"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De verhalenbundel

Zaterdag, 10 maart, 2007

Geschreven door: Josien Laurier
Artikel door: Dinie Schoorlemmer

Lezers aller boeken verenigt u!

Van Josien Laurier (1967) werd sinds de publicatie van Voor ons ligt een dag van bramenjamzeven jaar niets gehoord, totdat in 2005 De Verhalenbundel uitkwam.
Het eerste verhaal gaat over een groep mensen, voor het merendeel intellectuelen, die bestraffend wordt toegesproken door een ‘groepsleider’ die aan het eind van het ‘vormingsweekend’ constateert dat de deelnemers hebben geweigerd zichzelf te zijn. Daarom moeten ze hun leven voortzetten in Mexico, om er te werken in ‘het witte-koffie-project’. De deelnemers wordt geen weerwoord gegund. Ze zullen worden vervangen door professionele acteurs die de rol van dubbelganger op zich nemen, maar ‘er komt een moment, dat begrijpt u ook, dat wij niet-blanke acteurs gaan inzetten’.

In deze absurdistische vertelling wordt de toon gezet die in de overige verhalen terugkeert: brutaal, geconstrueerd en ongeloofwaardig, want de beklemming die het absurde kan oproepen, ontbreekt: ‘Dit is de normale gang van zaken,’ zo voegt de leider zijn gehoor toe. ‘U zwijgt. U kijkt naar de grond. Eén van u probeert weg te lopen […] maar ik herhaal: wij zijn al vele malen door deze motions gegaan, en aan alles is gedacht.’

In het titelverhaal dat hierop volgt, heeft een man het pas verschenen boek van zijn lievelingsauteur gekocht: De Verhalenbundel. Terug in de trein maakt hij gehaast het papier los en begint onmiddellijk te lezen, om te ontdekken dat het verhaal iedere keer opnieuw begint. Dat deed me meteen denken aan Italo Calvino’s Als op een winternacht een reiziger waar een lezer eveneens het gelijknamige boek koopt en niet kan wachten met lezen tot hij thuis is. In beide boeken wordt de lezer het belangrijkste personage in het verhaal en raakt hij geïrriteerd wanneer het iedere keer opnieuw begint met dezelfde passage. Zou het een misdruk zijn, vraagt hij zich dan af. De lezer van Calvino wil het boek met kracht het raam uitslingeren maar heeft zichzelf in de hand. Bij Laurier gooit de hoofdpersoon zijn boek daadwerkelijk uit het raampje van de coupé, om vervolgens spijt te krijgen en bij het eerstvolgende station uit te stappen om het boek te zoeken.

Er is een ander, groter verschil. Bij Calvino maakt de sprankelende stijl het
lezen spannend en aantrekkelijk, de lezer wordt vertrouwelijk aangesproken met ‘jij’ en algauw heb je door dat het hier gaat om een mix van fictie en non-fictie: net wanneer je behaaglijk opgaat in het verhaal maakt de verteller duidelijk dat het allemaal verzonnen is. Bij Laurier echter heerst een zware, agressieve toon, zonder dat daar een reden voor is en zonder dat een onderhuidse filosofie spanning geeft aan het verhaal. Intertekstualiteit is hier niet aan de orde, omdat het niet bijdraagt aan dynamiek en interpretatie. Integendeel: het lijkt er verdacht veel op dat Laurier leentjebuur heeft gespeeld zonder enige verwijzing naar Calvino’s boek dat in 1999 opnieuw uitkwam.

Boekenkrant

Waar ‘De Verhalenbundel’ wèl naar verwijst is ‘De recensie’ waarin een criticus
een oordeel moet vellen over – hoe kan het anders – De Verhalenbundel. Hier neemt Laurier de literatuurkritiek alvast de wind uit de zeilen, want de recensent noemt het boek een regelrechte ramp. Verder bevat ‘De recensie’ een waarschuwing aan de criticus want ze schildert hem als een opgeblazen megalomaan waarmee het slecht afloopt. Laurier wil lovende kritiek, zoals de positieve adjectieven op de flaptekst aangeven.

Er zijn nog twee verhalen die naar elkaar verwijzen: ‘De Schoonmaakster’ en ‘Stof’. In het eerste verhaal gebiedt een oude man zijn schoonmaakster alles schoon te maken maar hij verbiedt haar daarbij iets te verplaatsen. In ‘Stof’ kiest de verteller het perspectief van de schoonmaakster, die aanvankelijk dociel aan zijn wensen tegemoet komt tot ze uiteindelijk helemaal niets meer doet en zich daarvoor dik laat betalen. In beide verhalen is er een mooie overgang van het realistische naar het absurde, de perspectiefwisseling draagt bij aan de levendigheid en maakt het lezenswaardig.

De meeste personages blijven echter karikaturen die niet tot ontwikkeling komen. Laurier spot met de conventies van fictie; haar postmodernistische grapjes zijn echter vergezocht. Het is hard werken om het boek uit te lezen en dan blijf je alsnog met lege handen achter. De oproep die in De Verhalenbundel wordt gedaan om ‘de echte vuisten (te) ballen om de echte koppen te laten rollen’ is wat mij betreft van toepassing op Laurier zelf.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.