"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Onze oom

Zaterdag, 6 december, 2008

Geschreven door: Arnon Grunberg
Artikel door: Matthijs Ponte

Dode tongen

Een tragedie volgens Arnon Grunberg heeft geen orakel nodig om de lezer vanaf de eerste zin te overtuigen van het feit dat het met zijn helden noodlottig zal aflopen. Onze oom lijkt op deze wetmatigheid lange tijd geen uitzondering te vormen. Het is een boek over de oorlog en het onrecht, de corruptie en het plichtsbesef. Maar het is ook een boek over een meisje dat noodgedwongen opgroeit als een passieve migrant, om zichzelf te ontwikkelen tot een succesvolle wapenhandelaar. Grunbergs nieuwste is een complexe roman met een zware morele lading.

Grunberg introduceert zijn hoofdpersoon, het meisje Lina Sinana Huanca, als ze oog in oog staat met de moordenaar van haar ouders, en bovendien haar nieuwe adoptievader, Anthony alias ‘de majoor’. Er is een burgeroorlog: rebellen hebben onder leiding van de obscure ‘De Dirigent’ de wapens opgepakt om de onrechtvaardige verdeling van geld en macht in het land te bestrijden. Majoor Anthony spoort rebellen op, arresteert ze en levert ze af op de plek waar ze verhoord zullen worden.

Bij de ouders van Lina, eveneens vermeende rebellen, loopt dat plan uit de hand, en wanneer hij het kersverse weesje met de lange vlechten aantreft, beseft hij dat zij de vervolmaking van zijn leven is. Anthony is lichamelijk namelijk niet in staat zijn labiele vrouw te geven wat ze zo vurig wenst: een kind. Om deze lacune op te vullen zal hij Lina meenemen en aan zijn vrouw schenken. Voortaan zal hij alles hebben waar een mens van mag dromen: een respectabele baan, een vrouw, een eigen zwembad én een kind.

Met deze redelijk absurde opening is de toon van de roman gezet. Het meisje laat zich meevoeren naar het huis van de majoor, onwillig, maar in de overtuiging dat als ze zich maar netjes zal gedragen, haar ouders zich spoedig weer zullen melden en haar situatie daarmee zal normaliseren. Dat blijkt echter te optimistisch. De vrouw van de majoor lijkt weliswaar niet van zins Lina als haar dochter te accepteren, evenmin keren haar ouders terug om haar op te komen halen. Ook Anthony verloopt het allemaal minder voortvarend dan verwacht. Zijn vrouw aanvaart de vrucht niet die niet in haar heeft kunnen groeien, maar bovendien heeft hij voor het eerst in zijn leven de wetten van zijn land geschonden. Tot overmaat van ramp is hij het pispaaltje van het leger geworden. Men lacht hem recht in het gezicht uit: hoe zouden ze de oorlog kunnen winnen met iemand die niet eerst zijn eigen oorlog thuis kan bezweren, die niet eens in staat blijkt te zijn zijn eigen labiele vrouw te bezwangeren en onder de duim te houden.

Anthony en Lina nemen vervolgens allebei hun maatregelen om de zaken ten goede te keren. Anthony meldt zich vrijwillig aan bij de legerleiding om zijn goede wil te tonen in de uitvoering van een gevaarlijke, volstrekt heilloze missie. En als hij niet terugkeert, besluit Lina vervolgens zelf op zoek te gaan naar haar ouders. Beiden falen in hun missie, simpelweg omdat de voorwaarden voor slagen – levende ouders, capabele medestrijders – afwezig zijn.

Grunbergs hoofdpersonen vertonen grote overeenkomsten met personages uit zijn recentere romans. Anthony is, zoals Hofmeester in Tirza, een plichtsgetrouwe, strikte man, die zichzelf ten doel stelt een respectabel leven te leiden, in weelde, met vrouw en kinderen gelukkig aan zijn zij. Een beetje een onnozelaar ook, zich niet bewust van de loer die het door hem zo gerespecteerde systeem hem aan het draaien is.

