die in 1894 uitbrak. In Azië vielen er op twintig jaar tijd twintig miljoen doden. In het westen maar weinig, en dat door de invoering van een quarantaine, soms met grove middelen trouwens. Dat zie je steeds bij pandemieën, dat er weinig bereidheid is om te luisteren naar het volk en dat de angst opgeklopt wordt. Ik pleit zeker niet tegen quarantaines, maar zeg alleen dat een pandemie jammer genoeg bijna automatisch tot een meer autoritaire staat lijdt. Je zag dat tijdens de coronapandemie ook in Turkije waar president Erdogan alle moskeeën van de ene op de andere dag liet sluiten.”

Het Weer Magazine

Toen u al meer dan twee jaar bezig was aan uw boek, brak inderdaad de coronapandemie uit. Voelde u zich niet ingehaald door de realiteit?

“Ik kreeg veel reacties van vrienden die wisten waar ik mee bezig was en me een geluksvogel noemden. Maar ik was geen geluksvogel, want mijn tante was een van de eerste coronadoden van Istanbul. Hoe profetisch, merkten anderen op, maar daar geloof ik niet in. Zo’n dingen gebeuren gewoon. Stel dat ik een roman schrijf over een aardbeving, dan is de kans statistisch groot dat er even later een aardbeving plaatsvindt, maar dat wil nog niet zeggen dat het een iets met het ander te maken heeft. Bovendien ben ik zeker niet de eerste of de laatste die een roman schrijft over een pandemie. Daniel Defoe’s A Journal of the Plague Year gaat er ook over, net zoals Alessandro Manzoni’s Promessi sposi, een soort Oorlog en vrede van de Italiaanse literatuur. Ik vraag mijn Italiaanse vrienden altijd wat ze van het boek vinden en allemaal komen ze met dezelfde dooddoener voor de dag, dat ze alleen de passages over de pest gelezen hebben, dertig bladzijden van de zeshonderd dus (lacht). Mensen zijn gefascineerd door epidemieën, omdat het spannende distopieën zijn.”

Wat kan een romancier meer doen met een pandemie dan een historicus?

“Het belangrijkste is dat een historicus over groepen schrijft en niet over afzonderlijke mensen. Als hij dat wel zou doen, zou hij versleten worden voor een aanhanger van de negentiende-eeuwse Britse historicus Thomas Carlyle die de geschiedenis zag als de verwezenlijkingen van een reeks sterke mannen. Vandaag vinden we dat een volstrekt foute manier om naar het verleden te kijken. Wat de schrijver Graham Green de menselijke factor noemde heeft natuurlijk wel een plaats in de geschiedenis, maar die kan alleen een literaire schrijver aanduiden. Bovendien kon ik in mijn roman meer tonen dan een groep mensen die het niet eens raakten met elkaar. Ik kon ook een panorama tonen van de neergangsjaren van het Ottomaanse Rijk. Mijn grootvader en overgrootvader werkten als bureaucraten voor dat rijk, dus er zit ook een persoonlijke kant aan het verhaal. Erdogan en zijn getrouwen zwijgen niet over de Ottomaanse tijd. Maar waar hebben ze het dan over? Over de vijftiende en zestiende eeuw, toen de Ottomaanse legers de Europese in de pan hakten. Ik vind dat ook een mooie tijd, maar ik besef wel dat er nadien een lange periode van verval en desintegratie is gevolgd.”

Wil Erdogan een nieuw soort sultan worden, zoals sommigen beweren?

“Zo ver wil ik niet gaan. Erdogan is autoritair, maar een nieuwe sultan wil hij niet worden. En als hij het wel zou willen, zou hij daar alleszins niet genoeg stemmen voor vinden. De Turkse bevolking is immers voor de overgrote meerderheid seculier. Erdogan is een politieke islamist, maar wel een seculier mens, en dat benadrukt hij ook onophoudelijk. Zo draagt hij bijvoorbeeld steeds een das om zijn talrijke centrumrechtse kiezers aan boord te houden.”

Maar wil hij Turkije niet opnieuw de uitstraling van het Ottomaanse Rijk bezorgen? Kijk bijvoorbeeld naar zijn bemiddelingen tussen Rusland en Oekraïne, waardoor er weer Oekraïense graanschepen door de Bosporus varen.

“Ik denk dat de Westerse media zich zwaar miskijken op die zaak. Het is een gewonnen propagandaslag, maar in realiteit gaat het over vijf of tien schepen, terwijl dat er honderden zouden moeten zijn. Westerse journalisten bewijzen hier vooral te weinig af te weten van de Russische manier van doen.”

Waar politiek en religie elkaar ontmoeten, loopt het fout, lijkt een van de lessen uit uw boek te zijn. Juist?

