"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Niets verlaat de tijd

Dinsdag, 28 februari, 2023

Geschreven door: Luc Vandromme
Artikel door: Jan Stoel

Je draagt het verleden mee in jezelf

[Recensie] Luc Vandromme (1961), pedagoog, schrijver, beeldend kunstenaar en jazz-singer, heeft met Niets verlaat de tijd een indrukwekkende familiekroniek geschreven, die zo’n twee eeuwen omvat. Familiekronieken kun je scharen onder literaire non-fictie. Een prachtig voorbeeld van zo’n kroniek is De stamhouder (2014) van Alexander Münninghoff. Onlangs was er op de Nederlandse televisie een serie te zien die gebaseerd was op Münninghoffs verhaal. Daar waar Münninghoff aan het werk ging toen hij schoenendozen vond met daarin documenten die de verhalen die er binnen de familie de ronde deden met bewijs staafden, is Vandromme aan het werk gegaan toen zijn vader nog leefde en zijn moeder haar levensverhaal op papier zette.

Episch verhaal
Het is een episch verhaal geworden waarin het om meer gaat dan het louter optekenen van de levensgeschiedenis van de negen familieleden die in Niets verlaat de tijd aan het woord komen. Het is de gelaagdheid die zo aanspreekt. Het gaat onder meer over de werking van het geheugen. Je kunt beter spreken van ‘postmemory’. Er is immers een groot verschil tussen de herinnering aan wat gebeurd is én de herinnering zoals die verteld wordt. En hoe langer het geleden is dat iemand leefde des te minder volledig zijn die herinneringen. Dan ga je feiten met fictie vermengen. Zo zie dat de eerste drie delen van Niets verlaat de tijd geringer van omvang zijn, simpelweg omdat minder vaststaat en herinneringen verloren zijn gegaan.

Levensverhalen
Vandromme hanteert het ik-perspectief bij de negen levensverhalen en kiest daarvoor de monoloog. Ieder personage vertelt zijn verhaal vanuit zijn, een eenmaal vanuit haar, perspectief. Daardoor word je meteen betrokken bij het verhaal. Maar er is nog iets anders. Je merkt meteen dat Luc Vandromme die verhalen niet zomaar vertelt, maar op zoek is naar zijn ‘roots.’ Hij schildert trefzeker hun leven, geeft de personages hun eigen stem, portretteert ze met hun eigenaardigheden, hun durf, ondernemerschap, laat hun kwetsbaarheid en emoties zien. In feite maakt hij iconische schilderijen in woorden van zijn voorouders. Het zijn gewone mensen. Dat is krachtig, want het vergroot de herkenbaarheid. Een andere laag die in het verhaal zit is dat je meegenomen wordt in de Europese geschiedenis en de invloed daarvan op het dagelijks leven. Het verhaal speelt zich hoofdzakelijk in West-Vlaanderen af, maar eigenlijk gaat het om een universeel (familie)verhaal, is het een verhaal over hoe we geworden zijn tot wie we zijn.

Wie ben ik? Van waar kom ik? Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben? Welke sporen zijn er bij mijn voorouders te vinden? Het is die queeste die Vandromme onderneemt om zo tot inzicht te komen. En Vandromme schiet raak, net zoals zijn vader Remi bij de schiettent op de Paasfoor met zijn kersverse verloofde Jenny in 1951. Zie de foto op de cover. “Onmiddellijk flitst de lamp. Samen staan we op de foto. […] Iedereen mag ons zien.”

