"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een monument voor de BKR

Donderdag, 28 januari, 2021

Geschreven door: Fransje Kuyvenhoven
Artikel door: Chris Reinewald

Hoe de BKR kwam en verdween

[Recensie] Tegenwoordig staat BKR voor het Bureau Krediet Registratie. Tot 1987 betekende dezelfde afkorting echter Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR). Bij het begin in 1949 heette de sociale regeling ‘contraprestatie’: kunstenaars die niet van hun werk konden leven ontvingen een uitkering in ruil voor hun werk – als tegenprestatie.
Fransje Kuyvenhoven schreef de geschiedenis van de uniek Nederlandse kunstenaarsondersteuning, die verdween omdat het bijna vijftig jaar ‘regeling’ bleef en nooit wet werd. Als ervaringsdeskundige lees je het boek met andere ogen.

Vanaf de jaren zeventig zagen ‘BKR-gebruikers’ – de benaming suggereert verslavingsverschijnselen – als een verworven recht. De neoliberale politiek, eind jaren tachtig, oordeelde anders. Steeds meer BKR-kunstenaars brachten steeds meer kunst voort. Depots raakten overvol met zo’n 200.000 minder gewenste en slecht gedocumenteerde kunstobjecten. En zo kwam aan het ooit goed bedoelde, maar cultuurpolitieke wangedrocht, een eind. Het slechte imago van de BKR duurt voort. Nog in 2018 maakte politicus Eric Wiebes (VVD) zich als Zomergast op tv nijdig over de ‘ondermaatse’ BKR-kunst. Achteraf meldde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) fijntjes dat Wiebes de abstracte composities van Josef Ongenae op zijn werkkamer zelf had uitgekozen en dat ook die kunst was “verworven in het kader van de BKR-regeling”. Deze Rijksdienst in Amersfoort beheert nu een tot 20.000 stuks terug gebracht deel van de ooit tien keer grotere mammoetcollectie. Deze selectie is beschikbaar voor uitleen aan overheden en musea. Het promoten van deze BKR-collectie is mede een reden voor Kuyvenhoven, werkzaam bij de RCE, om dit boek te wijden aan de vermaledijde regeling.

Ambitieluwe types

Strategisch opent zij het kloeke boek niet met argumenten, maar met een chronologisch beeldkatern vol BKR-kunst, vooral schilderijen, later echter ook sieraden en keramiek. (Uiteraard leende de opkomende performance- en conceptkunst zich minder om fysiek te verwerven.) Bij deze zichtbare ‘BKR-kunst’ zien we veelal vroeg werk van Cobra-leden, Armando, Co Westerik en Marlene Dumas, die inmiddels hoge prijzen op internationale veilingen behalen. Dumas zegt verderop in het boek dat ze na korte tijd BKR in Tilburg les ging geven, waardoor de uitkering stopte. Veel BKR-werk is zeker niet altijd eredivisie, maar toch ook niet zaterdagmiddagamateurs 4e klasse. Toch bepaalde niet de artistieke kwaliteit maar de sociale situatie en de professionaliteit van een kunstenaar – aanvankelijk eerst alleen voor mannen! – het criterium om in de BKR te komen. De BKR fungeerde als stimulans voor een gezonde beroepspraktijk. Toch bleven veel ambitieluwe types in de BKR plakken; ten koste van beginnende concullega’s. Buiten en binnen de kunstwereld gingen hardnekkige geruchten over kunstenaars die alleen hun penselen in verf doopten als er ingeleverd moest worden en verder flierefluitend naar het café gingen. (Ik kende overigens een jonge kunstenaar die antiquarische boeken verzamelde, een amateurcursus modeltekenen gaf en inderdaad een week per jaar etsen maakte – waarvan hij leefde – voor de BKR.) Wat ook niet hielp was dat Gerard Reve ergens schreef over een kunstenaar die overdag voor de contraprestatie abstract schilderde en ’s avonds realistisch – voor zichzelf.

