"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

King Kasaï

Vrijdag, 16 juni, 2023

Geschreven door: Christophe Boltanski
Artikel door: Chris Reinewald

Koloniale spoken in een doorwaakte museumnacht

[Recensie] De ‘expeditie’ naar zijn eigen Hart der Duisternis die Christophe Boltanski (1962) onderneemt in het vernieuwde AfricaMuseum (www.africamuseum.be) in Brussel-Tervuren speelt zich vooral in zijn hoofd af. Zijn recente boek King Kasaï begrijp je beter wanneer je het voormalig koloniale museum bezocht en weet van de ronduit grimmige ontstaansgeschiedenis.

Het is een wat sleets idee om iemand een nacht in een museum te laten doorbrengen en zijn belevenissen te registreren; zoals de Ma Nuit Au Musée-reeks van de Franse Éditions Stock beoogt. Gebeurt er binnen na sluitingstijd wel iets spannends? Belichting en verwarming staan uit. Schilderijen, beelden en etnografische objecten bewegen per definitie niet. Beeldschermen staan op zwart. Opgezette dieren blijven mottig-morsdood. Zonder special effects is het koukleumen en verveling.
Zo niet bij Boltanski om op het semi-plaats delict te Brussel avonturen uit Congo, Centraal-Afrika te verzamelen. Vergeleken met zijn drie, eerdere op Bazarow besproken non fictie-romans keerde hij met dit boek-in-opdracht terug bij zijn oorspronkelijke stiel: reportage-journalist. Soepel schakelt hij tussen observatie en onderzoek, wat het verslag van zijn reis naar het einde van de nacht verlevendigt.

Olifantenjager
Allereerst vergelijkt de Franse auteur/journalist zich maar meteen met zijn Amerikaanse collega Henry Morton Stanley. Deze verkende vanaf 1874 meerdere malen Congo als ‘ontdekkingsreiziger’. Drie jaar ervoor vond hij de verdwenen gewaande Schotse zendeling Doctor David Livingstone in Tanganjika. Stanley reisde met vele inheemse dragers die zijn uitgebreide huisraad – waaronder een badkuip – meetorsten.

In plaats van zuidwaarts reisde Boltanski naar het noorden. Qua équipage volstond hij met een slaapzak, rugzak met mobieltje, computer, iets te eten en te drinken en een notitieblok. Het museum voorzag hem van een stretcher. Vanwege de dramatiek zette hij die onder de gigantische, opgezette olifant King Kasaï die het museum speciaal in 1956 had laten schieten door Alphonse de Boekhat. De behendige jager legde meteen een grotere menagerie erbij neer om naar Tervuren te zenden. Boltanski traceerde de voorvaders van De Boekhat: uitgesproken koloniale militairen.

Boekenkrant

Onze held betreedt het nachtelijk museum, na een korte, regenachtige tocht door het park erom heen. Hier werden in 1897, in een soort openluchtmuseum bij de Exposition Universelle 267 mannen, vrouwen en kinderen uit Opper en Beneden Congo in een omheining tentoongesteld? ’s Nachts sliepen zíj bij de giraffen in hun warmere onderkomen. Overdag bootsten ze hun dorpse leven na voor de bezoekers. Ook in de kille Europese maanden droegen ze hun schaarse kledij en werden verkouden. Sambo, Zao, Ekia, Pemba, Kitoukwa, Mibange en Mpeia overleefden hun verblijf in de menselijke zoo van Leopold II, koning der Belgen, niet.

De Belgische vorst veroverde Congo aanvankelijk als privé-bezit. Het land bleek rijk aan mineralen en rubber. Nog steeds. Eén specifiek Congolees mineraal is vitaal onderdeel van onze mobiele telefoon. De herinnering die Boltanski zelf heeft aan zijn stiekeme reportage door kleine mijngangen met 10-jarige jochies als mineraaldelvers komt harder aan dan de meeste andere oudere verhalen.

Luipaardman en Kuifje
Tot een jaar of tien terug vormde het toenmalige Koninklijk Museum voor Centraal-Afrika de gedateerde weerslag van wat de meedogenloos grijpgrage Leopold rond 1900 naar België overbracht. Mineralen, insecten, flora, fauna, maskers, beelden. De presentatie tetterde de grootsheid van de Belgische moedernatie, dat het onteigende van de wrede koning. Zo kon de eigen industrie ervan profiteren. (Lees David van Reyboecks magnum opus over (de) Congo.)

Lang na Leopold hield het museum bedenkelijke opvattingen in stand door beeldengroepen die de inferioriteit van de Congolezen uitdrukten. Zo zouden er inheemse luipaardmannen bestaan die mensen vermoordden. De zelf niet geheel onracistische Hergé nam de legende over in het stripalbum Kuifje in Congo. Zo werd de mythische luipaardman als echt beschouwd. Nu staan de aanstootgevende beelden in een kelderzaal, ver van de grote collectie. Bezoekers worden erlangs geleid om ze bewust te maken van de oude, valse en daarom afgedankte visies.

Manifesteren pijnlijke kwesties zich minder in het donker? Het wordt licht. Onze embedded writer waagt zich in de vroegere inkomst-hal waar voiles met hedendaagse reacties oudere, symbolistische beelden trachten te bedekken. De museumzalen met hun geschilderde decors en fraai geornamenteerde plafonds zijn prachtig gerestaureerd. Hier staan de collecties in nieuwe schikking en/of koloniale context.

Dit oude en gevestigde museum moest zichzelf met een groter maatschappelijk respect herdefiniëren. Nog steeds prijkt er de gegraveerde namenlijst met 1508 – tussen 1876 en 1908 – voor het vaderland in Congo gevallen Belgen. Van de honderdduizenden, misschien miljoenen Congolese slachtoffers kennen we alleen die van Sambo, Zao, Ekia, Pemba, Kitoukwa, Mibange, Mpeia. Hun namen verschijnen in de prille ochtendzon als projectie, als teken aan de wand.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Bij uitgever Cossee is een vertaling van het boek in voorbereiding.

Boeken van deze Auteur: