"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Heks! Heks! Heks!

Dinsdag, 18 april, 2023

Geschreven door: Jente Posthuma
Artikel door: Marnix Verplancke

Wie zijn de vrouwen die onze eeuwenoude sagen bevolken? 

“Hekserij mag dan wel een irrationele uitspatting lijken, aldus de Nederlandse schrijfster Jente Posthuma, misschien gaat er achter de gekte wel heel veel anti-vrouwelijke rationaliteit schuil.

[Recensie] In grote delen van centraal en zuidelijk Afrika, aldus Mineke Schipper, emeritus hoogleraar interculturele literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden in haar onlangs verschenen boek Weduwen, een nooit vertelde geschiedenis, kun je maar beter hopen dat je man niets overkomt. Uit een studie, uitgevoerd in vijftien landen, bleek dat alleen weduwen uit Rwanda en Senegal verklaarden dat zij en hun kinderen iets geërfd hadden van hun overleden echtgenoot. In alle andere gevallen waren diens bezittingen naar zijn familie gegaan. Om deze diefstal te vergoelijken worden allerlei redenen aangehaald, waarbij hekserij de meest frequente is. In Noord-Ghana bestaan er al jaren aparte kampen waarin onterfde weduwen samenwonen, schrijft Schipper, ze worden heksendorpen genoemd.

IJsland
Hekserij is van alle plaatsen en tijden, en alhoewel er ook mannelijke heksen bestaan, goed twintig procent van de ongeveer 50.000 slachtoffers van de grote Europese heksenvervolgingen van de zestiende en zeventiende eeuw waren mannen, blijkt hekserij toch hoofdzakelijk een vrouwelijke bezigheid te zijn. De enige uitzondering daarop vormt wellicht IJsland, waar 20 van de 21 over de eeuwen heen terechtgestelde heksen mannen waren. In de uit de 18e eeuw v.Chr. daterende Codex Hammurabi, een van de vroegste Mesopotamische wetboeken, is te lezen hoe er tegen magische praktijken moet opgetreden worden en ook in de Oudtestamentische boeken Leviticus en Exodus komt dit ter sprake. Homerus, Apuleius en Ovidius beschreven hoe kwakzalvers, charlatans en andere magiërs de Griekse en Romeinse straten onveilig maakten, op zoek naar een makkelijk verdiende stuiver en daar over het algemeen ook in slaagden. Er werd immers onderscheid gemaakt tussen witte en zwarte magie, waarbij alleen die laatste, gericht op het moedwillig toebrengen van schade, strafbaar was. Van heksenvervolgingen was toen hoegenaamd nog geen sprake.

Die kwamen er pas nadat in 1215 de Orde der Predikheren of Dominicanen was opgericht door de Castiliaanse priester Dominicus Guzman. Het doel was het verspreiden van de leer en de rituelen van de Kerk en het bestrijden van alle overtredingen ervan. De Dominicanen pakten ketters als de Katharen aan, maar ook heksen, die ze ervan beschuldigden een pact met de duivel te hebben gesloten of die zelfs gehuwd te hebben. De introductie van die duivel zorgde ervoor dat de hekserij in een nieuw en uitermate gewelddadig daglicht kwam te staan. Zeker nadat de Dominicaanse inquisiteur Heinrich Kramer in 1486 zijn Malleus Maleficarum of Heksenhamer had geschreven, een soort praktische handleiding voor wereldse rechters zodat die zich voortaan met het bestrijden van de duivelaanbidders zouden kunnen bezighouden en de inquisitie haar aandacht op belangrijker zaken kon richten.