Ons Amsterdam

Verbeelding
Het verhaal begint in Pommeren bij Johan Christiaen Kraczyck die in 1799 geboren is, iets misdaan heeft en op de vlucht slaat, als landrot op een boot aanmonstert en in 1826 op weg gaat naar een nieuwe toekomst en via Lübeck (“deze stad ligt te dicht bij mijn oorsprong. Te dicht bij mijn misdaden. Ik moet een laatste overtocht maken”) en uiteindelijk via een schip dat slaven vervoert in Brugge aankomt. Hij neemt zich voor voortaan het goede pad te bewandelen en verandert zijn naam in Johannes Christiaen Godefridus Warnitz. In 1826 wordt Jules Dolphens geboren. Dit deel wordt verteld vanuit het perspectief van de zesjarige Jules. Zijn moeder Marie-Thérèse was de schande van de familie, op straat gezet toen ze ongewenst zwanger werd en als prostituée de kost moet verdienen. “Ze heeft duizend namen. Alle inwisselbaar. Vloeibaar. Ze vormen zich naar de lijven achter het gordijn” en daartegenover staat de beleving van Jules: “Mama is lief en zacht. En mooi. Ze ruikt lekker. Naar glanzende haren en geschenkjes die sommige van haar beste vrienden achterlaten. Ik mis geen vader, mannen genoeg.” En dan deze metafoor: “Zijn mama en ik een eiland? Soms droom ik dat we een ander eiland ontmoeten om samen een echt land te vormen.” In deze zin voel je de hunkering naar geborgenheid, zekerheid. Vandromme strooit met dit soort zinnen in de hele kroniek en prikkelt zo je verbeelding. Show, don’t tell in optima forma. Terloops raakt hij iets van zichzelf aan. Zo was de vader van Thérèse was cabaretier, zijn moeder Jenny hield van theater; Vandromme is zelf jazz-zanger en performer. Veel ooms waren timmerman, zijn grootvader Modeste schilderde: Vandromme is kunstenaar. Eugène Warnitz had graag gestudeerd en wordt ‘de geletterde’ genoemd. Een verwijzing naar het schrijverschap van Luc Vandromme?

Geschiedenis
Het zijn de familieanekdotes die het verhaal kleuren tegen de achtergrond van de geschiedenis (de Eerste en Tweede Wereldoorlog), Arbeiteinsatz, de Vlaamse Beweging met Joris Van Severen. het ‘domhouden’ van de Vlamingen, het standsverschil tussen arbeiders en boeren, stad en platteland, migratie, het keihard werken in de vlasteelt, de pogingen om vooruit te komen in het leven, de rol van het geloof (“wat deed hun wierook tegen de kogels en kanonnen”), het fout zijn in de oorlog met alle consequenties voor een gezin, de frustratie van het op de rit hebben van je leven en dan door de beurskrach van 1929 weer alles kwijt te zijn. Ook de passie van verliefd zijn, het streven naar vrijheid en erkenning komen aan de orde. Altijd is er dat doorzettingsvermogen, familieleden die elkaar helpen, de flexibiliteit, je talent gebruiken om verder te komen. Er zit zoveel herkenbaars in Niets verlaat de tijd. Ik denk aan de tradities (processies, de Eerste Communie, maar ook aan een limonademerk Puckolo). Het meandert allemaal door het verhaal.

Vandromme weet de negen verhalen knap met elkaar te verbinden. Het culmineert in het laatste deel, met als titel ‘De keppe’ (dat is in West-Vlaanderen een koosnaampje voor een kind) Daarin speelt de negenjarige Luc zelf de hoofdrol. “Ik zal leven. Overvloedig. En of ik de rest er graag bijneem.” In de eerste klas zie je al zijn kunstenaarsblik als hij het over zijn juffrouw Bernadette heeft. “Ze is vloeibaar. Omdat het licht in de klas stroomt. Donker met helle stroken. Als een verwarrende clair-obscur die de andere kinderen toedekt.”

Foto’s
De auteur weet de spanning in zijn verhaal goed vast te houden, weet te ontroeren. De foto’s uit zijn familiearchief geven extra charme en diepte aan het boek. De taalliefhebbers komen ruimschoots aan hun trekken. Vaak gebruikt hij de ‘drieslag’, (of een vierslag) een opsomming van drie (of vier) dingen om iets extra kracht bij te zetten en de tekst te versterken: “Mijn benen willen mee met mijn gedachten. Daar op straat. Rennen. Springen. Schoppen tegen wat los zit. Slaan met de deuren.” Tegenstellingen zorgen ervoor dat beelden nog sterker worden. In een luttele zin kan hij een karakter neerzetten. En zijn taalgebruik is plastisch: “De herfst glibbert. De bladeren rillen aan hun takken en vallen bijzonder vroeg;” “ze schrijft zoals ze denkt, zonder punten en komma’s. Als een waterval van woorden die ontspringt en ineens stilvalt.”

Vandromme kruipt in het hoofd van de personages die hij portretteert. Dat doet hij in de ik-vorm. De lezer kijkt door hun ogen naar de wereld. Maar al die ikken zijn in feite allemaal deeltjes van Vandromme zelf: Niets verlaat de tijd immers. En daarmee is zijn queeste voltooid. Het is wachten op een toneelstuk van dit prachtige verhaal! Iets voor Luc Vandromme?

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Boeken van deze Auteur: