"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie: De tedere verteller

Maandag, 2 oktober, 2023

Geschreven door: Olga Tokarczuk
Artikel door: Nico van der Sijde

Inspirerende lezingen van een inspirerende schrijver

Toen de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk de Nobelprijs 2018 won dacht ik wel even: “Shit, nou krijgt de geniale Poolse maestro Mysliwski hem dus nooit meer”. Maar ik was tegelijk ook blij. Want ik hou erg van Tokarczuks fantasievolle boeken. Vooral van het met niets vergelijkbare De rustelozen, maar ook van het sprookjesachtige Oer, en van De Jabobsboeken dat door de Nobelprijsjury zo werd geroemd. Dus genoot ik behoorlijk van De tedere verteller, een verzameling van essayistische lezingen, inclusief haar mooie dankrede voor de Nobelprijs. Al die lezingen zijn inspirerend origineel, net als haar romans. Ze werpen vaak een intrigerend nieuw licht op haar eigen boeken, zonder die boeken daarmee van hun zo plezierige raadselachtigheid te beroven. Integendeel zelfs: de lezingen laten juist adembenemend fraai zien hoe Tokarczuks eigen personages, vertellers en motieven ook haarzelf steeds verrasten, en afkomstig lijken uit raadselachtige tussengebieden die zij niet kan of wil doorgronden. De lezingen vergroten de raadselachtigheid van Tokarczuks toch al zo raadselachtige boeken dus nog aanzienlijk. En ze bevatten bovendien een heerlijk gloedvol pleidooi voor de literatuur, en voor het unieke vermogen van fantasievolle en niet-realistische literatuur om recht te doen aan de grillige complexiteit van onszelf en de wereld.

Fictie
Literatuur is fictie, zo benadrukt Tokarczuk, en in haar geval is het zelfs fictie die bewust de grenzen van ons voorstellingsvermogen opzoekt. Fictie dus die eerder het mythische zoekt dan het waarschijnlijke, eerder het magisch- realistische dan het feitelijke, eerder de grillige zijsprong in het onbekende dan de bekende lijn van A naar B, eerder de onbeschrijfbare tussengebieden vol veelvormigheid dan de klip en klare eenvormigheid. Tokarczuk houdt dan ook niet van ‘waargebeurde’ of ‘authentiek ogende’ mainstream-verhalen met een klare lijn, en al helemaal niet van lezers die zich bij literatuur steeds afvragen of de gebeurtenissen echt zijn gebeurd en de gevoelens echt zijn gevoeld. “Want het stellen van die vraag betekent dat we het vermogen om te spelen met verschillende werelden hebben verloren, het balanceren op de grens tussen wat is en wat zou kunnen zijn, wat nog niet gebeurd is en wat niet bestaat; we verliezen het ongewoon belangrijke en creatief, kwikzilverachtig beweeglijke, mercurialische deel van onze psyche – dat element dat een diepmenselijk vermogen is, dat ons in staat stelt alternatieve werelden te scheppen en levens van andere mensen te leven. Het stelt ons ook in staat de toekomst te vormen, die op de proef te stellen en het brengt ons heel goed in verbinding met de ander, het leert ons empathie en het toont hoeveel we op elkaar lijken en tegelijkertijd niet op elkaar lijken. Mensen die romans lezen zijn iets ‘groter’, hebben een ruimere kennis, want ze hebben de levens van andere mensen geleefd, zij het tijdelijk”. Fictie verruimt je wereld enorm, juist door zich niet te houden aan het waargebeurde, het feitelijke, het conventionele, het bekende, het makkelijk voorstelbare. Want het verstoort onze geordende blik op de wereld, waarin alles min of meer in ordelijke vakjes past. Immers, “In de literatuur gaat het er juist om om de gehele ervaring over te dragen en niet alleen de feiten. Het is een spel van verschillende werelden en mogelijkheden, een geweldige goocheltruc die de adem in je borst doet stokken, die onze keurige en pragmatische orde, onze indeling in ‘van hier naar daar’, de zorgvuldig in de laatjes van ons brein opgeslagen inhoud onderuithaalt en ongeldig verklaart”.

