"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kwetsbaarheid omhelzen

Zondag, 23 juli, 2023

Geschreven door: Christa Anbeek
Artikel door: Bert Altena

Klaagzang over een vrijzinnige kerk

[Recensie] Christa Anbeek is hoogleraar bij het Remonstrants seminarie, maar dat blijkt geen onverdeeld genoegen te zijn. Zo krijgt ze vanuit de achterban van dit kleine en snel slinkende vrijzinnig kerkgenootschap de nodige kritiek, op haar lezingen, op haar publicaties en zelfs als ze voorgaat.

Dat laatste gebeurt steeds minder, want ze heeft haar geloof in de kerk verloren. Als ze als begeleidster van een studente een vrijzinnige viering moet bijwonen beschrijft ze beeldend “… het laatste groepje schipbreukelingen dat zich op deze grijze zondagochtend had verzameld en zich vastklampte aan iets wat al lang voorbij was” (p. 138).

De klaagzang over de (vrijzinnige) kerk is een rode draad in haar jongste boek Kwetsbaarheid omhelzen, met als ondertitel: Op zoek naar gemeenschappen met een hart. Dat hart klopt in ieder geval niet meer in de vrijzinnigheid. “Afgepeigerd en ontgoocheld stapte ik een paar uur later weer in de auto en reed door de nog steeds stromende regen naar huis. Hoelang nog voordat ook hier de laatste kerkganger de deur zou dichttrekken?” (t.a.p.). Dat ze wat al te nadrukkelijk haar gram wil halen, is soms storend. Wees dan consequent en stap er zelf ook uit, zou je haar toe willen roepen.

Naast de worsteling met de kerk is de struggle of life een terugkerend thema, overigens in het hele oeuvre van Anbeek. Ze heeft zelf nogal wat verlieservaringen moeten doorstaan, waar ze eerder over schreef. Thema’s als kwetsbaarheid en eindigheid houden haar bezig en probeert ze theologisch te doordenken. Of beter, te doorleven. Want ook met de academische theologie heeft ze zo haar problemen. Die is haar veel te rationeel en losgezongen van de concrete ervaringen. Met de concepten waarmee ze theologisch is opgevoed, kan ze niet meer uit de voeten.

Dans Magazine

“Ondanks meer dan veertig jaar studie lijd ik aan theologische dyslexie, een fundamenteel onvermogen om verbinding te leggen tussen de beschreven en geleefde werkelijkheid. Ik ben mijn uitgangspunt gaan verleggen naar de geleefde werkelijkheid” (p. 150).

In Kwetsbaarheid omhelzen gebeurt dat door beide perspectieven van praktijk en theorie in elkaar te schuiven. Ze beschrijft alledaagse ervaringen van kwetsbaarheid. Ze doet dat heel persoonlijk, door te noteren wat ze meemaakt en voelt. Teleurstellende en moeilijke ervaringen als ze met kritiek en ruzies in haar eigen achterban te maken krijgt, zoals hierboven vermeld, bijvoorbeeld. Ze is eerlijk over de vervreemding en afstand die ze ervaart tussen haar academische leefwereld en de beslommeringen van alledag. Als kleinkind Joseph een vervelend ongeluk krijgt met medische implicaties, beschrijft ze wat dat met haar doet, hoe ze als oma en als mantelzorger betrokken is. Juist in die ontregelende gebeurtenissen van het dagelijks leven doet ze nieuwe ervaringen op van verbondenheid en positieve energie, in het kinderziekenhuis, de kinderopvang en in het gezin van haar dochter, die ze zorgvuldig registreert. Ze wil “als veldwerker een vreemde werkelijkheid in staat stellen om zich aan mij te openbaren. Dingen leren zien die ik niet vermoed had. Mijn lichaam hierin voelen en laten spreken. Veranderen door ontmoetingen met onbekende en het onbekende, en dit alles als bron van kennis zien” (p. 77).

Ervaringstheologie
Haar boek beschrijft haar zoektocht naar ‘bouwstenen voor gemeenschappen met een hart’, zoals ze dat noemt. Het is een vorm van ‘ervaringstheologie’, mede geïnspireerd door de benadering van andere – vaak vrouwelijke – theologen en filosofen, die al langer op zoek zijn theorievorming van onderop, gevoed door verhalen en ervaringen, en niet door theorie en conceptueel denken.

Met Anbeek meander je op deze manier wat door het leven heen met tussendoor de nodige aandacht voor inzichten van anderen, om de ontregelende ervaringen te duiden, zonder het allemaal in een nieuw concept te persen. Met sprekende titels als ‘tussengebieden’, ‘wenkende vergezichten’ en ‘ademruimte’ markeert ze de route van haar zoektocht. Het leidt uiteindelijk tot acht hoekstenen die samen het fundament vormen van gemeenschappen met hart: “ontregelingen open tegemoet treden, stil worden, vrijmoedig spreken en meerstemmig luisteren, risico’s minimaliseren en kansen optimaliseren, dromen, richting bepalen, samen de handen uit de mouwen steken, bereid zijn om te mislukken en opnieuw te beginnen” (p. 203).

Het lijkt me niet in de geest van de auteur te zijn om hier van een (nieuw) concept te spreken. Daarvoor zijn de hoekstenen ook te losjes geformuleerd. Je zou ze ook zomaar ‘open deuren’ kunnen noemen. Want hoewel Anbeek ze stuk voor stuk toelicht, hoe je ze operationaliseert in levensbeschouwelijke groepen, de vraag waar ze haar laatste bladzijden aan wijdt, blijft letterlijk in het vage. Ze verwijst naar “… het begin van waar wij ooit vandaan kwamen. De vrienden van Jezus … […] Net als toen kunnen wij opstaan en in beweging komen. De kerken uit, de straten en pleinen op, meerstemmig spreken en luisteren over onze liefde voor onze medeschepselen, ons geloof in elkaar en onze hoop voor de aardegemeenschap” (p. 220-221).

Een beetje zouteloos einde, van een overigens best wel gekruid en informatief boek. Als je het afzet tegen haar eerdere kritiek op kerk en theologie, of tegen de uitspraak die ze eerder in VolZin deed: “We hebben vanuit de traditie nog wel iets aan te bieden, maar sorry hoor, dat is dan niet Jezus”, bevreemdt dit slotakkoord enigszins.

Je hoeft dit boek niet te lezen voor de oplossing, maar je kunt er wel uitgebreid inspiratie vinden voor de in deze wereld vol ontregelende ervaringen zo urgente zoektocht naar gemeenschappen met een hart. Binnen én buiten de kerk.

Eerder verschenen op Bert Altena en NieuwWij

Boeken van deze Auteur: