"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Mysteriën

Vrijdag, 14 oktober, 2022

Geschreven door: Knut Hamsun
Artikel door: Nico van der Sijde

Meesterlijke roman over de ongrijpbare mysteriën van een intens irrationele geest

[Recensie] Een tijdje geleden las ik een nieuwe vertaling van Honger, het zo beroemde en klassieke debuut van Nobelprijswinnaar Knut Hamsun (1859-1952). Daardoor geïnspireerd las ik vervolgens Mysteriën, zijn tweede roman, in de volgens mij uitstekende vertaling van Marianne Molenaar uit 2009. Welnu, door dat boek werd ik echt totaal omver geblazen. Want Honger is een zeldzaam intens boek, maar Mysteriën is naar mijn smaak zelfs nog een klasse enerverender. Niet voor niets zegt de hoofdpersoon, Johan Nilsen Nagel, “Leven is oorlog met demonen, ja. In het gewelf van hart en hersenen. Dat klopt”. En ook: “Schrijven is doemdag houden over jezelf”. Dat alles wordt op formidabele wijze voelbaar gemaakt in, op elke pagina opnieuw. Zodat deze roman bol staat van de onoplosbare raadsels en van twijfel aan de zin van alles. Maar, verrassend genoeg, ook van lyrische vervoering en poëzie.

Innerlijke tegenstrijdigheden
Nagel, zoals gezegd de hoofdpersoon van dit boek, is sowieso een van de meest complexe, paradoxale, intense, en door innerlijke tegenstrijdigheden verscheurde personages die ik ooit in een roman heb gezien. Het ene moment is hij hooggestemd lyrisch en vreugdevol, en bezingt hij het leven in de schoonst denkbare poëtische woorden; even later spuwt hij zijn gal op alles en iedereen, ook zichzelf, en noemt hij alles bluf en bedrog. Soms lijkt hij een charlatan en een poseur, die de spot drijft met alles, dan weer lijkt hij oprecht verscheurd te worden door liefde, en loopt hij leeg in ontboezemingen als: “Als ik ooit een diamant zou vinden, zou ik die Dagny noemen omdat alleen je naam al me warm van geluk maakt. Ik ga zelfs zover dat ik niets anders zou willen dan je naam horen, hem door alle mensen en dieren en alle bergen en alle sterren horen noemen, doof voor al het andere, alleen dag en nacht mijn hele leven lang jouw naam horen als een eindeloze toon in mijn oor”. Maar niet lang daarna beweert hij even vurig het totale tegendeel: “Dagny, ik hou niet van je, je hebt me in alle opzichten de weg versperd, ik hou niet van je naam, hij provoceert me, ik verdraai hem, ik noem je Dangni en steek mijn tong uit”.

Stemmingswisselingen
Twee totaal verschillende stemmingen, dus. In beide gevallen zouden we bovendien te maken kunnen hebben met geposeerd gedrag, of met een gemoedstoestand die Nagel zelf nauwelijks begrijpt. Te meer omdat zijn hulpeloze liefde voor de net verloofde Dagny Kielland sowieso van de paradoxen en stemmingswisselingen aan elkaar hangt, en soms inderdaad een irrationele pose lijkt of een onbegrijpelijke gril. Voorts doet hij tegelijk ook een nauwelijks serieus te nemen aanzoek bij een 12 jaar oudere en door armoede geïsoleerde vrouw, wat een even impulsieve als provocatieve poseursdaad lijkt. Maar zeker is dat niet: hij is namelijk wel al langere tijd uiterst gefascineerd door haar ogen, en door haar uiteindelijke afwijzing is hij bij vlagen volkomen verpletterd. Bijna net zo verpletterd als door het – overigens opmerkelijk dubbelzinnige en dubbelhartig lijkende- afweergedrag van Dagny. Trouwens, juist samen met die oudere vrouw droomt hij prachtige gepassioneerde dromen over het zich samen afzonderen in de natuur, ver van de door hem zo verfoeide beschaafde wereld. Die dromen raken een urgent verlangen van Nagel: ze resoneren met enkele meeslepende pantheïstische passages, waarin hij zich voor even voelt versmelten met de hele natuur, waardoor hij een even kortstondig als intens geluk beleeft. Niettemin: hoe serieus en gemeend zijn die prachtige dromen? Gelooft Nagel er zelf in? Of voeden zij, door hun onhaalbaarheid en hun onrealistische gehalte, juist zijn bodemloze wanhoop?

Vioolkist
En dus blijft Nagel ons voortdurend verbazen, tot in alle details van zijn gedrag. Zo heeft hij bijvoorbeeld een vioolkist bij zich, waar echter alleen vuile was in blijkt te zitten: vioolspelen kan hij niet, roept hij honend. Dat is al vrij excentriek, maar tijdens een feest grijpt hij onverwacht, ook voor hemzelf, toch een geleende viool, en ontroert hij iedereen met zijn vioolspel. Wat toch verrassend is voor iemand die zijn vioolkist met wasgoed vult. Zelf echter roept hij meteen dat zijn muzikale uitvoering niks meer was dan bluf, onzin, kitsch en talentloze wansmaak. Bovendien eindigde hij zijn -korte!- voorstelling met een wel heel nadrukkelijke dissonant: “Maar na een minuut of vier, vijf bracht hij plotseling een gruwelijke toon voort, een wanhopig gehuil, een jammerklacht, zo ontzettend, zo schokkend dat niemand er nog iets van begreep; drie of vier keer streek hij op die manier over de snaren en toen hield hij ineens op. Hij liet de viool van zijn kin zakken en bleef roerloos staan”. Wat van dit alles te denken? En wat te denken van die jammerende viooltoon? Provoceert Nagel daarmee opzettelijk zijn publiek? Of is die jammerklacht een daadwerkelijke uiting van innerlijke pijn? En zo ja, is die dan welgemeend of geposeerd? We weten het niet….

Innerlijke monologen
Eén grote paradox kortom, die Nagel, een niet aflatende stroom van ongerijmdheden en mysteriën. Alle handelingen in Mysteriën worden bovendien voortgestuwd door de onvoorspelbare en onverklaarbare impulsen van Nagel, en de al even raadselachtige reacties daarop van de andere personages. Daardoor is de plot ongelofelijk grillig, onvoorspelbaar en voortdurend verrassend. Te meer ook omdat er geen enkele verklaring wordt gegeven voor welke impulsieve gedraging ook: de hele roman wordt verteld door een auctoriale anonieme verteller, die alles observeert, maar nergens duidingen of verklaringen biedt. Dus door een allesbehalve alwetende verteller. Daarom moeten we het doen met beschrijvingen van buitenaf van Nagels onbegrijpelijk impulsieve gedrag, en van de soms ook nogal verrassende reacties die Nagel daarmee oproept. Of met lange weergaves zonder commentaar van ongelofelijk intense, uiterst intrigerende maar ook heel mysterieuze dialogen. Of met de weergaves van Nagels lange en chaotische innerlijke monologen, die soms ook dialogen zijn omdat Nagel in zijn hoofd met allerlei mensen verhit in gesprek gaat. Ook volgens we Nagels spectaculaire dromen op de voet: dromen die soms vol staan met sprookjesachtige pracht, en soms juist met macabere dreiging en angst, maar die hoe dan ook het raadsel alleen maar vergroten. Wat ook geldt voor de sprookjesachtig fantastische en soms heel dichterlijke geschiedenissen die Nagel uit zijn mouw schudt: die zijn vaak onnavolgbaar prachtig, maar ook uiterst ongerijmd, en wat wil Nagel precies zeggen met die verzinsels? En een vergelijkbare vraag ligt voor de hand bij Nagels talrijke polemische tirades, waarin hij op vlammende wijze elk conformisme en alle gezond verstand afwijst. Schitterende tirades, daar niet van, maar waar komen ze vandaan en wat wil hij er mee bereiken?

Raadsels
Het verhaal in Mysteriën wordt kortom in vele verschillende stijlen verteld, en Hamsun is in al die stijlen een meester. Die veelheid van stijlen maakt deze inhoudelijk toch al zo grillige roman nog grilliger, heterogener, ongrijpbaarder. En daardoor nog mysterieuzer. Te meer omdat Hamsun dus nergens kiest voor een rustig verklarende stijl of voor een alwetend perspectief. Heerlijk vind ik dat: je weet als lezer steeds niet wat je aan Nagel hebt, en je wordt op elke pagina van Mysteriën weer met nieuwe raadsels verrast. En omdat die raadsels nergens worden ontraadseld, kun je er als lezer alleen met open oog naar kijken, zonder oordeel.

Verrassingen
Intrigerend vind ik bovendien de passages in de vrije indirecte rede, waarin Nagels woorden als het ware in eigen termen worden geparafraseerd door de verteller, zonder dat die verteller daarmee iets opheldert of analyseert. Wat ook steeds nieuwe raadsels en verrassingen oplevert. Zoals: “Stel dat je daarboven was, tussen zonnen door zweefde en komeetstaarten langs je voorhoofd voelde suizen! Wat was de aarde toch klein en de mens onbeduidend; en dan Noorwegen, met zijn twee miljoen boerenkinkels en een hypotheekbank voor voedselhulp! Wat had het voor zin mens te zijn voor zo weinig? Je werkte een paar stoffige jaren in het zweet des aanschijns met je ellebogen omhoog om vooruit te komen en uiteindelijk bleef er niets van je over, toch! Nagel greep naar zijn hoofd. O jee, het eindigde er nog mee dat hij de wereld vaarwel zei en er een eind aan maakte! Zou hij dat ooit serieus doen? Ja! Bij God in de hemel, ja, hij zou er niet voor terugdeinzen! Op dat moment was hij zielsgelukkig die simpele uitweg achter de hand te hebben, de tranen sprongen hem in de ogen van emotie en zijn adem ging zwaar. Hij dobberde al rond op de hemelse zee, begeleid door gezang en vissend met een zilveren hengel. En de boot was van geurend hout en de riemen glansden als witte vleugels, maar het zeil, dat was van lichtblauwe zijde geknipt in de vorm van een halvemaan…”.

