"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: Oorlog

Zondag, 14 april, 2024

Geschreven door: Louis-Ferdinand Céline
Artikel door: Nico Voskamp

Plastische oorlogsherinneringen

Bij de connaisseurs ging een gedempt gejuich op, toen in 2021 bekend werd dat van Louis-Ferdinand Céline vier manuscripten werden herontdekt. Deze waren geschreven in de jaren tussen zijn twee bekendste boeken: Dood op krediet en Reis naar het einde van de nacht.

Céline werd door deze twee romans een instant grote naam in de wereldliteratuur, maar door zijn openlijke antisemitisme en de reacties die dat opriep, verdween hij een aantal jaren van de literatuurradar. ‘Oorlog’ is het eerste van de vier gevonden manuscripten die in Nederlandse vertaling verschijnt. Wie Reis naar het einde van de nacht en het boude, schokkende taalgebruik daarin kent, kan al vermoeden hoe de toon van dit ‘nieuwe’  manuscript zal zijn. Nam hij in de Reis… absoluut geen blad voor de mond; in Oorlog doet hij er met leesbaar plezier nog paar schepjes bovenop. Het verhaal is geschreven rond 1934, tijdens de Grote Oorlog aan weerszijden van de Frans-Belgische grens. Het is niet duidelijk hoeveel van het verhaal autobiografisch en hoeveel fictie is, maar de mix is zeer effectief.

Zware verwondingen
Het verhaal begint zonder omhaal: Brigadier Fernidand heeft op het slagveld zware verwondingen opgelopen en wij lezers treffen hem als hij recupereert in het ziekenhuis van Peurdu-sur-la-Lys.

“Links zat m’n hele oor met bloed aan de grond vastgekleefd, m’n mond ook. Tussen oor en mond was het een gigantisch lawaai. In dat lawaai heb ik geslapen en daarna heeft het geregend, een echt plensregen. Kersuzon naast mij lag loodzwaar strakgespannen onder water. Ik bewoog een arm naar zijn lichaam. Ik raakte hem aan. De andere ging niet meer. Waar de andere arm was wist ik niet. Hij was heel hoog de lucht in gegaan, hij tolde door de ruimte en daarna kwam hij naar beneden, trekkend aan m’n schouder, wrikkend in het rauwe vlees. Daardoor brulde ik er telkens flink op los en daarna was het nog erger. Later lukte het om minder lawaai te maken, nog steeds met dat schreeuwen van mij, dan die verschrikkelijke herrie waardoor m’n hoofd, m’n binnenste kapot werd gebeukt als door een trein. Je verzetten had geen enkele zin. Voor het eerst in die bagger vol fluitend langsschietende granaten heb ik toen geslapen, in alle lawaai dat je je voor moet stellen, zonder dat ik helemaal buiten bewustzijn raakt, oftewel al met al in een staat van verschrikking…”

Boekenkrant

We herkennen de recht-voor-zijn-raap stijl: bruut en schokkend als in Reis naar het einde van de nacht, maar dan bruter en schokkender. Dat past uitstekend bij het thema oorlog, waar uiteindelijk deze roman van doortrokken is.

De gruwelijkste details komen voorbij, we voelen lijfelijk met de patiënt mee als zijn hoofd één harde fluittoon is, als hij zijn niet meer goed werkende been met zich mee sleept, als hij zwetend wakker schrikt uit een loopgraaf die een bed blijkt te zijn, als hij uitgeblust in een leunstoel hangt. En het werkt: wij lezers worden ook het slagveld op gejaagd, moeten duiken voor laagvliegende bommen, staan tot onze knieën in een met ijskoud water gevulde loopgraaf.

Geestelijk onherstelbaar beschadigd
Zo brengt Céline de zichtbare kant van de oorlog tot leven. Voor de onzichtbare kant gebruikt hij het gedrag van de langzaam opknappende soldaat. Fysiek herstelt die min of meer, maar geestelijk is hij onherstelbaar beschadigd. Een bijeffect van die oorlogstrauma’s is, dat het ook de verpleegsters aantast: ze doen onuitsprekelijke/seksuele dingen met de weerloze patiënten. En dan zijn we pas op eenderde van de roman.

Die andere tweederde laat ik graag aan u, liefhebber. Zie het als een onstuimige, onverwachte bonus van een verloren gewaande oom.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Een helse oorlog (Eerste Wereldoorlog) vanuit de binnenkant van je schedel beleven? Dat gaat vanzelf bij dit boek.