"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Reynaert

Dinsdag, 5 september, 2023

Geschreven door: Frits van Oostrom
Artikel door: Rob H. Bekker

Het meesterwerk van onze middeleeuwse letterkunde

[Blog] In het Pinksterweekend van 2023 kocht ik op zaterdag een boek rond een eeuwenoud verhaal, de auteur koos voor de ondertitel Leven met een middeleeuws meesterwerk. Volgens een van zijn eigen leermeesters is dit verhaal de enige titel in de canon van de Nederlandse literatuur die nog door niemand ‘saai’ is genoemd. De lat lag hoog voor Frits van Vostrom toen hij vijf jaar geleden aan zijn magnum opus (over) De Reynaert begon. 

Verruimd
Een vos kan gewoon zijn ding doen – lezen we al in de zevende regel van de proloog. De drempel voor het beoogde lezerspubliek ligt laag. Frits kan spelen met de taal, schrijft alsof hij met je praat terwijl hij naast je zit. Hij kan zijn leermeesters bewonderen, hij relativeert eigen stelligheid van jaren eerder als dieper onderzoek zijn scherpe blik nog heeft verruimd en hij stelt ook dankbaar te zijn voor de leerlingen die hij heeft gehad. Zijn eigen onderwijzers worden met naam en foto in het boek opgevoerd, ook zijn persoonlijke collegekaart ging naar de drukker, zijn naam er zelf in blokletters op gezet. Ik was ook student aan het Instituut C. G. N. de Vooys, vier jaar na Frits gestart, en de inkijkjes in zijn studentenleven in het eerste hoofdstuk vertraagden mijn leestempo aangenaam. Ik hoor bij wijze van spreken het kraken van de houten trappen van de gebouwen aan de Emmalaan in Utrecht weer. Maar in een boek over een sluwe vos ben ik ook op mijn hoede voor dat dichterbij halen dan we van de wetenschap gewend zijn. Waar gaat Frits van Oostrom met ons heen zonder dat we het doorhebben?

Formulering
Van een van zijn voorgangers in de Reynaert-studie zegt Frits dat die “altijd gewetensvol en met het beste tekstbegrip voorop, en nooit zijn eigen ego” de discussie met zichzelf en anderen aanging. De man was “een toonbeeld van zuiver wetenschappelijk zoeken naar de waarheid zoals men ze maar zelden zo integer – en omstandig – tegenkomt.” Van deze formulering blijft er een haakje in mijn vlees hangen, hier wordt iets gesuggereerd dat niet geadresseerd wordt, we krijgen een verrekijker aangereikt en ik heb dan de neiging om op de aanreiker in te zoomen. Is het eigen ego een thema van Frits? Waarom staat er voor het woord ‘waarheid’ een lidwoord? Het is een soort double of triple loop waarin ik onbedoeld beland als lezer van een soepel geschreven boek over een mals onderwerp. Bij een vilein type als Vos Reynaerde is men op zijn hoede. Complotdenkend dat elk baasje op zijn dier gaat lijken, zoek ik hopelijk niet al te obsessief naar trekjes van Reynaert bij baas Frits (die op een kwart van zijn boek de term ‘huilie huilie’ in zijn tekst verkiest te gebruiken. Verderop schrijft hij over “De Lancelot-roman waarop ikzelf promoveerde [….]”, daar was meen ik iets listigs mee dat nooit zuiver wetenschappelijk helder is geworden …. ). Misschien veegt Frits R. Vostrom het eigen straatje schoon met een zin op het eind van hoofdstuk twee: “Uiteindelijk is het niet waarheid wat de macht nastreeft, maar zelfbehoud.” Dat geldt op de universiteit even hard, en minder gecorrigeerd, als in de samenleving. 