“Politici zouden zich ver moeten houden van het misbruik van religie om hun politieke doelen te bereiken. Maar anderzijds is het ook niet meer dan logisch dat religie een invloed heeft op de politiek. Kijk naar Europa, dat toch voor een groot deel door christendemocraten is vormgegeven en waarbij dus ook christelijke waarden op de achtergrond meespeelden. Of neem Donald Trump, die in maart 2020 voor een kerk ging staan, een bijbel de lucht instak en een uitspraak deed over corona. Jammer genoeg doen politici zulke zaken, overal ter wereld, en dus niet alleen in Turkije. Maar ja, in Turkije valt het meer op, omdat dit het eerste moslimland is dat je tegenkomt wanneer je Europa verlaat. Enerzijds is het westers en werelds, maar anderzijds heeft het ook een lange islamitische traditie die respect eist. Ik hou ervan om in mijn boeken de geschiedenis en cultuur van Turkije te bevragen, en dat doe je het best waar islam en moderniteit tegen elkaar aan schuren. Maar ik heb geen boek tegen de religie geschreven, precies omdat er zoveel slimme mensen zijn die beide kunnen combineren.”

Een moderne, verlichte en seculiere islam is dus mogelijk?

“Natuurlijk, vandaar dat ik zo enthousiast was over de Arabische Lente van eind 2010. Islam en moderniteit sloegen toen de handen in elkaar. Ik was hoopvol dat een liberale, open islam de wereld zou veroveren, maar het draaide op iets heel anders uit, op de installatie van arbitrair autoritaire regimes, wat nog erger is dan totalitaire regimes omdat die nog een zekere logica vertonen en je dus weet waar je aan toe bent. En toch blijf ik optimistisch. Ik ben geen praktiserend moslim, eerder een cultuurmoslim, en ik blijf erin geloven dat Turkije zijn plaats verdient binnen Europa. In de late jaren negentig en vroege jaren tweeduizend was ik een van de vele Turkse intellectuelen die artikels schreven met de boodschap dat hun land klaar was om lid te worden van de EU. Ik gaf toen in Spanje een lezing waarin ik die boodschap verkondigde en een oudere, ervaren journalist merkte op dat ik me geen zorgen hoefde te maken. ‘Ze namen ons erbij en dat zullen ze met jullie ook doen,’ zei hij. Jammer genoeg is er van die droom niets in huis gekomen, maar ik geloof er nog steeds in.”

Uiteindelijk maakt Minger een paar revoluties mee die keer op keer fout aflopen. Is iedere revolutie gedoemd in terreur te eindigen?

“Als een revolutionair zijn betekent dat je getuige wordt van een steeds verder uitdijend drama, ben ik liever geen revolutionair. Ik wil heel wat veranderen en hervormen door middel van een culturele revolutie, maar ik geloof niet in een politieke elite die de macht overneemt, de vorige elite uitmoordt en belooft dat alles nadien peis en vree zal zijn. Revoluties zijn leuk om over te schrijven, omdat ze onze passies aanspreken en de mogelijkheid van iets nieuws en beters inhouden, alleen hebben ze de neiging om in het echt met een militaire staatsgreep te beginnen.”

En met de verering van de machthebber te eindigen?

“Dat is inderdaad ook een constante. Vroeger stierf je voor de godgelijke koning, keizer, sultan of sjah. In onze areligieuze tijden zijn er nieuwe, seculiere mythologieën uitgedacht. Men gaat dan de laatste woorden van een machthebber herhalen en op de muren schrijven, zoals in mijn boek gebeurt, of zijn nagedachtenis onaantastbaar verklaren. Dat is wat mij nu overkomt. In Turkije is een proces tegen me aanhangig gemaakt omdat ik de nagedachtenis van Kemal Atatürk beledigd zou hebben. Een seculiere leider uit mijn boek zou verdacht veel op hem lijken. Ik ben ervan overtuigd dat de aanklager geen poot heeft om op te staan en ik dus niet in de gevangenis zal belanden.”

Stel dat u Erdogan zou ontmoeten en hem één vraag zou mogen stellen, welke zou dat zijn?

“Geen idee in feite, maar nu u er zo over begint, over dat ontmoeten, misschien is het wel tekenend dat ik al veel Amerikaanse presidenten heb ontmoet, maar nog nooit die van mijn eigen land, ook al is hij al twintig jaar aan de macht. Ik ken hem alleen van op tv, en van aan de telefoon natuurlijk. Want hij belde me om me te feliciteren toen ik de Nobelprijs had gekregen. ‘Dank u,’ reageerde ik, waarna ik de hoorn meteen weer op de haak hing.”

Orhan Pamuk (1952, Istanbul, Turkije)

Groeide op in de verarmende hogere klasse zoals hij beschrijft in Het zwarte boek (1990) en Istanbul; herinneringen en de stad (2003) en droomde ervan kunstschilder te worden.
Vanaf 1978 legde hij zich fulltime toe op schijven en vier jaar later debuteerde hij met Meneer Cevdet en zijn zonen.
Vestigde zijn reputatie in 2003 met de roman Sneeuw, waarin zijn vast onderwerpen als de spanning tussen oost en west en tussen religieus en seculier breed aan bod kwamen, naast zijn voorliefde voor het absurde.
Oogstte in 2005 een proces en doodsbedreigingen nadat hij in een interview zei dat in Turkije een miljoen Armeniërs en 30.000 Koerden waren vermoord zonder dat er een haantje naar kraaide. Hij werd voor sommigen een landverrader en krijgt sindsdien bescherming.
In 2006 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur.

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Het museum van de onschuld

De nachten van de pest

Dat vreemde in mijn hoofd

De vrouw met het rode haar

De vrouw met het rode haar

Het huis van de stilte