"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: Pretpark Paradijs - en andere verhalen

Vrijdag, 8 december, 2023

Geschreven door: Arjen van Meijgaard
Artikel door: Marjon Nooij

Arjen van Meijgaard: “Mijn verhalen zijn meestal gebaseerd op iets wat ik gezien heb

Arjen van Meijgaard (Den Haag, 1973) is docent Nederlands op de School voor Jong Talent, onderdeel van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Na zijn middelbare school woonde en werkte hij een jaar in Parijs als au pair en als straatmuzikant. Hij studeerde Nederlands en Frans aan de Universiteit van Utrecht. Tijdens zijn studie verbleef hij een half jaar in Coimbra (Portugal) om les te geven bij de vakgroep Nederlands. Voor zijn docentschap was hij boekverkoper in Utrecht en Den Haag en werkte hij als onderwijscoördinator aan de Universiteit Leiden.

In 2017 debuteerde hij met de roman We hebben alles bij ons, in 2022 gevolgd door De laatste klanken van Icarus. Onlangs verscheen bij Uitgeverij kleine Uil de verhalenbundel Pretpark Paradijs, met daarin een twintigtal zeer uiteenlopende korte verhalen die eerder zijn gepubliceerd in diverse literaire tijdschriften. Een deel daarvan werd ook genomineerd voor literaire prijzen.

Hints
Van Meijgaard weet de lezer in Pretpark Paradijs stante pede zijn verhalen in te trekken door met een sterk zin af te trappen en zich te beperken in het weggeven van hints. Het verhaal wordt binnen de kaders getoond, maar door spanningsvelden te creëren en spaarzaam te zijn in het beschrijven van details, wordt de lezer uitgenodigd om out-of-the-box te gluren.

Het overgrote deel van de verhalen eindigt met een sterke pointe, die verrassend is en soms zelfs een spannende toets of een plottwist aan het verhaal geeft. De auteur weet in een relatief beperkt aantal bladzijden een krachtig verhaal neer te zetten.

Yoga Magazine

Interview

Amsterdam, 21 november 2023; voor het interview hebben we afgesproken elkaar nog eens halverwege  te treffen in de sfeervolle, gezellige wijnbar van Auberge Jean & Marie in de Albert Cuypstraat.

Vorig jaar verscheen je roman De laatste klanken van Icarus, en onlangs je verhalenbundel Pretpark Paradijs. Waarin verschilt het schrijven van roman en verhaal? Waar kun je je ei in kwijt?

“Een roman is een veel langer proces. Omdat ik naast mijn baan maar een paar keer per week kan schrijven, is een roman dan lastiger, de verhaallijn moet je goed in de gaten houden, de plot, de personages. Dat moet allemaal niet ontsporen. Bij een kort verhaal kun je die lijntjes sneller afronden en kun je bij wijze van spreken in één dag de grove schets op papier zetten om die daarna uit te werken.”

Bereid je je daar op een andere manier op voor?

“Een roman begint met een groter een idee, met allemaal vertakkingen in aanleg die onderweg verder uitgroeien of juist gesnoeid worden. Mijn verhalen zijn meestal gebaseerd op iets wat ik gezien heb. Het verhaal ‘Nocture’ kwam tot stand nadat ik in een restaurant een wat oudere pianist in een hoekje achter een vleugel zag zitten spelen. Eigenlijk net als ‘Nachtvlinder’, ook die hoofdpersoon heb ik als het ware ergens een keer echt gezien. Dan wil ik iets met zo’n personage en ontstaat een verhaal met een kop en een staart. Tenminste, dat hoop ik.”

Een aantal verhalen is al eerder verschenen. Hoe gaat zo’n selectie voor een bundel in z’n werk?

“De verhalen zijn inderdaad voor een deel eerder verschenen in verschillende literaire tijdschriften (De Tweede ronde, Deus Ex Machina, Lava Literair). Het leek me mooi die te bundelen, er is, denk ik, zeker een lijn in te ontdekken. De hoofdpersonen proberen een weg te vinden in de wereld die best veel van hen verlangt. Ze zijn allemaal op zoek naar geluk en die zoektocht herkennen we denk ik wel.

Aan een paar verhalen was ik al wat langer geleden begonnen, die heb ik voor deze bundel afgemaakt. ‘Activist’, het verhaal over een ontmoeting met Gerrit Komrij, heb ik in 1998 geschreven nadat ik een dag met de schrijver en zijn vriend in Coimbra had doorgebracht. Afgelopen mei was ik weer in Coimbra, deze herontmoeting met de stad heb ik door het bestaande verhaal heen gevlochten.”

Een intrigerende en beetje paradoxale titel, Pretpark Paradijs. Komt dat overeen met het verhaal?

“De hoofdpersoon van het titelverhaal zit in een lege kamer, een soort inrichting, en begrijpt niet goed waarom hij daar zit. Het verschil tussen goed en kwaad is hem niet helemaal duidelijk. Dat is misschien de link met het paradijs, waar het allemaal goed en mooi hoort te zijn, maar waar ook de verleiding en het kwaad in de vorm van de slang rondkruipt. De hoofdpersoon vraagt zich af waarom er nog geen pretpark is dat het Paradijs nabootst. Op zich een terechte vraag, denk ik.’