Boekenkrant

Ware het niet dat dit boek tot zoveel leed en doodslag had geleid, de Heksenhamer zou een waarlijk komisch epistel genoemd kunnen worden, waarin van bij de aanvang zo sterk op het bestaan van hekserij en zwarte magie wordt gehamerd dat je meteen gaat vermoeden dat het geloof erin midden vijftiende eeuw toch minder wijd verspreid moet zijn geweest dan we wel eens denken. Maar Kramer, die de veel bekendere Jacob Sprenger toevoegde als auteur om zijn boek meer geloofwaardigheid te geven, slaagde in zijn opzet. Dat wij bij het woord heks meteen aan een vrouw denken, hebben we immers aan hem te danken. Pas op voor die wezens, bezwoer hij zijn lezers, want zij zijn niet alleen lichtgeloviger dan mannen, zij zijn ook loslippig, zwak van lichaam en geest en bijzonder ontvankelijk voor spirituele invloeden. Ze hebben een slecht geheugen, zijn ontrouw, wraakzuchtig, heerszuchtig, eerzuchtig en wellustig; kortom een ideale prooi voor Satan dus, die maar al te graag ingaat op hun onverzadigbare vleselijke begeerte. Heksen eten kinderen of offeren ze aan hun meester, schrijft Kramer. Ze koken de beenderen van die kinderen in tot een zalf waarmee ze een stok instrijken, waarna ze daarmee kunnen vliegen. Maar veel erger is dat ze voor hagelbuien, windvlagen en mislukte oogsten kunnen zorgen.

Wie die vrouwen werkelijk waren
“Een massief blok vrouwenhaat,” noemt Jente Posthuma de vijfhonderd dichtbedrukte pagina’s van de Heksenhamer in haar nieuwe boek Heks! Heks! Heks!, wat op meerdere vlakken een verkenning wil zijn van de relatie tussen hekserij en vrouwelijkheid. Het bevat immers niet alleen een essay dat op zoek gaat naar de sociologische en filosofische redenen waarom vrouwen de voornaamste heksen werden, maar ook een hervertelling van drie oude Nederlandse heksensagen, ‘Het steenen kruis’, ‘Aaltjen en Berendjan of het spel van verwisselingen’ en ‘De Witte Wive van Espeloo’, zoals Josef Cohen die in 1914 verzamelde in Overijsselsche Sagen.

Opvallend aan die hervertellingen is dat ze met hedendaagse kennis van zaken geschreven zijn en de hele tovenarij van vroeger ontmythologiseren. Posthuma’s heksen zijn vrouwen die de pech hebben in een tijd te leven waarin iedere vrouw die niet altijd en overal aan de verwachtingen voldeed een gevaar vormde voor de bestaande orde en dus zowel fascineerde als angst aanjoeg. Wat zo goed als iedere vrouw kon zijn natuurlijk. Zo begint bijvoorbeeld het openingsverhaal ‘Een sentimentele man’: ‘In de vijftiende eeuw woonde in Lettele een heks, wat op zich niets bijzonders was, want in die tijd noemde men veel vrouwen zo. Vrouwen die arts of verloskundige waren. Vrouwen die lazen. Vrouwen die niet wilden trouwen. Kinderloze vrouwen. Vrouwen die hard praatten. Vrouwen die genoten van seks. Vrouwen die woonden in de buurt van mensen die door ziekte of ongeluk waren getroffen. Oude vrouwen. Vrouwelijke familieleden van iemand die was beschuldigd van hekserij. Vrouwen die erg aanwezig waren. Vrouwen die zich vaak terugtrokken. Vrouwen die zelden de mis bijwoonden. Vrouwen die altijd de mis bijwoonden. Vrouwen met een bleke huid. Vrouwen met een donkere huid. Vrouwen met veel moedervlekken. Vrouwen die hun intuïtie gebruikten. Vrouwen met een karakter. Allemaal hing ze marteling en moord boven het hoofd.’

Oud wijf
En verkrachting natuurlijk, want dat is wat Posthuma’s heksen allemaal meemaken, zo ook Letitia, de heks van Lettele, die niet wil trouwen. Ze is al veertig en ‘een oud wijf’ wanneer ze de aandacht trekt van Pier de Rover, een Fries die zijn wapen alleen gebruikt wanneer het echt nodig is, zoals wanneer een meisje niet op zijn avances wil ingaan bijvoorbeeld. Omdat ook Lettele niet meteen voor hem valt en hem, wanneer hij opdringerig wordt met haar klomp Pier raakt op een gevoelige plek waarna het zwart wordt voor zijn ogen, zegt hij tegen ieder die het horen wil dat de vrouw een heks is, getrouwd met de duivel zelve. Lettele vlucht, maar uiteindelijk krijgt hij haar toch te pakken en volgt de verkrachting, en de dood van Pier, want heksen zijn vanzelfsprekend voor geen haar te vertrouwen.

Gemarteld en verbrand
Lettele komt er in feite nog goed vanaf in vergelijking met Minneke uit Posthuma’s derde verhaal, die nadat ze weduwe is geworden door drie boeren en twee boerenknechten wordt verkracht, waarna ze voor dood achtergelaten wordt in haar huis dat de mannen vervolgens in brand steken. Het is een lot dat in overeenstemming is met hoe de Heksenhamer dat zag: heksen dienden verdelgd te worden, verbrand als het even kon. Al kregen de heksen net voor ze op de brandstapel aan een staak vastgebonden werden wel de raad zich alsnog tot het geloof te bekeren, want dan werden ze genadiglijk gewurgd alvorens de houtstapel in vlammen opging. Dat velen daar op ingingen hoeft niet te verbazen aangezien de heksen op dat moment al veel te verduren hadden gehad. Na hun arrestatie werden ze immers steevast gemarteld, zodat ze de namen van hun kompanen bekendmaakten, wat betekende dat ze zowat iedereen noemden die ze kenden, mensen die op hun beurt ook weer iedereen noemden die ze kenden, tot de heksen de hoogste regionen van de gemeenschap begonnen te raken en er een einde werd gemaakt aan de processen. Een mooi voorbeeld is wat er bijvoorbeeld in het Duitse Bamberg gebeurde, waar een heks niet minder dan 126 namen noemde en de hysterie vervolgens gigantische proporties aannam. Zelfs het zoontje van de burgemeester zei op een bepaald moment dat hij een heks was, waarna zijn vriendjes volgden.

Waar kwam die zinsverbijstering vandaan, vraagt Posthuma zich tussen de regels van haar verhalen en in het afsluitende essay af, want het was pas vanaf midden zestiende eeuw dat de heksenjacht echt uit de klauwen begon te lopen, toen de Malleus Maleficarum al bijna zeventig jaar uit was. Er moet dus iets anders aan de hand geweest zijn. En dat was er. De godsdienstoorlogen zorgden voor fanatisme en een afname van het bevolkingsaantal, waar de hongersnoden veroorzaakt door de kleine ijstijd nog een hap uitnam. Dit had psychologische gevolgen. Mensen gingen op zoek naar zondebokken, en eens die gevonden had dat sociologische consequenties. Niets zo goed voor de samenhorigheid, zou je wat cynisch kunnen beweren, dan een naar adem snakkende vrouw aan een brandende staak.

Grondbezit
Volgens de Italiaans-Amerikaanse sociologe Silvia Federici, die Posthuma goedkeurend aanhaalt, speelde er echter nog meer. Het is opvallend schreef zij in Caliban and the Witch, dat vrouwen tijdens de middeleeuwen veel vrijer waren en op maatschappelijk vlak hogere posities bekleedden dan in de vroegmoderne tijden. Toen grepen de mannen, gesteund door wetenschap en technologie en ten dienste van het kapitalisme de macht. Het was de tijd van het groeiende rationalisme dat op vrouwen een bedreigend irrationalisme projecteerde dat kost wat kost bestreden diende te worden. Fascinatie gecombineerd met angst dus, zoals we al schreven.

Minneke Schipper zou het met haar verhaal over de Afrikaanse onterfde weduwen wellicht alleen maar bevestigen, de heksenvervolgingen waren geen vorm van richtingloze hysterie, ze dienden een doel en vormden een middel in de strijd tussen de seksen. En dat doen ze vandaag nog steeds. Want vrouwen, zoals de Amerikaanse econome Linda Scott schrijft in De XX-economie, worden nog steeds overal ter wereld in de hoek gezet als het zwakke geslacht, zeker als het over bezit gaat. Wist u bijvoorbeeld dat zelfs in een land als Nederland slechts 16% van alle grond in handen is van vrouwen?

Eerder verschenen in Knack