Intense woordenstroom
De verteller zit hier als het ware op een heel kleine afstand van Nagels intense woordenstroom, maar verklaart hem nergens. Zodat die woordenstroom zijn mysterieuze schoonheid en zijn hartstochtelijke spontaneïteit volledig behoudt. Alsof de zo intense zelfmoordfantasie, inclusief alle aarzelingen of hij in staat zal zijn tot zelfmoord, ter plekke ontstaat in Nagels verhitte hoofd. Net als zijn mijmeringen over hoe verlossend die zelfmoord zal zijn, die dan in verrassend sprookjesachtige en poëtische termen worden benoemd. En de ongerijmde spanning tussen die sprookjesachtige motieven en de zelfdestructieve ondertoon maakt deze passage voor mij juist extra intrigerend. De hartstocht van Nagel spat van de pagina’s, en we zien ook in de passages daarna hoe Nagel door deze fantasie werkelijk beeft van geluk. Maar we weten niet precies waarom, en we weten ook niet wat we ervan moeten vinden, want de bovenstaande mijmeringen geven hun raadsel niet prijs en komen voor de lezer zeer onverwacht. Het sidderende geluk lijkt bovendien gevoed te worden door een peilloze angst. Voorts zien we dat Nagel vrij kort na deze dubbelzinnige mijmeringen al weer neerslachtig en sarcastisch is gestemd. Bovendien heeft hij verderop in de roman (dus een aantal dagen na dit voorval) zijn zo ontroerende geloof in de door het hemelse blauw dobberende boot ineens helemaal verloren: “Maar is niet alles komedie en bluf en bedrog? Natuurlijk, natuurlijk, alles is bedrog. Kamma en Minuut en alle mensen en de liefde en het leven zijn bedrog, alles wat ik zie en hoor en voel is bedrog, ja, zelfs het blauw van de hemel is ozon, vergif, een sluipend gif….. En als de lucht helder blauw is, dan dobber ik daarboven zachtjes rond, laat mijn boot voortkabbelen in blauw, verraderlijk ozon.” Wat overigens onverlet laat dat hij nog weer later toch zichzelf poogt om te brengen, meerdere malen zelfs. En ook dat gaat weer gepaard met een onvoorspelbaar grillig parcours vol van stemmingswisselingen, volkomen onverwachte gedragingen en gedragsveranderingen, innerlijke tegenspraken, en meer. Want zo gaat dat bij Nagel steeds.

Onopgelost mysterie
Het paradoxale mysterie Johan Nilsen Nagel staart ons kortom een hele roman lang onopgelost aan. En juist dat vind ik ongelofelijk opwindend. We krijgen geen herkenbaar personage voorgeschoteld, maar een volkomen uniek individu in al zijn onaangepaste irrationaliteit, met al zijn grilligheid en innerlijke tegenspraken. Een individu dat naar mijn idee even meeslepend in gevecht is met zijn innerlijke demonen als Raskolnikov uit Dostojevski’s Misdaad en straf. Maar Hamsuns stijlpalet is gevarieerder dan dat van Dostojevski. Hij is naar mijn smaak bijna net zo geweldig als Dostojevski in het beschrijven van intense wanhoop, afgrondige gevoelens van zinloosheid, nijpende existentiële angst voor de leegte en vertwijfelde innerlijke tegenspraken. Maar hij is daarnaast ook nog eens steengoed in passages vol lyrische vervoering, ongeremde vreugde, pantheïstische extase en/of sprookjesachtige poëzie. Daardoor is het mysterie van deze roman en deze hoofdpersoon niet alleen onoplosbaar, maar ook onuitputtelijk rijk. Misschien dringt mijn held Dostojevski nog dieper door in de peilloze en bodemloze mysteries van ons bestaan. Maar Hamsun dringt volgens mij weer dieper door in de grillige, veranderlijke en chaotische psychologie van het individu. En dat is voor mij zonder meer een verbluffende ontdekking.

Kortom, met Hamsun ben ik nog niet klaar. En gelukkig: bij uitgeverij Oevers schijnen er nog meer Hamsun-vertalingen op komst te zijn, terwijl ik nog eens niet alle al vertaalde Hamsuns heb gelezen. Dus ik weet wat mij te doen staat!

Eerder verschenen op Hebban

Boekenkrant

Boeken van deze Auteur:

Onder de herfstster

Victoria

Auteur:
Knut Hamsun
Categorie(ën):
Literatuur