Wetenschap
Reynaert is een geilaard en dat zie je aan de foto’s van Frits’ leermeesters niet af maar hij heeft zonder dat iemand er om vroeg de foto op zijn inschrijfkaart van de universiteit in het boek opgenomen en we lezen uiteraard tegenwoordig ook tussen de linies. Vostrom weet dat, preludeert daarop voor wie geen haast heeft om het boek zo snel mogelijk achter de kiezen te hebben. Laten we even blijven hangen bij de formulering “niet gezegd, laat staan bewezen, dat het gedrag van Willems hoofdfiguur lijnrecht correspondeert met de persoonlijke emoties van de dichter”, dat is een voorzet die kan worden ingekopt. Zeker als een paar pagina’s verder bedekt geformuleerd met de lezer wordt gedeeld hoe in de wetenschap nogal eens sprake is van een welhaast mystieke vervloeiing van subject en object, ‘mimicry’. Soit. Hoe zit het met de eigen eer van Frits? Heeft hij net als Reynaert een eigen bedrijf? Is Frits de kunstenaar die schrijft op het scherpst van de snede of is hij tussen de linies de pedagoog die schrijft vanuit de hoop? Hij duizelt me. Deze schrijver van meervoudige gezichten die zich over de boekheld afvraagt hoe bewust die was dat de wereld stellig wel bedrogen wilde worden. Is dat knap of vaag?

Yoga Magazine

Botsingen
Het wordt voor de lezer die ik ben gecompliceerd waar Frits over zijn protagonist noteert over “zijn gewetenloze gebruik van anderen voor eigen zaak”. Heeft Frits een schoon geweten? Hij gaat dat oude, verstopte gesprek nergens in zijn prachtige boek aan. Maar hij veroorlooft het zich wel om te citeren uit de contemporaine politieke botsingen en daarin komt hij niet erg subtiel in beeld met zijn referentie aan een partijkartel. Op het moment dat ik deze woordkeuze van Vostrom lees, is het door hemzelf uiterst gecompliceerd gemaakt om de professor nog in rust te blijven lezen en volgen. Waartoe doet hij dat aanschurken tegen Baudet en Berlusconi en Trump en verderop (284) ook nog Fortuyn?

Nadat Frits iets beweert over al dan niet lijnrecht corresponderen van het gedrag van Reynaert met de emoties van de dichter (276) en (278) over “mimicry, een welhaast mystieke vervloeiing van subject en object” plus (284) “om zijn eigen eer maalt Reynaert niet”, “destijds wilde de wereld stellig ook al bedrogen worden” (327), “zijn gewetenloze gebruik van anderen voor de eigen zaak”(328) komt als klap op de vuurpijl: ”In de beslotenheid van eigen boekerij droomt menig man zichzelf een Reynaert.” (335) Frits, de man, van Oostrom.

Geheimen
Het heroïsche verleden van een natie moest in de 19e eeuw uit een boek spreken en in het burgerlijk-indivi-dualistische Nederlandse taalgebied is de Reynaert dan de gedoodverfde winnaar. Zoals in elk heldenepos worden er in deze (nu ga ik ook even populistisch doen) ‘Ik Reynaert Cremer’ ook geheimen verbloemd en welke zijn dat in het geval van Frits / Reynaert? Onderzoekers stelt hij op een lijn met de vos als zijnde ‘enigszins eenling’, een geromantiseerd beeld in onze tijd waarin elke genius ingebed is in een scenius (google op ‘Eno’). Anders dan Reynaerts Willem behoort Frits Reynaert tot de elite van zijn eigen tijd, daarmee is hij misschien de scherpe blik op wat er in het veld gebeurt enigszins kwijt? Of heeft hij er belang bij om zijn eigen sporen op de weg omhoog in mist te hullen (op 350 noemt hij impliciet Hitler: Nobel. Is dat op de hurken gaan of zijn dit zijn geloofsbrieven)?

De Reynaert vertolkt tussen de regels het verlangen van 15 (16, 17, 18) miljoen (indivi)dualistische mensen om met rust te worden gelaten. Frits zit zelf ook niet te wachten op mijn onderzoek naar zijn Reynaert-binnenkant onder de glanzende buitenkant van de wetenschapper die in zijn speciaal voor dit project gebouwde tuinhuis een smakelijk boek over een smakelijk boek heeft geschreven. Smullen en niet lullen! 

En laten we ons verheugen op wat hij op het eind van het onderzoekdeel, dus net voordat de primaire tekst begint, verdekt aankondigt:   

“Het schrift is [….] de bladmuziek van verzen die om vloeiende vertolking vragen. [….] De tekst kwam pas tot leven als hij publiekelijk werd voorgedragen.” 

We willen je horen, Reynaert. We willen je zien, Frits.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Boeken van deze Auteur:

Nobel streven (deel 3 en slot)

Stemmen op schrift