En Lina verklaart zichzelf dood vanaf het moment dat ze haar naam en die van haar ouders aantreft in de krant in een lijst namen van afgevoerde en vermoorde rebellen. Vanaf dat moment leeft ze in een soort apathisch postmortem, illusie- en lusteloos. Elke hoop is gevaren, maar ze is ook onaantastbaar geworden: wie reeds dood is kan niets gebeuren. Al deze en soortgelijke motieven troffen we ook aan in de rücksichtloze ‘ontmaskeraar van illusies’ Beck, hoofdpersoon in De asielzoeker uit 2003.

Ook Lina komt overigens in een ‘niemandsland’ terecht, zoals Beck zich steeds in niemandslanden ophield. Voor Lina is dat een rebellendorp, onaantastbaar voor het leger, waar niets gebeurt en ze haar na haar kinderlijke omzwervingen op zoek naar haar ouders heen hebben gebracht. Het is een dorp ergens in de bergen, waar eigenlijk ‘iedereen dood is’, zoals de rebellenleider (‘De Dirigent’) haar verklaart, vlak voor hij met kracht zijn eigen dode tong tegen de hare aanwurmt.

De Dirigent doet dat ten overstaan van ‘Onze oom’, de pop die zich midden in de goudmijn vlak bij het dorp bevindt en die door de rebellen wordt geëerd als heerser over leven en dood. Lina voelt een sterke verwantschap met Onze oom. Ze brengt hem dagelijks offers, in de vorm van drank en sigaretten. Alleen zingend en alleen bij Onze oom komt Lina tot rust.

Als heerser over leven en dood zal ook Lina ooit zegevieren. Ze zal zich, nadat ze nu door De Dirigent is meegenomen naar zijn woning om een tijdlang in het gezelschap van hem en zijn vrouw te leven, ontpoppen als een talentvol schutter en later als een succesvolle wapenhandelaar. En het is mijns inziens (pas) in dit gegeven dat Grunberg conceptueel en inhoudelijk iets laat zien dat hij nog niet eerder zo duidelijk heeft laten zien in zijn personages: dat degene die voorbij de hoop, maar ook voorbij het nihilisme, zelfs voorbij de dood is, uiteindelijk overwint. Ook Beck was een heel eind op weg in deze richting. Ook hij toonde zich meester over en voorbij aan de illusies van het klootjesvolk, ook hij had zich ontworstelt aan elke vorm van hoop en troost. Maar voor hem was het resultaat de razernij.

Lina wordt niet gek, Lina gaat heersen. Lina heeft de afgrond reeds gezien en heeft die overwonnen. Ze heeft het onrecht gezien, maar heeft zich niet laten verleiden tot een strikte morele houding daartoe. Lina is, kortom, om met Nietzsche te spreken, ‘voorbij goed en kwaad’. Grunberg weet dat in Onze oom krachtig neer te zetten. Zijn personages waren nooit eerder zo levend en geloofwaardig. Het korte, snelle proza, doorspekt met one-liners en aforismen, dat we kennen uit Grunbergs eerdere romans heeft hier en daar plaats gemaakt voor rustiger en ingetogener proza, en dat werkt. In het verslag van de missie van majoor Anthony wordt de lezer langzaam en beheerst ingeleid in de uitzichtloosheid en fatalistische schoonheid die hem en zijn manschappen beheerst. Grunberg staat bovendien meer complexiteit toe in Onze oom. Hij neemt de tijd voor meerdere perspectieven en voor een veelheid aan personages dat zich, aan welke kant van het politieke spectrum ze ook staan, geconfronteerd ziet met soortgelijke dilemma’s en vraagstellingen. En voor het eerst permitteert Grunberg het zich een overwinnaar aan te wijzen. Iemand die zich boven de partijen weet te positioneren en haar onafhankelijkheid lijkt te bereiken.

Van Grunberg als schrijver wordt gezegd dat hij een hernieuwd engagement laat zien. In zijn dagelijks leven trekt hij over de wereld, bezoekt hij oorlogsgebieden en doet daar verslag van. In zijn columns, zijn recensies en op zijn weblog laat hij zich ondermeer uit over politieke en maatschappelijke kwesties. Ook deze roman kent een sterke morele bodem. En hij is hierin explicieter dan in zijn eerdere werk. Hij lijkt niet alleen inhoudelijk en stilistisch meer te durven dan voorheen, maar toont ook dat hij het aankan. Dat is goed nieuws, verdomd goed nieuws voor literatuurminnend Nederland.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.