Kuyvenhoven ontzenuwt zulke Indianenverhalen (nog natte olieverfschilderijen inleveren) en ook de mythe dat de contraprestatie in 1949 was opgericht als beloning voor kunstenaars-uit-het-verzet. Saillant detail hierbij is dat tijdens de Bezetting in Nederland voor het eerst juist sprake was van een doortimmerd cultuurbeleid onder NSB-voorman Toby Goedewaagen. Echt fris was het natuurlijk niet. Hiervoor moest een kunstenaar zich aanmelden bij de Nederlandse Kultuurkamer en niet joods, communistisch, avantgardistisch of non-figuratief zijn.
Geaarde kunst door de staat gekocht 40-45

Normaal

Boekenkrant

Na 1949 worstelde elke minister van sociale (!) zaken met het BKR-hoofdpijndossier. Het was ook lastig uitleggen aan de bühne: waarom wel geld gegund aan een beeldend kunstenaar en niet aan een acteur tussen twee producties of muzikant zonder contract? Aan de kant van de verstrekkers klopte het ook niet echt. Zo was het begrip ‘kwaliteit’ taboe bij de beoordelingscommissies met daarin ambtenaren en kunstenaars. Hierin school een zekere willekeur: mede-kunstenaars in de commissie moesten namelijk collega’s beoordelen. Het zou daarom bij een aanvraag helpen als je iemand-van-de-commissie kende. Wat bij de professionaliteit van de gebruiker telde was of hij een diploma van de kunstacademie bezat. De Achterhoekse schilder en voormalige AKI-student Bennie Jolink was bijvoorbeeld een tevreden ‘BKR-gebruiker’ toen hij zijn band Normaal begon, hetgeen aanvankelijk nog weinig inkomsten genereerde.
Kuyvenhoven kruidt haar doorwrochte beleidsgeschiedenis met meer sprekende anekdotes. Zoals over de in de stad, afgewezen schilder die daarom verhuisde naar een dorp waar hij als enig kunstenaar wel BKR ontving. Maar toen de commissie na een paar keer zijn ‘U-blauw/zigzag’ composities zat was stuurde ze hem alsnog de bijstand in. Binnen kunstenaarsvakbonden werden kunstenaars steeds vindingrijker in het bespelen van de bureaucratische regelgevingen. De overheid stelde de BKR negen keer in grote lijnen bij en dertig keer op details. Ga er maar aan staan. Getrouwde vrouwen werden gediscrimineerd als aanvraagster. Omgekeerd kreeg een kunstenaar geen BKR als zijn vrouw een baan had. En mocht een buitenlandse kunstenaar, opgeleid en gevestigd in Nederland eigenlijk wel aanvragen?
Praktisch waren er ook haken en ogen. Verkocht je iets op de vrije markt dan ging die verdienste af van je BKR. Begrijpelijk. Maar om dit te voorkomen vroegen sommige kunstenaars net zulke fictieve en hoge verkoopprijzen voor hun werk als hun BKR-uitkering. Daardoor waren ze weer te duur voor de markt, bleven hun werkstukken onverkocht en zij veilig in de BKR. Ondertussen belandde er veel meer ongewenste kunst in overheidsbezit. Eerst konden ambtenaren daar hun werkvertrekken mee versieren. Noodgedwongen stalde men de uiteindelijk 200.000 objecten in steeds voller rakende, slecht geoutilleerde depots. Er klonken protesten. Grillige regelgeverij, verwaarlozing van hun ‘aangekochte werk’ (dat zelfs niet geleend mocht/kon worden voor exposities – want onvindbaar opgeborgen) veroorzaakten kunstenaarsprotesten. De activistische Bond van Beeldende Kunstenaars (BBK) bezette het Rijksmuseum en Stedelijk Museum in Amsterdam. Zo verspeelden kunstenaars de sympathie van het publiek. Een liberalere afsplitsing, BBK ’69 (door de BBK ‘poloclub’ genoemd) vond zulke acties te ver gaan.