Twee van je verhalen zijn winnende verhalen voor Duizend woorden. Hoe ging dat in z’n werk?

‘Die wedstrijd was een samenwerking tussen VPRO, NRC en Uitgeverij Nieuwe Amsterdam. De enige restrictie was het maximum van duizend woorden. Uit alle inzendingen werd per week iemand uitgenodigd die zijn/haar verhaal bij het radioprogramma De avonden van de VPRO mocht voorlezen. Daar zaten dan twee schrijvers die feedback gaven op het verhaal. Ik heb twee keer meegedaan en mocht twee keer komen voorlezen (‘Camping’ en ‘Goudvis’ uit de bundel). Wim de Bie had een gesproken column aan het eind van het programma. Het was bijzonder om je eigen verhaal voor te lezen, terwijl je niet wist wie je publiek was.

Het verhaal ‘Camping’ verscheen ook nog in NRC en in een uitgave van Bulkboek.”

Sommige andere verhalen zijn genomineerd. Stimuleert dat, ook al win je misschien niet de eerste prijs?

“Het is natuurlijk al heel fijn om genomineerd te zijn. Je krijgt dan een uitnodiging om bij de bekendmaking van de winnaar te zijn, maar ik vermoedde dan altijd wel dat als je niet specifiek gevraagd werd, je niet bij de eerste drie zat. Maar goed, je hoort bij de shortlist van bijvoorbeeld de laatste 5 of 10. Zo ben ik naar Arnhem, Antwerpen en Utrecht gereisd. Soms was er een literair tijdschrift aan verbonden of een kleine uitgave, daar stond ik dan wel in. En ja, dat is zeker stimulerend, om je eigen tekst gedrukt te zien. Nu ik in de redactie van Elders literair zit, kan ik me goed voorstellen hoe de drie genomineerden van de laatste poëziewedstrijd zich voelden. Ze waren gekozen uit ruim 400 inzendingen en mochten op het podium voor een volle zaal hun gedicht voordragen.”
 
Waaruit bestaan je bezigheden voor onder andere het literaire tijdschrift Elders?

“Samen met auteur Kees Ruys ben ik redacteur proza. We beoordelen de ingezonden verhalen en kijken of die voor plaatsing in aanmerking komen, op de website of in het papieren nummer dat twee keer per jaar verschijnt. Je leert enorm veel van het lezen van andermans werk. Waarom zijn bepaalde zinnen mooi en andere juist niet, wat blijft hangen, wat is cliché. Soms is de verhaallijn goed, maar de stijl minder. Andersom komt natuurlijk ook voor.

Voor Tzum recenseer ik literatuur, dat is vergelijkbaar, ook daar leer ik van. Waarom laat een boek een bepaalde indruk achter? Beklijft het verhaal, doet het iets met je als lezer. Bij het Letterenfonds beoordeel ik af en toe een boek voor een subsidieaanvraag, dan moet je vooral kijken naar het literaire gehalte en hoe ingewikkeld het duiden daarvan soms ook is, je voelt als lezer wel of iets potentie heeft of niet.”

Het lijkt me lastig om te combineren: een baan en schrijven. Ben je ook daadwerkelijk minder gaan werken om meer te schrijven, zoals je in het vorige interview aangaf?

“Tot de zomervakantie werkte ik op twee scholen. Dat heb ik 6 jaar gedaan, maar het kostte uiteindelijk te veel energie. Met een van de twee scholen ben ik gestopt, hoe jammer ik dat ook vind. De leerlingen inspireerden en het was leuk om met hen over literatuur en poëzie te praten en ze een beetje wegwijs te maken in die wereld. Nu kan ik meer tijd vrijmaken voor mijn volgende roman. Het verhaal gaat over de ballast die je als kind meekrijgt van je ouders. Je erft van alles: herinneringen, gewoontes, gedrag, normen en waarden, maar ook spullen. En daar moet je iets mee. Het is voor mezelf interessant om daarover na te denken en dat in een verhaal te gieten.”

En wanneer is het af. Volgend jaar?

“Nee, dat zou wat veel zijn, drie boeken in drie jaar. Voor mezelf heb ik twee tot drie jaar uitgetrokken. Ik ben al aardig op weg, maar het kan nog alle kanten uit. Dat is tegelijk fijn en onzeker. Het is een proces, niets staat vast tot het af is.”

Ook verschenen op Met de neus in de boeken


Laat hier je reactie achter:

1 reactie op “Interview: Pretpark Paradijs – en andere verhalen

  1. Prettig, zo’n bundel korte verhalen. Ik zit midden in een drukke periode en dan is zo’n bundel plezierig. Als er zich even een leesmoment voordoet, pak je het boek en lees je een verhaal. Het sterkste korte verhaal vind ik Nachtvlinder. Mooi, origineel decor: grotendeels in en om de paskamer van een kledingwinkel. Verrassende ontknoping. En dan lees ik het verhaal nog een keer. Kleine aanwijzingen: ‘Ze waren even lang.’ ‘Op de derde verdieping schuifelden ze door de rekken vol rokken en bloesjes door, hij voorop.’ Voor mij is dit verhaal bijzonder geschikt als voorbeeldmateriaal voor een cursus ‘Hoe schrijf je een kort verhaal?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: