"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie geschiedenis & economie: We weten hoe het moet

Zondag, 4 februari, 2024

Geschreven door: Annette Kehnel
Artikel door: Rijkert Knoppers

Duurzaam in de Middeleeuwen

Wie op internet gaat zoeken naar de definitie van duurzame ontwikkeling komt al snel uit bij het IUCN-rapport uit 1987, ofwel het Brundtland-rapport, genoemd naar de Noorse ex-premier Gro Harlem Brundtland. Sinds die tijd staat het begrip duurzaamheid hoog op de internationale agenda, en vormt het een belangrijk uitgangspunt bij milieuvraagstukken en kwesties rond economische ontwikkelingen.

Circulaire economie
Zouden er echter veel mensen zijn, die zich realiseren dat het begrip duurzaamheid een veel langere  geschiedenis heeft? Zou het algemeen bekend zijn dat zelfs in de middeleeuwen het al de gewoonte was om hulpbronnen duurzaam te exploiteren? Dat in die tijd ruilhandel gebruikelijk was en dat de circulaire economie algemeen gangbaar was? Tenminste, dit is wat Annette Kehnel, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de universiteit Mannheim aan de hand van een groot aantal praktijkvoorbeelden duidelijk probeert te maken. In haar onlangs vertaalde boek stelt zij dat de afgelopen tweeduizend jaar het collectief gebruik van hulpbronnen de gewoonste zaak van de wereld was. Als voorbeeld noemt zij de kloostergemeenschappen, waar het zeer gangbaar was dat er geen privébezit bestond, iedereen deelde alles met elkaar. Maar ging het hier om een streven naar duurzaamheid of was het gewoon een vorm van economisch handelen? Overigens was het uitgangspunt van een economische zelfvoorziening lang niet altijd bereikbaar, relativeert Kehnel, wie bijvoorbeeld ijzer nodig had voor het maken van gereedschap moest daarvoor naar de markt, op dit terrein viel onderling niets te verdelen.

Het begrip afval
Maar zelfs al zou er in de kloosters een hoge mate van duurzaamheid zijn, wat zegt dat in feite over de gehele Europese samenleving? Hoe was de situatie buiten de poorten van de kloosters, ruilde iedereen daar ook onderling spullen? Kehnel lijkt haar overigens vlot geschreven betoog vooral te baseren op enkele incidentele voorbeelden. In een hoofdstuk over het leven in vrouwengemeenschappen in België concludeert ze bijvoorbeeld zonder enige nadere toelichting dat de bevolking het goed had. Hoe kwam dat dan? Door de ruilhandel? Eerder had de historica zonder onderbouwing beweerd dat het begrip afval in de premoderne tijd niet zou voorkomen. ‘De circulaire economie was de enige die bestond, hergebruik was vanzelfsprekend, tweedehands goederen domineerde de markt, gerecyclede producten waren de norm.’ Hoe is dan te verklaren dat, zoals bijvoorbeeld op internet is te lezen, de Romeinen in het begin van de jaarwisseling hun afval uit het raam op straat gooiden, terwijl er in die tijd ook al afvalstortplaatsen waren? En menselijk afval, in de vorm van urine en feces? Waren er in de Middeleeuwen geen open goten voor het afvoeren van dit afval? “De ondraaglijke stank van stadsvervuiling was eeuwenlang een alledaags verschijnsel in de hele wereld,” schrijft Adam Markham in zijn boek A brief history of pollution. En hij noemt ter illustratie dat Jonathan Swift in 1711 een klaagzang publiceerde over de walgelijke mix van afval dat tijdens regenbuien uit de Londense riolering sijpelde. Als dat volgens Kehnel geen afval is, hoe zou je die derrie dan willen omschrijven?

Tabellen?
Een  ander voorbeeld van een onduidelijke redenering betreft het voorbeeld van een gezin in Neurenberg, dat omstreeks het jaar 1496 jaarlijks tussen 29 en 31 gulden aan maaltijden zou betalen, een orgelbouwer in dezelfde stad was overigens in 1448/1449 jaarlijks 31,5 gulden kwijt aan maaltijden en wijn. Leuke informatie, maar hoe liggen deze cijfers in andere Europese steden? Zijn er geen tabellen beschikbaar? En wat is de relevantie? Verderop zal ze schrijven over de eerste verbrandingsmotor, die in 1876 het licht zag. In 1888 maakte Bertha Benz haar legendarische tocht met de Benz Patent-Motorwagen Nr. 3 van Mannheim naar Pforzheim. Maar hoe kan Kehnel nu serieus beweren dat sindsdien de verbrandingsmotor niet verbeterd zou zijn? Is de invoer van loodhoudende benzine, enkele jaren geleden, haar dan ontgaan?
Het boek bevat tal van dit soort vaagheden. Jaartallen ontbreken vaak, plaatsaanduidingen zijn onduidelijk en ze trekt regelmatig universele conclusies aan de hand van een enkel voorbeeld. Gelukkig heeft Kernhel zich enigszins ingedekt, door in een eerste hoofdstuk te schrijven dat je niet alles hoeft te geloven wat er in dit boek staat. “Het is genoeg als je nieuwsgierig wordt en wordt aangezet tot nadenken.” Vanuit een dergelijk uitgangspunt kan iedereen wel een historisch verhaal verzinnen, de lezer vermaakt zich kennelijk toch wel. Wat een gemiste kans om de geschiedenis van duurzaamheid serieus en goed onderbouwd in beeld te brengen!

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Heaven