Illusie
De wereld, zo zegt Tokarzcuk, is te complex, veelvormig en veranderlijk om in hokjes of laatjes te passen. Zo ook ons eigen ik: “Er zijn filosofen en psychologen voor wie er geen werkelijk diep ‘ik’ bestaat. Het is slechts een illusie. Er zijn zoveel ‘ikken’ als er beelden, archetypen en gebeurtenissen om ons heen zijn. ‘Ik’ is een stroom van gewaarwordingen die zich ophopen op de chaotische steiger van ons temperament en van fundamentele eigenschappen, als afval aan een tak in een stromende rivier. In plaats van die illusie van op zichzelf staan en heelheid bestaat er een flakkerende veelheid in ons, een oneindig potentieel dat we niet tot het einde van ons leven kunnen benutten of realiseren. Deze natuurlijke veelzijdigheid en veelvormigheid van de psyche en haar neiging tot fantaseren of dromen over allerhande denkbeeldige personages hoeven ons niet te verontrusten […] Het is eerder een bewijs van onze onlosmakelijke en praktisch oneindige banden met de rest van de wereld”. En precies die veelvormigheid van ik en wereld vragen om de veelvormigheid van literatuur. Althans, de zo fantasievolle literatuur waar Tokarczuk zelf van houdt: ze noemt niet voor niets vaak de grillig- barokke verhalen van haar – en ook mijn- favoriet Bruno Schulz. En die veelvormigheid kenmerkt zeer zeker ook de zo originele literatuur die Tokarczuk zelf schrijft. Waarin ze bewust kiest voor personages of vertellers die als een soort geest kunnen ontsnappen aan de gebruikelijke grenzen van ruimte en tijd, wat totaal ongebruikelijke perspectieven oplevert en gans andere mogelijke verbanden dan die wij in onze wereld menen te zien. Of voor outsiders die de wereld op een volkomen excentrieke manier bekijken, simpelweg omdat ze “het ‘centrische’ gezichtspunt, de platgetreden paden van ons denken en handelen, verlaten en […] verder gaan dan de ons welbekende ruimte met haar gemeenschappelijk overeengekomen denkpatronen, rituelen en gevestigde wereldbeschouwingen”. Op die manier ervaart de schrijver vele verrassende ikken en werelden terwijl zij schrijft, en verruimt de lezer de veelvormigheid van zijn ik en zijn wereld vele maken terwijl zij leest. En over beide verruimende ervaringen heeft Tokarczuk veel meeslepende inzichten te melden, want zij is een gepassioneerde schrijver en een minstens zo gepassioneerde lezer.

Tokarczuk en haar personages nemen dus totaal geen genoegen met de wereld zoals die is, en al helemaal niet met de gebruikelijke manieren om zin aan die wereld te geven. In Tokarzcuks roman De Jacobsboeken is bijvoorbeeld grote aandacht voor een gnostisch denker die, met zijn totaal ketterse theologische denkbeelden, alle zogenaamde vaste werkelijkheden en alle zingevende verhalen volkomen ondermijnt. Dat betekent een opstand tegen alles, een subversieve ondergraving van elke orde: “De les van de Messias wordt de ondermijning van alle ordenende beginselen van de wereld, de Grote Transgressie en de Grote Subversie. Alles wat we vanzelfsprekend achten wordt op zijn kop gezet. Wat goed is, kan slecht blijken te zijn. Wat wij slecht vinden, kan toch goed blijken te zijn en kan een andere, diepere zin onthullen. De wereld is veel complexer dan wij denken en inschatten met onze lompe zintuigen. De eenvoudige tweedelingen man- vrouw, dag- nacht, hier- daar zullen komen te vervallen. De verloste wereld zal de wereld van het ertussenin zijn. In dat systeem is het de taak van de mens om in opstand te komen en het oneens te zijn met de wereld zoals ze is. Volledig het tegenovergestelde van wat er bijvoorbeeld in het katholicisme of de orthodoxe kerk gebeurt. In afwachting van de komst van de Messias moet de mens nu al de wereldorde ter discussie stellen, die zien als een systeem dat geschapen is door een demiurg om ons te knechten. Het ter discussie stellen van de meest vanzelfsprekende zaken wordt de plicht van de gelovige, zelfs als dat innerlijk verzet en afschuw opwekt. Het geloof is een grote opdracht om de wereld het hoofd te bieden”. En precies die zo subversieve opdracht kenmerkt niet alleen het ketterse en gnostische geloof, maar, volgens Tokarczuk, ook de literatuur. Want ook daarin moet elke binaire tegenstelling en elke stellige definitie ondergraven worden, zodat we voortdurend in het ‘ertussenin’ vertoeven: niet in het grijpbare of- of, maar in het onbeslisbare noch dit, noch dat.

Boekenkrant

Protest
Het subversieve protest dat Tokarczuk omarmt is vol van onrust over de moderne tijd en de tegenwoordige wereld. Onrust over de moderne media, die alles afplatten tot soundbites en versimpelde hapklare brokken. Onrust ook over de oorlog in de Oekraïne. Over de klimaatverandering en de uitputting van onze kwetsbare planeet. Over de al te eendimensionale complottheorieën, over mensenleed en dierenleed, over populistische politiek. En over nog veel meer. Die onrust verwoordt ze eloquent. Maar haar pleidooi voor fictie is nog veel eloquenter, en buitengewoon inspirerend. En wat ze over haar eigen boeken vertelt is minstens zo intrigerend. Ik weet kortom nu nog beter dan eerst waarom ik zelf zou houd van fantasievolle en enigszins aparte literatuur. Ook weet ik nu nog beter waarom ik Tokarczuk graag lees. Misschien ga ik een paar van haar vroegere boeken herlezen. En ik zie reikhalzend naar haar nieuwe roman Empusion, die binnenkort verschijnt.

Ook verschenen op Hebban