Wladiwostok

Aan die bezettingsacties begin jaren ’80 bewaar ik als net afgestudeerd kunstenaar, afgewezen voor de BKR en BBK-lid gemengde herinneringen. Ik schreef onbetaald voor het vakbondsblad, BBK-krant en deed verslag. Het verschijnen van Kuyvenhovens BKR-boek bezorgde mij daarom een wee gevoel. Ik voelde de weerzin van destijds om met bureaucratische regelgeverij en politieke actie bezig te moeten zijn. “We” bezetten het Stedelijk Museum in Amsterdam, althans de Nieuwe Vleugel die voor (ook steeds minder gewenste) groepsexposities van kunstenaarsverenigingen bestemd was. Directeur Edy de Wilde had zijn sterkste conservator (industriële vormgeving) ingezet voor ordehandhaving. Zolang de bezetters met hun “aksiesentrum” maar in de Nieuwe Vleugel bleven kneep men een oogje toe. Eerder werd in het Rijksmuseum notabene in de Erezaal onder de Nachtwacht gekampeerd en overnacht. In het boek vinden we daarvan vermakelijke krantenknipsels uit NRC en Volkskrant die op de hand van de kunstenaars lijken maar toch niet echt partij kiezen. Tijdens de bezetting van het Stedelijk ontvingen de actievoerders uit het hele land steunbetuigingen. Niet alleen uit noordoost Groningen. Nee, zelfs van de kameraden-kunstbroeders uit Wladiwostok. Ik was onder de indruk… hoe? Een vriendelijke oudere kunstenares hielp mij uit de droom. Dacht ik nu werkelijk dat…? Nee, dat was de BBK-humor van het Stalinistische drankorgel dat als onverzoenlijke actievoerder de fakkel brandende hield. Zo kwam ik er achter dat BBK communistisch geïnspireerd was en het zaaien van onrust en verwarring als strategie gebruikte. Toen er in de Tweede Kamer beslist werd over het voortbestaan van de BKR vulde de publieke tribune zich met BBK’ers die kort ervoor in de Haagse binnenstad vuurwerk waren wezen kopen om af te steken. Lobby’en was niet echt aan ze besteed. Alleen Marius Ernsting (CPN) leek zich sterk te maken voor ‘onze’ zaak. Dit was voor mij het moment de BBK de rug toe te keren. Wat ook bij het geloof der kameraden speelde was dat kunstenaarsinitiatieven, waar ik ook bij betrokken raakte, afgekeurd werden omdat je daarmee de regering in de kaart speelde. En ze hielden je uiteraard af van de (klasse)strijd. Los van een enkele gevestigde kunstenaar die zijn BKR bestemde om het alternatief kunstenaarscircuit te financieren bleek oud en gevestigd BKR-kunstenaar niet gediend van jonge concurrenten. Kuyvenhoven gaat – begrijpelijk – niet al te diep op de kunstenaarsvakbonden in.
In 1987 beëindigden cultuurminister Elco Brinkman (CDA) en zijn Zeeuwse rouwdouwerige staatssecretaris Louw de Graaf (CDA) de BKR. De BBK-krant beeldde De Graaf steevast af met brede kap als het Zeeuwse meisje: geen cent teveel.

Na de BKR volgde een uitgewogener, op individuele kunstenaars gericht (WIK)subsidiesysteem. Deze draaide Halbe Zijlstra (VVD) in 2012 definitief de nek om – nadat hij met verdachtmakingen de hele cultuursector geschoffeerd had. De dreun klinkt nog steeds na. Nu bestaan er nog subsidies voor een select groepje kunstenaars als ‘bewezen talent’ en verder diverse projectfinancieringen. Hiervoor dient de aanvrager ernstig tijdrovende procedures te ondernemen. Ontmoediging lijkt hierbij de achterliggende gedachte.

Uitgebreide versie van korte besprekingen in Museumtijdschrift en kM

Bijbehorende exposities:
Een monument voor de BKR, Museum Gorcum (tot 9 mei 2021)
Keramiek uit de Rijkscollectie. Vier decennia BKR, 1949-1987, Purmerends Museum (tot 16 mei 2021)